ECLI:NL:RBNNE:2018:3816
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter wegens gestelde ondeskundigheid
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 22 mei 2018 een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. A.C. Philipsen. De verzoeker, die in persoon procedeerde, had mr. Philipsen gewraakt in een lopende zaak (zaaknummer LEE 17/3179) op grond van vermeende ondeskundigheid. De verzoeker stelde dat mr. Philipsen niet het verschil kende tussen een woordvoerder en een zaakgelastigde en dat zij de stukken van het dossier niet goed had gelezen. Tevens werd er gesteld dat er sprake was van valsheid in geschrifte in een verweerschrift van het College van B&W, wat door mr. Philipsen niet was onderkend.
De wrakingskamer, bestaande uit mr. P.G. Wijtsma als voorzitter en mrs. F. de Jong en P.H.M. Tapper-Wessels als leden, heeft het verzoek behandeld. Tijdens de zitting zijn zowel de verzoeker als mr. Philipsen niet verschenen, maar een derde-partij was wel aanwezig. Mr. Philipsen had eerder al aangegeven dat zij niet in het wrakingsverzoek berustte en had excuses aangeboden voor een misinterpretatie van de machtiging van de verzoeker aan zijn vrouw.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de stelling van de verzoeker dat mr. Philipsen ondeskundig is, op zichzelf geen grond voor wraking vormt. Er zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd die zouden wijzen op een vooringenomenheid van mr. Philipsen. De rechtbank concludeert dat er geen objectieve redenen zijn voor de vrees van de verzoeker dat mr. Philipsen partijdig zou zijn. Het wrakingsverzoek is dan ook ongegrond verklaard en afgewezen, waarna de hoofdzaak voortgezet zal worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking.