ECLI:NL:RBNNE:2018:34

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 januari 2018
Publicatiedatum
5 januari 2018
Zaaknummer
6529485 \ CV EXPL 17-11667
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht schorsing van bestuurder en vordering tot wedertewerkstelling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 5 januari 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en de stichting Nordwin College. De zaak betreft de onterechte schorsing van [eiser] als bestuurder van het Nordwin College, die op 4 december 2017 door de Raad van Toezicht was opgelegd. De schorsing volgde op een conflict tussen [eiser] en de Raad van Toezicht over de begroting en de communicatie daarover. De kantonrechter oordeelde dat de schorsing niet op zorgvuldige wijze was genomen en dat er onvoldoende grond was voor de schorsing. De rechter stelde vast dat [eiser] niet de gelegenheid had gekregen om zijn standpunt te verwoorden en dat de Raad van Toezicht niet had gewacht op een onderzoek door KPMG naar de financiële cijfers. De kantonrechter oordeelde dat de schorsing van [eiser] als bestuurder op onzorgvuldige wijze en zonder redelijke grond had plaatsgevonden. De rechter heeft Nordwin College veroordeeld om [eiser] binnen 24 uur na betekening van het vonnis in staat te stellen zijn werkzaamheden als bestuurder te hervatten, met uitzondering van de statutaire bevoegdheden van de functie van voorzitter van het College van Bestuur. Tevens werd Nordwin College veroordeeld tot betaling van dwangsommen en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 6529485 \ CV EXPL 17-11667

vonnis van de kantonrechter ex art. 254 lid 5 Rv d.d. 5 januari 2018

inzake

[eiser],

wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. E.W. Kingma,
tegen
de stichting
STICHTING NORDWIN COLLEGE,
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. G.N. Paanakker.
Partijen zullen hierna [eiser] en Nordwin College worden genoemd.

Procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 19 december 2017
- producties aan de zijde van beide partijen
- de mondelinge behandeling d.d. 27 december 2017, waarbij aanwezig waren de heer [eiser], de heer mr. Kingma en mevrouw mr. Paanakker
- pleitaantekeningen van beide gemachtigden
- de aantekeningen van de griffier.
1.2
Vervolgens is vonnis bepaald.

Motivering

De feiten
2. In deze procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1.
Het Nordwin College is een agrarisch opleidingscentrum voor VMBO-groen, MBO en contractonderwijs met vestigingen in [vestigingsplaats], [vestigingsplaats], [vestigingsplaats] en [vestigingsplaats]. Het Nordwin College geeft onderwijs aan circa 3.500 onderwijsdeelnemers.
2.2.
De stichting kent een College van Bestuur, dat op grond van de statuten belast is met het besturen van de stichting, en een Raad van Toezicht, die op grond van de statuten belast is met het uitvoeren van het toezicht op het College van Bestuur. De Raad van Toezicht heeft conform de statuten de bevoegdheid om één of meer leden van het College van Bestuur te benoemen, te schorsen of te ontslaan. De leden van het College van Bestuur hebben een adviserende stem in de vergadering van de Raad van Toezicht.
2.3.
[eiser] is krachtens een besluit van 17 mei 2011 van de Raad van Toezicht sinds 1 september 2011 lid van het College van Bestuur. Sinds 31 mei 2017 is [eiser] het enige lid van het College van Bestuur. De Raad van Toezicht bestaat op dit moment uit de heer [Naam voorzitter] (voorzitter), mevrouw [naam], de heer [naam] mevrouw [naam] en mevrouw [naam].
2.4.
[eiser] is, naast statutair bestuurder, sinds 1 september 2011 op basis van een arbeidsovereenkomst bij Nordwin College in dienst in de functie van bestuurder. Artikel 14 van de arbeidsovereenkomst luidt:

Artikel 14Toepasselijk recht en bevoegd rechter

Op deze arbeidsovereenkomst is het Nederlands recht van toepassing. Om geschillen uit hoofde van deze overeenkomst te beslechten is de Nederlandse rechter bevoegd.
Op de arbeidsovereenkomst is de (thans geheten) cao MBO van toepassing.
2.5.
Het verslag van de vergadering van de Raad van Toezicht van 16 november 2017 vermeldt (voor zover van belang):
De heer [eiser] neemt de aanwezigen mee in de problematiek rondom de begroting 2018 en de meerjarenbegroting en de keuzes die gemaakt moeten worden. De leden van de Raad van Toezicht hebben behoefte aan een nadere cijfermatige onderbouwing en zij verzoeken het College van Bestuur om KPMG hiervoor te benaderen.
2.6.
Bij e-mail van 26 november 2017 om 14.24 uur aan (de voorzitter van) de Raad van Toezicht (met als onderwerp: bespreking met CvB/RvT - voorzitters Friesland College en Friese Poort) heeft [eiser] meegedeeld (voor zover van belang):
De laatste bijeenkomst gaf de RvT mij allerlei signalen dat men nog lang niet toe is aan praten over het opgeven van de zelfstandige positie, laat staat om nu een keuze te maken voor een bepaalde onderwijsinstelling. Ik krijg daaruit de indruk en jouw mail versterkt me daarin, dat we er morgen wat de RvT betreft beter niet over kunnen beginnen. Dat vind ik verwarrend. Afgelopen week ben ik met het management bezig geweest om de organisatie voor te bereiden op een nieuwe toekomst. In de bij de (meerjaren-)begroting behorende kaderbrief ben ik er heel duidelijk over. Vanuit mijn bestuurlijke verantwoordelijkheid kan dat ook niet anders.
De begrotingsstukken met de kaderbrief worden de komende week verspreid aan de drie medezeggenschapsraden van NC. Hiermede gaat het voor iedereen helder worden: we kunnen niet meer alleen door. Met het management hebben we afgelopen donderdagavond een interne communicatielijn afgesproken en we zij er ook op voorbereid als we door de media worden benaderd.
2.7.
In reactie daarop heeft de heer Engelse bij e-mail van 26 november 2017 om 21.56 uur aan [eiser] meegedeeld (voor zover van belang):
We hebben in de Raad van Toezichtvergadering van 21 september jl. en de daaropvolgende gezamenlijke sessies tussen CvB en RvT op 13 oktober jl., alsmede in de Raad van Toezichtvergadering van 11 november jl. duidelijk laten weten dat:
- wij ons overvallen voelen door de wijze waarop je op een verregaande samenwerking of zelfs fusie aan lijkt te koersen, althans bij ons telkenmale te zeerste de indrukt wekt, en wel zonder ons daar vooraf in gekend te hebben of dat samen met ons te hebben voorbereid
- de wijze waarop daarover met derden, binnen en buiten het Nordwin College is gecommuniceerd evenmin met ons tevens is afgestemd en wij daarover ontstemd zijn
- wij aangegeven hebben hoe wij het verkennings- en onderzoeksproces ten aanzien van de (eventuele) continuïteitsvraag aan willen vliegen, wij verwijzen naar afspraken die daarover zijn gemaakt op 13 oktober jl.
- je duidelijk laat blijken je daaraan niet te conformeren door parallel anders en afwijkend te handelen (…..)
- wij in de vergadering van de Raad van Toezicht van jl. 16 november nadrukkelijk hebben aangegeven dat wij niet willen dat er thans wordt gecommuniceerd over opgeven van zelfstandigheid, samenwerking of fusie in welke zin dan ook, zonder dat wij daar als Raad van Toezicht vooraf in zijn gekend en onze instemming daaraan hebben gehecht (…..).
