Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18/176204-16
De officier van justitie heeft op grond van de stukken in het dossier gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde.
Parketnummer 18/830198-18
De officier van justitie heeft op grond van het dossier aangevoerd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Parketnummer 18/830388-17
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd. Verdachte heeft met een revolver in totaal vijf schoten afgevuurd op aangever, waarbij vanaf het eerste schot sprake was van poging tot moord. Ter onderbouwing heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte bewust de revolver heeft meegenomen om die te gebruiken. Hoewel al twee keer eerder tegen verdachte was gezegd dat hij de revolver moest weg doen, heeft hij dit niet gedaan; hij heeft de revolver juist herladen. Bij de worsteling met aangever heeft verdachte ook gezegd dat 'die jongen nergens heen gaat'. In de slechts paar minuten die het schieten heeft geduurd, kan op grond van de uiterlijke verschijningsvorm worden vastgesteld dat verdachte tijd heeft gehad om na te denken over zijn te nemen beslissing. Zo volgt uit de camerabeelden dat verdachte in een constant tempo met steeds hetzelfde interval meermalen de trekker heeft overgehaald daarbij richtend op de wegrennende aangever, terwijl verdachte zich in de richting van aangever heeft bewogen. Elke keer na het overhalen van de trekker heeft verdachte kunnen nadenken waar hij mee bezig was omdat de haan bij het schieten met een revolver niet gespannen blijft staan en er kracht moet worden uitgeoefend om de haan naar achteren te trekken. Nadien zou verdachte hebben gezegd dat hij op aangever heeft geschoten omdat hij daar zin in had. Er kan derhalve geen sprake zijn geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden heeft de officier van justitie geconcludeerd dat verdachte voor de uitvoering van zijn daad heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft gegeven, zodat het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Met betrekking tot het onder 4 en 5 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat de kamer waar verdachte is aangehouden erg klein en overzichtelijk was. Verdachte heeft meerdere dagen op de kamer doorgebracht, waardoor hij zich bewust moet zijn geweest van de
aanwezigheid van de wapens. De wapens, aangetroffen op een stapel kleding en boven in een kledingkast, lagen als het ware voor het oprapen. Verdachte had tevens directe beschikkingsmacht over de wapens. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat gelet op het arrest van de Hoge Raad uit 2013, waarbij sprake was van medeplegen van het voorhanden hebben van meerdere vuurwapens, het onder 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18/176204-16
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken nu de aangifte van [slachtoffer 1] op geen enkele wijze wordt ondersteund door een ander wettig bewijsmiddel.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de feiten 2 en 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot feit 4 heeft de raadsman aangevoerd dat in de tenlastelegging als pleegdatum 12 april 2016 staat vermeld. De politie heeft verdachte voorgehouden dat het incident zou zijn voorgevallen op 14 april 2016, zodat hetgeen verdachte bij de politie verklaard heeft ook geacht moet worden betrekking te hebben op enkel die datum. Nu er in het dossier geen wettig bewijs voorhanden is om de aangifte van de mishandeling (gepleegd op 12 april 2016) te ondersteunen, dient verdachte van het onder 4 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Parketnummer 18/830198-18
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Parketnummer 18/830388-17
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft de raadsman het volgende betoogd. Indien de rechtbank op grond van de verklaringen van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [getuige 1] concludeert dat verdachte op aangever heeft geschoten, kan op grond van deze verklaringen niet worden vastgesteld dat er voorafgaand aan het schieten een dermate substantiële tijdspanne is geweest dat verdachte zich heeft kunnen beraden omtrent zijn handelingen, dan wel dat verdachte al langer rondliep met het idee om iemand (en specifiek aangever) van het leven te beroven. Verdachte dient derhalve van het onder 1 primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde en de feiten 2, 3, 4 en 5 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Parketnummer 18/176204-16
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 juni 2016, opgenomen op pagina 42 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100 2016200006 d.d. 8 september 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op woensdag 15 juni 2016 werd ik door [verdachte] gebeld. Ik hoorde dat hij vertelde dat hij zijn spullen bij mij thuis op wilde halen. Hij zei: 'Ik kom bij je vader en ik maak jullie allemaal dood'. Toen [verdachte] mij belde en mij met de dood bedreigde, had ik ook echt het idee dat hij dit zou kunnen doen. Toen ik bij mijn woning aan de [straatnaam] aan kwam, zag ik dat [verdachte] aan kwam lopen. Ik hoorde dat [verdachte] naar mij schreeuwde: 'Je moet de deur open doen, ik wil mijn kleine zien, als je de deur niet open doet kom ik later terug en breek ik de deur open, ik maak je dood en je hebt echt een probleem'.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 15 juni 2016, opgenomen op pagina 10 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op woensdag 15 juni 2016 werden wij gezonden naar de [straatnaam] te Groningen
omdat de ex-man voor de deur stond. Wij hoorden dat het een Turkse jongen betrof. Ter plaatse zagen wij een jongen voor [straatnaam] staan, welke voldeed aan het signalement. Deze jongen, nader te noemen als verdachte [verdachte] , hebben wij de cautie medegedeeld. Wij hoorden van verdachte [verdachte] dat hij ruzie had met de bewoonster van [straatnaam] omdat hij er niet in mocht. Ik, verbalisant, hoorde van verdachte [verdachte] dat er nog goederen van hem in de woning waren en dat hij deze terug wilde. Ik zag dat aangever geëmotioneerd en overstuur was. Ik, verbalisant, hoorde van aangever [slachtoffer 1] dat verdachte [verdachte] de volgende woorden tegen haar gezegd heeft: "Ik maak je dood" of woorden van gelijke strekking.
