ECLI:NL:RBNNE:2018:4194

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 oktober 2018
Publicatiedatum
19 oktober 2018
Zaaknummer
18/830008-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in strafzaak met betrekking tot het voorhanden hebben van een wapen en het helpen van een verdachte in het ontkomen aan justitie

Op 19 oktober 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het opzettelijk helpen van een verdachte in het ontkomen aan de nasporing door justitie en het voorhanden hebben van een wapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks dat hij wist dat [naam] verdachte was van een misdrijf, hem enkele dagen onderdak heeft geboden in zijn woning. Hierdoor was [naam] onvindbaar voor de politie, wat de aanhouding heeft vertraagd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het voorhanden hebben van een pistool, omdat de verklaring van een medeverdachte geloofwaardig was en de rechtbank niet kon vaststellen dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het wapen. De rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan het helpen van [naam] en heeft hem veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers van het schietincident, maar ook met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn huidige woonsituatie en de stappen die hij onderneemt om zijn leven te verbeteren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830008-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 oktober 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
21 september 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. I. Djordjevic, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 23 oktober 2017 tot en met 6 november 2017,
in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, opzettelijk [naam] , die verdachte was van enig misdrijf, te
weten (onder meer) poging moord en/of poging doodslag, heeft/hebben verborgen
en/of behulpzaam is/zijn geweest in het ontkomen aan de nasporing van en/of
aanhouding door een of meer ambtenaren van de justitie of politie;
2.
hij op of omstreeks 6 november 2017, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk BBM, kaliber 6.35), voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 6 november 2017, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een veerdrukpistool (merk Hellfire Compact), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de stukken in het dossier gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde, waarbij in ieder geval de periode van
23 en 24 oktober 2017 en 6 november 2017 kan worden bewezen. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en [naam] op 6 november 2017 door de politie zijn aangehouden in verdachtes woning. Op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] zijn filmpjes aangetroffen die zijn gemaakt in verdachtes woning op 23 en 24 oktober 2017. Naast verdachte, heeft de politie ook [naam] en medeverdachte [medeverdachte] op de beelden herkend. Op grond van de inhoud van de filmpjes staat vast dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] wisten dat [naam] verdachte was van enig misdrijf. [naam] is gedurende de periode dat hij in de woning van verdachte verbleef, onvindbaar geweest voor de politie. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat derhalve wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op de hoogte waren van het feit dat [naam] werd gezocht door de politie en zijn hem, door hem onderdak te verschaffen, behulpzaam geweest in het ontkomen aan de nasporing en aanhouding door politie en justitie.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat het wapen is aangetroffen in de woning van verdachte, waardoor hij zich bewust moet zijn geweest van de aanwezigheid van het wapen. Het wapen, aangetroffen op een stapel kleding, lag als het ware voor het oprapen. Verdachte had tevens directe beschikkingsmacht over het wapen. De officier van justitie heeft aangevoerd dat hij geen waarde hecht aan de ter terechtzitting afgelegde getuigenverklaring van medeverdachte [naam] dat het wapen van hem was. Het lijkt er op dat [naam] heeft geprobeerd om verdachte te ontlasten door de schuld van dit feit op zich te nemen omdat [naam] verdacht wordt van een ernstig delict waar een hoge strafmaat op staat. Op grond van het arrest van de Hoge Raad uit 2013, waarbij sprake was van medeplegen van het voorhanden hebben van meerdere vuurwapens, kan het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend worden bewezen. [1]
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, gelet op de bekennende verklaring van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat op grond van het dossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte [naam] opzettelijk heeft verborgen of behulpzaam is geweest in het ontkomen aan de nasporing of aanhouding door justitie of politie.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het niet onaannemelijk is dat verdachte het wapen niet heeft gezien in de rommelige kamer. Verdachte is zich derhalve niet bewust geweest van de aanwezigheid van het wapen. Ook heeft hij geen beschikkingsmacht over het wapen gehad. Bovendien heeft [naam] als getuige ter zitting verklaard dat het wapen van hem was. Het ten laste gelegde medeplegen kan niet worden bewezen omdat er geen opzet is geweest op het gronddelict. De raadsvrouw heeft op grond van het voorgaande vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat [naam] als getuige ter terechtzitting heeft verklaard dat het pistool, dat door de politie is aangetroffen op een stapel kleding in de woning van verdachte, van hem was. [naam] heeft verklaard dat hij het pistool bij zich droeg en dat hij het pistool op het moment van de inval door de politie in de hoek van de kamer heeft gegooid. Nu de rechtbank deze verklaring niet onaannemelijk acht, zal zij verdachte vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde.