Wij constateren uit onderstaande mail (
ktr.: de mail zoals weergegeven onder r.o. 2.6.), in samenhang met de separaat aan de financiële commissies verzonden kaderbrief 2018, dat je daarin donderdag jl. met het management wel over hebt gesproken en dat deze stukken komende week verder worden verspreid. Zodanig zelfs dat mediavoorbereiding blijkbaar gewenst is, aldus je mail hieronder.
Wij zijn zeer ontstemd hierover en geven daarom als Raad van Toezicht jou de opdracht de verzending van de kaderbrief direct op te schorten tot nader order, alsmede alle communicatie over samenwerking, fusie, mogelijk opgeven van zelfstandigheid van Nordwin College in de breedste zin, direct te staken.
2.8.
In de daarop volgende e-mailwisseling heeft [eiser] op 26 november 2017 om 23.07 uur aan de heer Engelse meegedeeld (voor zover van belang):
De kaderbrief is alleen nog naar de RvT verzonden i.v.m. de bespreking van komende dinsdag in de Financiële Commissie. De inhoud van de bespreking wordt meegenomen bij de opstelling van de definitieve kaderbrief waarbij ik voornemens ben om die donderdagmorgen met de (meerjaren-) begroting te verspreiden aan de raden. Het is nu de tijd en het is mijn verantwoordelijkheid om die stukken aan hen op te sturen. Vervolgens zullen zij vragen stellen over de continuïteit van de organisatie en dat kan leiden tot onrust als daar niet adequaat op wordt gereageerd. Uitgaande van dit scenario heb ik gemeend de voorbereiding van de communicatie over de begroting en de kaderbrief tijdig met de leidinggevenden op te moeten pakken.
2.9.
Hierna heeft Engelse op 27 november 2017 om 18.33 uur aan [eiser] bericht (voor zover van belang):
Er kan op grond van de met elkaar gemaakte afspraken op 13 oktober jl geen onduidelijkheid bestaan op welke wijze, in welke volgorde, in welk tempo en met welke betrokkenen wij het onderzoek/verkenningstraject traject willen doorlopen en wat de bedoeling daarvan is.
Evenmin kan er onduidelijkheid zijn over het feit dat wij niet wensen dat er gecommuniceerd wordt, zoals nadrukkelijk aangegeven ter vergadering jl. 16 november, over hoe wij momenteel bezig zijn het onderzoek en eventuele doelen daarvan vorm te geven.
Het dient in voorkomende gevallen te blijven bij een mededeling dat RvB en RvT het onderwerp serieus nemen en eveneens serieus onderzoeken wat de betekenis is voor Nordwin. Wanneer de tijd daarvoor rijp is zal men daarover worden geïnformeerd.
Een andere benadering, zowel qua proces als qua communicatie, is derhalve niet toegestaan.
Morgenmiddag bespreken we met de financiële commissie de begroting. We zien elkaar dan weer om 15.00 uur.
2.10.
Op 28 november 2017 heeft een vergadering plaatsgevonden van de financiële commissie van de Raad van Toezicht over de kaderbrief, welke [eiser] met zijn staf en met de directeuren had voorbereid, en de (meerjaren-)begroting, welke stukken door [eiser] op 24 november 2017 aan de Raad van Toezicht waren toe gemaild. Bij die vergadering van de financiële commissie waren aanwezig [eiser], de controller en het hoofd Financiën van Nordwin College. De financiële commissie heeft in die vergadering aangegeven dat zij de cijfers getoetst wenste te zien door KPMG en dat er geen positief advies werd gegeven over de begroting. De kaderbrief is niet besproken.
2.11.