Feiten 2 en 3
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 2 en 3 ten laste gelegde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt ten aanzien van feit 2 als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 september 2018;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 juni 2016, opgenomen op pagina 63 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100 2016200006 d.d. 8 september 2016, inhoudende het relaas van verbalisanten met betrekking tot de doorzoeking van de woning van verdachte;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 augustus 2016, opgenomen op pagina 75 van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant met betrekking tot het onderzoek van een wapen.
Deze opgave luidt ten aanzien van feit 3 als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 september 2018;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 juni 2016, opgenomen op pagina 63 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100 2016200006 d.d. 8 september 2016, inhoudende het relaas van verbalisanten met betrekking tot de doorzoeking van de woning van verdachte;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 juni 2016, opgenomen op pagina 70 van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant met betrekking tot het onderzoek van een wapen.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 april 2016, opgenomen op pagina 22 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100 2016200006 d.d. 8 september 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik doe aangifte van mishandeling gepleegd op dinsdag 12 april 2016. Ik bevond mij in mijn woning aan de [straatnaam] te Groningen. [verdachte] is via de schutting van de buren op mijn balkon aan de achterzijde van de woning geklommen. Ik zag dat de moeder van [verdachte] de balkondeur opendraaide en naar [verdachte] toeliep. Ik zag toen dat [verdachte] zijn moeder tegen de muur aandrukte en de woning in kwam lopen. Ik zag en voelde toen dat [verdachte] mij, kennelijk opzettelijk en met kracht, met een gebalde vuist een slag tegen mijn gezicht aan gaf. Deze vuistslag veroorzaakte pijn bij mij. Ik werd geraakt op mijn linker wang.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 17 juni 2016, opgenomen op pagina 28 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik heb [slachtoffer 1] twee maanden geleden een vlakke hand gegeven, daar was mijn moeder ook bij die heeft dat gezien. Ik heb [slachtoffer 1] op haar wang geraakt met platte hand.
De rechtbank overweegt dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen nu de aangifte van [slachtoffer 1] voldoende wordt ondersteund door het proces-verbaal van aanhouding.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde gaat de rechtbank ten voordele van verdachte uit van 40 patronen, nu op grond van het dossier niet eenduidig kan worden vastgesteld hoeveel patronen er onder verdachte zijn aangetroffen. De rechtbank is voorts van oordeel dat op grond van de stukken in het dossier niet kan worden vastgesteld dat de in de woning van verdachte aangetroffen schietbeker en patroonmagazijn goederen zijn waarvan het voorhanden hebben strafbaar is gesteld op basis van de Wet wapens en munitie. Verdachte zal daarom van deze onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat de aangifte voldoende wordt ondersteund door de verklaring van verdachte. Aangeefster heeft verklaard dat zij door verdachte is geslagen, terwijl de moeder van verdachte op dat moment ook aanwezig was. Verdachte heeft in juni 2016 bij de politie verklaard dat hij twee maanden geleden aangeefster heeft geslagen terwijl zijn moeder ook aanwezig was. De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen voldoende blijkt dat aangever en verdachte over hetzelfde incident hebben verklaard. De rechtbank acht het onder 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Parketnummer 18/830198-18
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 juli 2016, opgenomen op pagina 17 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2016206856 (Onderzoek NN2R016069-ANDROG) d.d. 29 augustus 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
Ik ben namens de benadeelden [benadeelde partij] en [slachtoffer 2] (eigenaar franchise onderneming) gerechtigd tot het doen van aangifte. Vanochtend 19 juli 2016 vertelde
[slachtoffer 2] mij dat hij door de alarmcentrale was benaderd in verband met een geactiveerd alarm. Toen ik aankwam, stond de voordeur op een kier. Ik zag dat de deur van het magazijn open stond. De deur lag er in zijn geheel uit. In de winkel is een camerabeveiligingssysteem aanwezig. (…)
De volgende goederen zijn weggenomen:
- diverse accessoires: hoesjes en glasprotectors.
Door de ramkraak is de volgende schade ontstaan:
- de deur naar het magazijn toe is vernield;
- de deur naar de kantine is vernield;
- het raam in de wand tussen het magazijn en de kantine is vernield evenals de luxaflex die hiervoor hangt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
3 augustus 2016, opgenomen op pagina 20 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 19 juli 2016 heeft aangever [slachtoffer 3] namens de [benadeelde partij] aangifte gedaan ter zake diefstal. Op woensdag 3 augustus 2016 ontving ik van [slachtoffer 3] een mail. Hieruit bleek dat er vier vervangende mobiele telefoons zijn weggenomen. Tevens is er € 2.100,- aan afstortgeld weggenomen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
13 november 2016, opgenomen op pagina 23 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Wij, verbalisanten, kregen het verzoek om te gaan naar Zuidlaren, in verband met een op dat moment gaande ramkraak bij de [benadeelde partij] . Samen met de heer [slachtoffer 3] heb ik de geregistreerde beelden kunnen bekijken. Ik, verbalisant, zag het volgende:
Ik zag aan de tijd die meeliep op het scherm dat er op 19 juni 2016 (
de rechtbank begrijpt: juli 2016), omstreeks 02.23 uur een witte personenauto met de achterzijde gericht naar de dubbele voordeur van de [benadeelde partij] stond, met zijn verlichting aan. Ik zag dat de witte auto vervolgens achteruit reed in de richting van de dubbele voordeur van de [benadeelde partij] . Ik zag dat het kenteken [kenteken] betrof. Ik zag dat het een kleine witte auto betrof van het merk Skoda.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
29 juli 2016, opgenomen op pagina 53 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 27 juli 2016 en 29 juli 2016 bekeek ik, verbalisant, de camerabeelden, welke door de [benadeelde partij] aan de politie ter beschikking waren gesteld. Het betreft de [benadeelde partij] , gevestigd aan de [straatnaam] te Zuidlaren.
Het betreffen camerabeelden, welke opgenomen zijn op 19 juli 2016 tussen 03:21:36 uur en
03:46:50 uur. Om 03:22:22 uur is te zien dat er een lichtgekleurde auto over het trottoir voor de [benadeelde partij] rijdt. Kort daarna is te zien dat er twee personen uit de auto stappen. Eén van deze personen draagt een tas. Daarna is te zien dat de auto achteruit tegen de deuren van de ingang van de [benadeelde partij] rijdt. Nadat de auto tegen de deur is aangereden, is te zien dat de deuren van de ingang open gaan. Om 03:22:44 uur rijdt de auto weer naar voren en lopen de twee reeds uitgestapte personen de winkel binnen. De persoon met de tas draagt een donkere jas en een hoofddeksel. Deze persoon wordt in dit proces-verbaal verder genoemd als dader 1. De tweede persoon gaat om 03:22:46 uur naar binnen en draagt een bivakmuts. Deze persoon wordt in dit proces-verbaal verder genoemd als dader 2. Vervolgens komen dader 1 en dader 2 op camerabeeld CH1 weer in beeld. Hierop is te zien dat dader 1 een voorhamer in zijn handen heeft. Op dit beeld is het hoofddeksel van dader 1 beter te zien, het betreft een muts met een klep. Deze muts heeft ook flappen aan de zijkant, die naar beneden hangen. De bovenkant van de muts en de klep hebben een lichtere kleur dan de rest van de muts. Terwijl dader 2 bij dader 1 komt staan, slaat dader 1 met een voorhamer op een deur. Later blijkt dit de deur van het magazijn te zijn. Vervolgens is te zien dat dader 2 de deur van het magazijn met een koevoet probeert te forceren. Daarna is te zien dat dader 2 samen met dader 1 tegen de deur van het magazijn aan staat te trappen. Op het moment dat de deur is ingetrapt, komt op dat moment de bestuurder van de auto bij de andere twee daders staan. De bestuurder heeft ook een bivakmuts op en draagt een trui met capuchon. De bestuurder van de auto zal in dit proces-verbaal verder genoemd worden als dader 3. Vervolgens is op camerabeeld CH4 te zien dat de drie daders het magazijn betreden. Op dit beeld is te zien dat dader 1, ook gezichtsbedekking heeft. (…)
Vervolgens loopt dader 3 verder de winkel in en pakt hij twee tassen. Deze tassen brengt hij vervolgens naar het magazijn, waar daders 1 en 2 zijn. Op een gegeven moment wordt er luxaflex weggetrokken door dader 1. Terwijl dader 1 dit doet, maakt dader 3 slaande bewegingen richting het luxaflex. Dader 1 klimt door het raam in het magazijn. Dader 2 prikt met zijn breekijzer tegen glasresten van het raam. Op een gegeven moment komt dader 1 weer in beeld op camera CH4. Hierop is te zien dat hij door het raam van het magazijn hangt. Vervolgens is te zien dat hij een goed in zijn handen heeft. Daarna is om 03:24:21 uur te zien dat dader 1 het magazijn verlaat met een tas en een voorhamer in zijn handen. Hij loopt richting de ingang van de winkel en hij opent deze deur. Daarna loopt hij naar buiten om vervolgens de tas en de voorhamer via de rechterzijde van de auto in de auto van de daders te leggen. (…) Vervolgens is te zien via camera CH2 dat alle drie de daders de winkel verlaten. Dader 2 draagt op dat moment een tas en legt deze in de auto van de daders. Dader 3 loopt richting de bestuurderszijde van de auto en doet eerst het linker achterportier dicht. Dader 1 en dader 2 stappen aan de rechterzijde van de auto in.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
24 november 2016, opgenomen op pagina 58 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 19 juli 2016 heeft er een ramkraak plaatsgevonden op de [benadeelde partij] te Zuidlaren. De [benadeelde partij] is voorzien van beveiligingscamera's. Op de beelden zijn drie daders te zien. De daders dragen gezichtsbedekkende kleding en handschoenen. Bij de ramkraak is gebruik gemaakt van een personenauto. Deze auto wordt aangetroffen aan de Maaslaan te Groningen. Op 21 juli 2016 worden aan het Boutenspad de volgende goederen aangetroffen: een muts, een bivakmuts, een sjaal, twee paar handschoenen. Het Boutenspad ligt in de nabijheid van de Maaslaan. Door de forensische opsporing zijn foto's genomen van onder andere de muts die aan het Boutenspad is aangetroffen. Bovenstaande muts vertoont sterke gelijkenis met de muts die wordt gedragen door een van de drie daders.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal sporenonderzoek d.d.
12 augustus 2016, opgenomen op pagina 84 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 19 juli 2016 te 09:15 uur, werd door mij verbalisant een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een gekwalificeerde diefstal in/uit een telefoonwinkel gelegen aan de [straatnaam] te Zuidlaren, gepleegd tussen dinsdag 19 juli 2016 te 03:23 uur en dinsdag 19 juli 2016 te 03:30 uur.
Ik zag aan de buitendeur, buitenzijde, ter hoogte van de deurgreep op de ruit een bloedveeg. Dit bloed werd door mij bemonsterd, veiliggesteld en voorzien van SIN AAJM0204NL.
Ik zag dat de binnendeur van de winkel naar het magazijn was opengebroken. Ik zag in
de binnendeur een groot gat ter hoogte van de deurklink. Vermoedelijk heeft men hier
de koevoet voor gebruikt. In het magazijn op de muur, rechts naast het ingeslagen raam van de kantine/kantoor, zag ik een bloedveeg. Dit bloed werd door mij bemonsterd, veiliggesteld en voorzien van SIN AAJM0244NL. De binnendeur van het magazijn naar de kantine/kantoor zat ook een groot gat ter hoogte van de deurklink. Deze was ook met grof geweld opengebroken.
7. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2016.07.26.068, d.d. 3 augustus 2016, opgenomen op p. 91 van voornoemd dossier, opgemaakt door ing. S.R. Hoogendoorn-Jagai, op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudende als haar verklaring:
SIN en
omschrijving Beschrijving DNA-profiel Celmateriaal kan Matchkans
afkomstig zijn van
AAJM0204NL#01 DNA-profiel van een man [verdachte] kleiner dan
Bloed één op één
miljard
AAJM0244NL#01 DNA-profiel van een man [verdachte] kleiner dan
Bloed één op één
miljard
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal identificatie n.a.v. DNA-sporen d.d. 17 augustus 2016, opgenomen op pagina 89 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Uit het door het Nederlands Forensisch Instituut ingesteld vergelijkend onderzoek bleek dat de hieronder genoemde sporen zijn geïdentificeerd op het DNA profiel onder de volgende personalia:
Betrokkene
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboren : [geboortedatum] 1997
Geboorteplaats : Groningen in Nederland
Delict informatie : Gekwal. diefstal in/uit winkel
Datum onderzoek : 19 juli 2016
Plaats delict : [straatnaam] , [pleegplaats]
Spoornummer : PL0100-2016206856-27346
SIN : AAJM0244NL
Plaats delict : [straatnaam] , [pleegplaats]
Spoornummer : PL0100-2016206856-27347
SIN : AAJM0204NL
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal sporenonderzoek d.d.
12 augustus 2016, opgenomen op pagina 96 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op woensdag 20 juli 2016 te 15:20 uur, werd door mij verbalisant als forensisch onderzoeker een forensisch onderzoek naar sporen verricht aan een personenauto welke betrokken zou zijn geweest met een gekwalificeerde diefstal in/uit winkel, gepleegd tussen dinsdag 19 juli 2016 te 03:23 uur en dinsdag 19 juli 2016 te 03:30 uur.
Het betrof een personenauto merk Skoda, type Fabia, kleur wit en voorzien van kenteken [kenteken] . Aan de buitenzijde van het achterportier bestuurderszijde zag ik een bloedveeg. De bloedveeg zat op een hoogte dat deze vermoedelijk door de verdachte was gezet tijdens het langslopen naar het bestuurdersportier. Het bloed werd door mij bemonsterd, veiliggesteld en voorzien van SIN AAGW7979NL.
Biologisch spoor
Spoornummer : PL0100-2016206856-27370
SIN : AAGW7979NL
Spooromschrijving : Bloed
Plaats veiligstellen : Buitenzijde achter portier bestuurderszijde
10. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2016.08.01.75, d.d. 9 augustus 2016, opgenomen op p. 100 van voornoemd dossier, opgemaakt door ing. H.J. van Paassen, op de door hem afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudende als zijn verklaring:
SIN en
omschrijving Beschrijving DNA-profiel Celmateriaal kan Matchkans
afkomstig zijn van
AAGW7979NL#01 DNA-profiel van een man [verdachte] kleiner dan
Bloed één op één
miljard
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal identificatie n.a.v. DNA-sporen d.d. 17 augustus 2016, opgenomen op pagina 99 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Uit het door het Nederlands Forensisch Instituut ingesteld vergelijkend onderzoek
bleek dat het hieronder genoemde spoor is geïdentificeerd op het DNA profiel onder de
volgende personalia:
Betrokkene
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboren : [geboortedatum] 1997
Geboorteplaats : Groningen in Nederland
Delict informatie : Gekwal. diefstal in/uit winkel
Plaats delict : [straatnaam] , [pleegplaats] , binnen de gemeente
Tynaarlo
Spoornummer : PL0100-2016206856-27370
SIN : AAGW7979NL
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal sporenonderzoek d.d.
23 juli 2016, opgenomen op pagina 106 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Ik, verbalisant, kreeg uit handen van collega [verbalisant] de hieronder genoemde goederen. Deze goederen waren aangetroffen in de bosjes van het Boutenspad te Groningen. Dit pad is niet ver van de Maaslaan te Groningen, alwaar een gestolen personenauto werd aangetroffen, die eerder die nacht gebruikt was bij een ramkraak in Zuidlaren bij de [benadeelde partij] .
Goednummer : PL0100-2016206856-754264
SIN : AAHC0833NL
Object : Handschoen
13. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2016.08.19.123, d.d. 18 oktober 2016, opgenomen op p. 109 van voornoemd dossier, opgemaakt door ing. M.J.W. Pouwels, op de door hem afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudende als zijn verklaring:
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
AAHC0833NL#02 Bemonstering van de gehele binnenzijde van een rechterhandschoen