Bewijsmiddelen van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank past ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 6 november 2017, opgenomen op pagina 942 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NNRAB17012 (TGO Nykur) d.d. 3 maart 2018, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Wij, AOT NON 332 en AOT NON 338, werkzaam bij de Landelijke Eenheid van de politie,
en onder genoemde nummers bekend in de administratie van dit team, verklaren:
Op maandag 6 november 2017 hebben wij, op heterdaad als verdacht van overtreding van artikel 189 van het Wetboek van Strafrecht aangehouden:
[verdachte]
Geboren op [geboortedatum] -1993 te [geboorteplaats] ,
wonende [straatnaam] te [woonplaats] .
De verdachte werd door AOT NON 332 en AOT NON 338 aangehouden in de woning
gelegen aan [straatnaam] te [woonplaats] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 6 november 2017, opgenomen op pagina 694 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Wij, AOT NON 226 en AOT NON 340, werkzaam bij de Landelijke Eenheid van de politie,
en onder genoemde nummers bekend in de administratie van dit team, verklaren:
Op maandag 6 november 2017 hebben wij, buiten heterdaad als verdacht van overtreding van artikel 289 Wetboek van Strafrecht c.q. artikel 287 i.v.m. 45/1 , 47/1/1 , 48/1 Wetboek van Strafrecht aangehouden:
[naam]
Geboren op 21-02-1997 te Groningen,
De verdachte werd door AOT NON 226 en AOT NON 340 aangehouden aan de achterzijde van de woning gelegen aan [straatnaam] , te Groningen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
20 november 2017, opgenomen op pagina 166 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Verdachte [medeverdachte] werd aangehouden in de woning gelegen aan de [straatnaam] te Groningen. De gsm een LG type D-802 wit van kleur, welke verdachte bij zich voerde werd gedurende de fouillering inbeslaggenomen voor nader onderzoek. Van de genoemde gsm werden door de afdeling Digitale Expertise de digitale gegevens veiliggesteld voor nader onderzoek. Op vrijdag 10 november 2017 heb ik verbalisant een aanvang gemaakt met het uitlezen van deze gegevens. Een item van de veiliggestelde gegevens betroffen filmopnamen kennelijk gemaakt met genoemd en veiliggesteld gsm toestel.
Herkenning ruimte:
Uit onderzoek bleek mij verbalisant, dat deze filmpjes waren gemaakt op de locatie [straatnaam] . De gefilmde ruimte en de in de ruimte staande gefilmde goederen, kwamen bij mij verbalisant overeen met de ruimte en de goederen welke ik heb waargenomen gedurende, de mede door mij op maandag 6 november 2017 verrichte doorzoeking op het adres [straatnaam] te Groningen. Over de filmopnamen zijn op verschillende momenten twee personen te zien. Daarnaast worden de opnamen gemaakt door een ander mannelijk persoon. Dit wordt vastgesteld aan de hand van de opgenomen stemmen. Twee mannelijke personen worden door leden van het onderzoeksteam herkend als verdachte [naam] en verdachte [verdachte] .
Herkenning [verdachte] :
Op donderdag 16 november 2017 zijn de beelden afkomstig van de beschreven gsm telefoon eveneens onderzocht door verbalisant [verbalisant 1] . Deze gaf aan dat de op de afbeelding
zichtbare persoon grote gelijkenis vertoonde met de hem ambtshalve bekende [verdachte] . Verbalisant [verbalisant 1] herkende ambtshalve de persoon daar hij deze persoon, na zijn aanhouding en gedurende het onderzoek meerdere keren heeft ontmoet en gesproken onder andere in het verdachten verhoor.