Bij e-mail van 29 november 2017 heeft [eiser] aan de heer Engelse meegedeeld (voor zover van belang):
Het is spijtig dat de financiële commissie van de RvT in het gesprek van gisteren met de controller, het hoofd Financiën en mij, geen tijd heeft genomen om de bijgestelde kaderbrief met ons door te nemen (hij lag daartoe klaar op tafel). Aan het verzoek van de commissie om ter plekke 'alle cijfers zwart op wit' op tafel te leggen rond het verschil in de meerjarenbegroting tussen hoe in 2016 en in 2017 naar de cijfers over 2018 wordt gekeken, konden wij inderdaad niet per direct voldoen temeer omdat de commissie eerst alle cijfers door KPMG getoetst wilde hebben. Er werd amper ruimte geboden om ter plekke een toelichting te geven op het complex van factoren dat aan het verschil ten grondslag ligt. Nadat de commissie constateerde dat zij niet per direct alle gewenste cijfers kon ontvangen, is zij opgestapt met de mededeling dat wij haar alleen nog cijfers mogen verstrekken die door KPMG zijn getoetst.
Wat betreft de instructie die de RvT heeft gemeend mij te moeten opleggen aangaande de in- en externe communicatie, wijs ik de RvT op mijn verantwoordelijkheid om met alle actoren binnen en buiten de organisatie te communiceren en om voorbereidingen te treffen die passend zijn in het licht van de thans voorliggende begroting en toekomstverwachting. Uiteraard snap ik dat we, RvT en ondergetekende, in gesprek zijn met onderwijspartners en dat we daar in alle zorgvuldigheid en discretie mee om moeten gaan.
Ik kan mededelen dat ik de conceptbegrotingen en de daarbij behorende kaderbrief heb doorgestuurd aan alle leidinggevenden en dat de stukken ter instemming aan de Ondernemingsraad, de Studentenraad en de Ouderraad zijn aangeboden. Zodra KPMG haar onderzoek heeft voltooid en de cijfers heeft gecontroleerd, zal ik e.e.a. ook ter instemming voorleggen aan de RvT. Ik verzoek KPMG nogmaals om dit voor 15/12 a.s. af te ronden.
(…..) Het proces is intern allang begonnen. Dat de RvT hierin haar eigen tempo en haar eigen koers kiest, is uiteraard aan haar en we zullen zien tot welke inzichten dat gaat leiden. Nordwin College is m.i. optimaal voorbereid op de dingen die de komende weken gaan komen. In de tussentijd steek ik graag met de organisatie mijn energie in het onderwijs, in de PR van ons instituut en in het voorbereiden op het naderende inspectie-onderzoek.
2.12.
Bij e-mail van donderdag 30 november 2017 om 17.53 uur heeft de heer Engelse aan [eiser] meegedeeld (voor zover van belang):
Op basis haar voorbereiding heeft de financiële commissie de volgende vraagstelling aan het begin van de vergadering
(ktr.: op 28 november 2017)neergelegd:
- is het juist dat de begroting 2017 en de meerjarenraming 2017-2020 op de terzake door het ministerie verstrekte informatiebrief uit 2016, omtrent de jaarlijks beschikbaar te stellen financiële middelen etc., is gebaseerd?
- is het eveneens juist dat de begroting 2018 en de meerjarenraming 2018-2022 ook op diezelfde brief met uitgangspunten is gebaseerd, waar het de door datzelfde ministerie beschikbaar te stellen middelen betreft?
Op beide vragen werden zowel door jou als door de controller bevestigend beantwoord. (…..)
(…..)
Op grond van deze antwoorden heeft de financiële commissie haar verbazing en ongeloof geuit over het feit dat de meerjarenraming 2018-2022 over de overlappende jaren 2018-2020 zulke enorme grote negatieve verschillen qua resultaat te zien geeft ten opzichte van de raming die vorig jaar werd gepresenteerd (periode 2017-2020), notabene gebaseerd op dezelfde brief van het ministerie ter zake.
(…..)
De financiële commissie heeft kenbaar gemaakt ter vergadering zich daar grotelijks door overvallen te voelen, daar dit haar buitengewoon ongeloofwaardig voorkomt. Zij gaf aan dat zij twijfelt ofwel aan de presentatie van dit jaar, ofwel de presentatie van vorig jaar is te betwijfelen. (…..)
