ECLI:NL:RBNNE:2018:3816

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 mei 2018
Publicatiedatum
27 september 2018
Zaaknummer
C/18/183472 / PR RK 18/123
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter wegens gestelde ondeskundigheid

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 22 mei 2018 een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. A.C. Philipsen. De verzoeker, die in persoon procedeerde, had mr. Philipsen gewraakt in een lopende zaak (zaaknummer LEE 17/3179) op grond van vermeende ondeskundigheid. De verzoeker stelde dat mr. Philipsen niet het verschil kende tussen een woordvoerder en een zaakgelastigde en dat zij de stukken van het dossier niet goed had gelezen. Tevens werd er gesteld dat er sprake was van valsheid in geschrifte in een verweerschrift van het College van B&W, wat door mr. Philipsen niet was onderkend.

De wrakingskamer, bestaande uit mr. P.G. Wijtsma als voorzitter en mrs. F. de Jong en P.H.M. Tapper-Wessels als leden, heeft het verzoek behandeld. Tijdens de zitting zijn zowel de verzoeker als mr. Philipsen niet verschenen, maar een derde-partij was wel aanwezig. Mr. Philipsen had eerder al aangegeven dat zij niet in het wrakingsverzoek berustte en had excuses aangeboden voor een misinterpretatie van de machtiging van de verzoeker aan zijn vrouw.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de stelling van de verzoeker dat mr. Philipsen ondeskundig is, op zichzelf geen grond voor wraking vormt. Er zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd die zouden wijzen op een vooringenomenheid van mr. Philipsen. De rechtbank concludeert dat er geen objectieve redenen zijn voor de vrees van de verzoeker dat mr. Philipsen partijdig zou zijn. Het wrakingsverzoek is dan ook ongegrond verklaard en afgewezen, waarna de hoofdzaak voortgezet zal worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Locatie Groningen
128933 / HA RK 11-30516 september 2018
Meervoudige wrakingskamer
Zaaknummer / rekestnummer: C/18/183472 / PR RK 18/123
Datum beslissing: 22 mei 2018
Beslissing op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van
[naam] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker, hierna [verzoeker] te noemen,
in persoon procederende.

1.Het procesverloop

1.1
[verzoeker] heeft bij brief van 19 februari 2018, ontvangen op 22 februari 2018, mr. A.C. Philipsen als rechter in deze rechtbank gewraakt in de zaak met zaaknummer LEE 17/3179.
1.2
Bij ongedateerde brief met bijlagen, ontvangen op 12 april 2018, heeft mr. Philipsen gemotiveerd kenbaar gemaakt dat zij niet in het wrakingsverzoek berust.
1.3
Op 14 mei 2018 is het wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer behandeld door mr. P.G. Wijtsma, voorzitter, en mrs. F. de Jong en P.H.M. Tapper-Wessels, leden.
1.4
[verzoeker] en mr. Philipsen zijn niet ter zitting verschenen. Verschenen is [naam] die als derde-partij aan het geding met zaaknummer LEE 17/3179 deelneemt.
1.5
Ten slotte heeft de rechtbank bepaald dat deze beslissing vandaag wordt uitgesproken.

2.Het standpunt van [verzoeker]

2.1
[verzoeker] legt - samengevat en voor zover voor de beoordeling relevant - aan zijn verzoek ten grondslag dat mr. Philipsen ondeskundig is. Mr. Philipsen kent het verschil niet tussen een woordvoerder en een zaakgelastigde. [verzoeker] heeft zijn echtgenote gemachtigd namens hem ter zitting het woord te voeren, maar niet om namens hem de zaak in te trekken. Dit is door mr. Philipsen miskend. Voorts heeft zij de stukken van het dossier niet goed gelezen, althans niet begrepen wat de kern van de zaak betreft. [verzoeker] stond tijdens de mondelinge behandeling van zijn zaak telefonisch stand-by, maar is niet gehoord. Ter onderbouwing van zijn verzoek tot wraking stelt [verzoeker] tot slot dat de brief van 28 november 2017 (het verweerschrift van het College van B&W) valsheid in geschrifte oplevert. Ook dit is niet onderkend door mr. Philipsen.
3. Het standpunt van mr. Philipsen
3.1
Mr. Philipsen voert aan - samengevat en voor zover voor de beoordeling relevant - dat de door [verzoeker] aangevoerde feiten de twijfel aan haar onpartijdigheid niet rechtvaardigen. Mr. Philipsen erkent dat zij de machtiging waarin [verzoeker] zijn vrouw heeft gemachtigd als woordvoerder op te treden, verkeerd heeft geïnterpreteerd. Bij brief van 16 maart 2018 is daarvoor excuses gemaakt aan [verzoeker] waarbij is aangeboden een nieuwe mondelinge behandeling te plannen. Omdat mr. Philipsen zich kan voorstellen dat, indien onderhavig wrakingsverzoek ongegrond wordt verklaard, [verzoeker] zich ongemakkelijk zal voelen als zij de zaak verder zal behandelen, zal mr. Philipsen zich bij ongegrondverklaring verschonen.

4.De beoordeling

4.1
Ingevolge artikel 8:15 e.v. van de Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, van het EVRM geldt als uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter ten aanzien van een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van de verzoeker is niet doorslaggevend. Aan de hand van deze maatstaf zal de rechtbank het verzoek beoordelen.
4.3
De stelling van [verzoeker] dat mr. Philipsen ondeskundig is, vormt op zichzelf genomen geen grond voor wraking. Dit leidt niet tot het oordeel dat zij vooringenomen of partijdig is dan wel de schijn daarvan heeft gewekt. Door [verzoeker] zijn ook geen feiten en/of omstandigheden aangevoerd waaruit zou blijken dat de door hem gestelde ondeskundigheid hiertoe zal leiden of reeds heeft geleid. Daar komt bij dat door [verzoeker] in zijn brief van 25 april 2018 ook is erkend dat er geen sprake is van partijdigheid van mr. Philipsen. Dat mr. Philipsen de machtiging van [verzoeker] aan zijn vrouw verkeerd heeft geïnterpreteerd, is een inhoudelijk oordeel. Dit is evenmin op zichzelf een grond voor wraking.
4.4
Ook voor het overige is door [verzoeker] niet concreet gemaakt welke feiten en/of omstandigheden die betrekking hebben op de persoon van mr. Philipsen, zouden moeten leiden tot een objectiveerbare vrees voor vooringenomenheid bij de behandeling van de zaak van [verzoeker] door mr. Philipsen. De stelling van [verzoeker] dat door mr. Philipsen is miskend dat er sprake is van valsheid in geschrifte kan evenmin tot dit oordeel leiden. Ook hieruit kan, wat hier ook van zij, niet worden opgemaakt dat zij vooringenomen dan wel partijdig is.
4.5
In het licht van het vorenstaande is de rechtbank daarom van oordeel dat er geen grond is voor toewijzing van het wrakingsverzoek.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking van mr. Philipsen af;
- bepaalt dat de hoofdzaak (met zaaknummer LEE 17/3179) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
- beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan [verzoeker] , mr. Philipsen, het College van Burgemeesters en Wethouders van de gemeente Schiermonnikoog en aan [naam] .
Deze beslissing is gegeven door mr. P.G. Wijtsma, voorzitter, en mrs. F. de Jong en P.H.M. Tapper-Wessels, leden, en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.
c402