Herkenning [naam] :
Uit de onderzochte beelden blijkt dat alle verbalisanten de op de foto afgebeelde persoon ambtshalve herkennen als [naam] . Verbalisanten zijn gedurende de start van het onderzoek hierin betrokken, en kennen verdachte op basis van meerdere foto's van verdachte.
Verbalisant [verbalisant 2] herkende de persoon eveneens uit het feit dat hij deze persoon, na zijn aanhouding en gedurende het onderzoek meerdere keren heeft ontmoet en gesproken onder
andere in het verdachten verhoor.
Vaststelling gesprekken/ geluiden
De opnamen zijn volgens de tijdsweergave gemaakt op 23 en 24 oktober 2017. Aangezien er
opnamen gemaakt zijn van de uitzending van Opsporing Verzocht d.d. dinsdag 24 oktober 2017 aanvangende 20:33 is het gerechtvaardigd te stellen dat de tijden van de opnamen overeenkomen met de juiste tijden op dat moment.
De volgende activiteiten zijn waargenomen op de beelden van 23 oktober 2017:
20:14 uur [medeverdachte] filmt [naam] en zegt: "De meest gezochte Turk van Nederland"
20:17 uur [medeverdachte] filmt [naam] en zegt: "
Is het bekend dat jouw gezicht op de nationale TV komt"en
"Jij wordt dus gezocht door de politie"
20:33 uur [medeverdachte] filmt [verdachte] en zegt: "
De kamer van de Aziaat "en "
Mijn Aziaat killer"
De volgende activiteiten zijn waargenomen op de beelden van 24 oktober 2017:
18:05 uur [medeverdachte] :
"Jullie verwachten over 2 uur de beelden, wij hebben ze nu al live"
en "
over een uur gaan de motherfuckers zijn foto plaatsen"
Vervolgens wordt [naam] gefilmd
20:30 uur [medeverdachte] :
"Je bent bijna in beeld"
20:33 uur Vervolgens wordt de uitzending van Opsporing Verzocht opgenomen
(Opmerking rechtbank: Waar in dit bewijsmiddel " [straatnaam] " staat, dient kennelijk te worden gelezen: [straatnaam] .)
4. De door [naam] op de terechtzitting van 21 september 2018 afgelegde getuigenverklaring, voor zover inhoudende:
Ik wilde alleen onderdak bij [verdachte] , ik wist niets beters. Ik heb aan [verdachte] verteld dat ik werd gezocht.
5. De door verdachte op de terechtzitting van 21 september 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik wist dat [naam] werd gezocht op de dag dat de filmpjes werden gemaakt.
Bewijsmiddelen van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 september 2018;
2. Een kennisgeving van inbeslagneming artikel 94 Sr d.d. 21 november 2017, opgenomen op pagina 1074 van voornoemd dossier, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] ;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek (vuur)wapens d.d.
17 januari 2018, opgenomen op pagina 481 van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant.
Bewijsoverwegingen
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde stelt de rechtbank voorop dat
artikel 189 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) ertoe strekt te voorkomen dat politie of justitie worden tegengewerkt bij het opsporen en aanhouden van de dader of verdachte van een misdrijf. [2] Uit de bovenstaande bewijsmiddelen volgt dat verdachte [naam] meerdere dagen, te weten in elk geval op 23 en 24 oktober 2017 en op 6 november 2017, heeft laten verblijven in zijn woning, terwijl verdachte wist dat [naam] op dat moment verdacht werd van enig misdrijf en gezocht werd door de politie. Gedurende de periode dat [naam] bij verdachte verbleef, is [naam] onvindbaar geweest voor politie en justitie. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [naam] , door hem onderdak te verschaffen, opzettelijk behulpzaam is geweest in het ontkomen aan de nasporing of aanhouding door justitie of politie, terwijl hij wist dat [naam] verdachte was van enig misdrijf.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van het ten laste gelegde medeplegen. De rechtbank zal verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat het veerdrukpistool is aangetroffen boven in een dichte kledingkast van verdachte. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de medeverdachten zich in meerdere of mindere mate bewust zijn geweest van de aanwezigheid van het veerdrukpistool. Ook hebben zij geen feitelijke beschikkingsmacht over het wapen gehad. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 23 oktober 2017 tot en met 6 november 2017 in de gemeente Groningen
opzettelijk [naam] , die verdachte was van enig misdrijf, te weten (onder meer) poging moord of poging doodslag, behulpzaam is geweest in het ontkomen aan de nasporing van en
aanhouding door een of meer ambtenaren van de justitie of politie;
3.