(…..)
Uit je mail hieronder constateren wij dat de gegeven opdracht in onze mail van maandag 27 november 18.33 uur blijkbaar geen gehoor krijgt bij je. Het lijkt aan je aandacht te ontgaan dat voor alle zaken samenwerking betreffende, in welke zin dan ook maar, evenals voor begrotingen en aanpalende zaken, de instemming vooraf van de Raad van Toezicht benodigd is. Dat houdt in dat ook communicatie daarover met derden, zowel intern als extern, eveneens deze instemming behoeft.
Je hebt nu een begroting verzonden aan derden waarover geen positief advies is verkregen van de financiële commissie. Het is daarmee dus volkomen onzeker of deze begroting de goedkeuring van de Raad van Toezicht zal krijgen. Daarnaast geeft je aan dat jij, tegen onze uitdrukkelijke instructie in, meent toch te moeten communiceren over deze begroting en de door jouw geformuleerde toekomstverwachting die daar volgen het CvB uit voortvloeit.
(…..)
In het belang van de school en in het licht van het voorgaande hebben wij het voornemen om je te schorsen in de hoedanigheid van bestuurder van de school. (…..)
We nodigen je uit op dit voornemen gehoord te worden en advies uit te brengen op een ingelaste vergadering van de Raad van Toezicht op
maandag 4 december a.s. om 09.00 uur(…..)
2.13.
[eiser] heeft bij e-mail van 1 december 2017 om 17.43 uur aan de heer Engelse aangegeven dat hij die maandag een gesprek zou hebben met zijn raadsman en dat daarna contact met de Raad van Toezicht opgenomen zou worden over het verdere vervolg.
2.14.
De heer Engelse heeft hierop bij e-mail van 2 december 2017 aangegeven dat de vergadering op maandag 4 december 2017 door zou gaan gelet op de grote urgentie.
2.15.
De Raad van Toezicht heeft in de vergadering van 4 december 2017, waarbij [eiser] niet aanwezig was, [eiser] per direct als statutair bestuurder geschorst voor een periode van tenminste vier weken en [eiser] per direct tijdelijk ontheven uit zijn functie als bestuurder. De Raad van Toezicht heeft een en ander bij brief van 4 december 2017 aan [eiser] meegedeeld.
2.16.
De heer Engelse heeft via de e-mail op 4 december 2017 de ondernemingsraad, de ouderraad, de studentenraad, de directeuren, de medewerkers van het stafbureau en de stafhoofden bericht dat [eiser] per direct zijn taken tijdelijk heeft neergelegd en dat er geen inhoudelijke mededelingen worden gedaan.
2.17.
De gemachtigde van [eiser] heeft bij brief van 11 december 2017 de Raad van Toezicht gesommeerd de schorsing op te heffen wegens strijd met de cao en de beginselen van goed werkgeverschap.
2.18.
De Raad van Toezicht heeft op 18 december 2017 [eiser] ontslagen als statutair bestuurder.
2.19.
De gemachtigde van Nordwin College heeft bij brief van 20 december 2017 aan [eiser] meegedeeld (voor zover van belang):
U heeft tijdens de speciaal ingelaste vergadering van de Raad van Toezicht d.d. 18 december 2017 aangegeven het niet eens te zijn met het voorgenomen ontslag alsook de aan u opgelegde statutaire schorsing. (…..) Met ingang van die datum is de statutaire schorsing tot een einde gekomen in verband met het statutaire ontslag. De notulen van voormelde vergadering ontvangt u zo spoedig mogelijk.
Hierbij deel ik u mede dat de Raad van Toezicht van Nordwin College u met ingang van 18 december 2017 heeft geschorst wegens het dringend belang van de instelling voor de duur van vier weken ex artikel 2:7 lid 1 cao mbo. Uw handelwijze die tot het besluit heeft geleid u statutair te schorsen en in navolging daarop uw voorgedragen zienswijze hebben tot de conclusie geleid dat er een dringend belang is u een ordemaatregel op te leggen in het belang van de instelling.