hij op 6 november 2017 in de gemeente Groningen een wapen van categorie I onder 7° te weten een veerdrukpistool (merk Hellfire Compact), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. opzettelijk iemand die verdachte is van enig misdrijf, behulpzaam zijn in het ontkomen aan de nasporing van of aanhouding door de ambtenaren van de justitie of politie;
3. handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden.
Bij de formulering van de strafeis heeft de officier van justitie het rapport van de reclassering, de justitiële documentatie en verdachtes bijdrage aan het ten laste gelegde meegewogen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat oplegging van een gevangenisstraf gerechtvaardigd is, vooral omdat het onder 1 ten laste gelegde een zeer ernstig feit betreft. [naam] had eerder door de politie aangehouden kunnen worden, wanneer verdachte hem niet behulpzaam was geweest in het ontkomen aan de nasporing en aanhouding.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om bij een bewezenverklaring rekening te houden met het feit dat verdachte na zijn aanhouding zijn huis is uitgezet. Verdachte woont momenteel in een hostel van Het Kopland. Binnenkort start hij met een Woonkanstraject. Dit traject zal worden doorkruist wanneer aan verdachte een langdurige gevangenisstraf wordt opgelegd. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om, in lijn met vergelijkbare zaken, aan verdachte een taakstraf op te leggen of een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het over hem opgemaakte rapport, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan begunstiging, door in oktober en november 2017
[naam] , behulpzaam te zijn in het ontkomen aan de nasporing en aanhouding. Hoewel verdachte wist dat [naam] verdachte was van enig misdrijf, heeft verdachte [naam] een aantal dagen in zijn woning aan de [straatnaam] laten verblijven, waardoor hij onvindbaar was voor politie en justitie. De rechtbank overweegt dat het schietincident aan de Korreweg voor grote ophef in de maatschappij heeft gezorgd. Door verdachtes toedoen heeft het langer geduurd voordat [naam] door de politie is aangehouden. Hierdoor hebben het slachtoffer van het schietincident en zijn familie lange tijd in angst geleefd. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Het bezit van een dergelijk voorwerp vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen omdat het nauwelijks van echt te onderscheiden is en het geschikt is voor bedreiging dan wel afdreiging.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 21 augustus 2018, niet eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens soortgelijke feiten.
Uit het rapport van de reclassering d.d. 13 september 2018 volgt dat verdachte zich tijdens het gesprek met de reclassering zeer terughoudend heeft opgesteld. Uit de beschikbare informatie komt naar voren dat verdachte regelmatig contact heeft met een sociaal wijkteam in Groningen en dat hij binnenkort start met een Woonkanstraject. Daarnaast staat verdachte onder bewind bij de Gemeentelijke Kredietbank en is hij binnenkort schuldenvrij. Het sociale netwerk waar verdachte zich in begeeft, kan een risicofactor zijn. Volgens het sociaal wijkteam is verdachte wel gevoelig voor negatieve beïnvloeding vanuit zijn netwerk. Overige risicofactoren zijn het ontbreken van een zinvolle dagbesteding en de (vroegere) relatie met het gezin van herkomst. Hoewel er weinig zicht is verkregen op het psychosociaal functioneren en het middelengebruik, zijn er geen directe signalen die duiden op ernstige problemen op deze gebieden.
Na afweging van alle relevante factoren, waaronder de omstandigheid dat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan door de officier van justitie gevorderd en de weinig relevante justitiële documentatie van verdachte, komt de rechtbank tot het oordeel dat oplegging van een taakstraf van na te noemen duur een passende reactie vormt.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een veerdrukpistool, merk Hellfire Compact, vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu zij van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 36b, 36c, 57 en 189 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen goederen, te weten:
- veerdrukpistool, merk Hellfire Compact.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, mr. J.V. Nolta en mr. L.W. Janssen, rechters, bijgestaan door mr. A.C. Fennema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 oktober 2018.