Wanneer u het niet eens bent met dit besluit kunt u binnen zes weken na heden beroep instellen bij Onderwijsgeschillen t.a.v. de Commissie van beroep mbo, Postbus 85191, 3508 AD Utrecht.
De vordering
3.1
[eiser] vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. Nordwin College te veroordelen om [eiser] binnen 24 uur na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis in staat te stellen zijn werkzaamheden als bestuurder op de gebruikelijke wijze en zonder beperkingen te hervatten zoals deze werden verricht tot 4 december 2017, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per dag of gedeelte van een dag dat Nordwin College in gebreke blijft na betekening van het vonnis aan dit vonnis te voldoen;
II. Nordwin College te veroordelen om onmiddellijk, althans binnen een in goede justitie te bepalen termijn, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per dag of gedeelte van een dag dat Nordwin College in gebreke blijft na betekening van het vonnis aan dit vonnis te voldoen, een e-mail te versturen aan alle partijen die namens of door de Raad van Toezicht zijn geïnformeerd over de schorsing van [eiser] met de volgende tekst:
"Geachte lezer,
Op 4 december 2017 heb ik u bericht dat de heer [eiser] in de uitoefening van zijn functie van Voorzitter van de Raad van Bestuur geschorst werd althans zijn functie zou hebben neergelegd. Bij vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter te Leeuwarden is het Nordwin College opgedragen aan u bekend te maken dat de heer [eiser] nog steeds de functie van voorzitter van het College van Bestuur vervult en dat de schorsing (sec) en verdere voortzetting daarvan berust op een onterecht genomen beslissing. Door het versturen van dit bericht willen wij aan dit vonnis voldoen en wordt hij volledig gerehabiliteerd.
De heer [Naam voorzitter],
voorzitter Raad van Toezicht stichting Nordwin College",
althans met een in goede justitie te bepalen tekst, met gelijktijdige toezending van afschriften van de verzonden e-mails naar het postadres van mr. E.W. Kingma, Westersingel 50, 8913 CL Leeuwarden, en;
III. Nordwin College te veroordelen tot betaling van de kosten van deze procedure, met inbegrip van de nakosten die worden vastgesteld op een bedrag van € 131,- te vermeerderen met € 68,- in geval van betekening en met € 258,- in geval van beslaglegging, één en ander te vermeerderen met de wettelijke rente;
althans een zodanige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter in goede justitie juist acht.
3.2.
Volgens [eiser] is het schorsingsbesluit van 4 december 2017 behept met een formeel gebrek. Artikel 2:8 jo. artikel 7:611 BW brengt mee dat [eiser] redelijkerwijs een (korte) voorbereidingstijd gegund had moeten worden om zijn verweer te voeren en invulling te geven aan zijn raadgevende stem. Nu hem dat is ontzegd, is het schorsingsbesluit van
4 december 2017 nietig, althans vernietigbaar. Bovendien had op grond van artikel 13 lid 4 van de statuten een oproepingstermijn van zeven dagen in acht moeten worden genomen.
3.3.
Ook materieel is het schorsingsbesluit volgens [eiser] niet gerechtvaardigd. [eiser] is ervan overtuigd dat de begrotingen van 2018 (zowel in 2016 als in 2017) ondanks de onderlinge afwijkingen in beide gevallen indertijd een correcte weergave waren van hetgeen redelijkerwijs te verwachten viel. Het voortschrijdend inzicht in 2017 over de bekostiging, de krimp van leerlingenaantallen en het fors toegenomen ziekteverzuim speelden een rol van betekenis in 2017. De financiële commissie heeft evenwel niet de moeite genomen om de uitleg zoals vervat in de kaderbrief tot zich te nemen en wenste tijdens de vergadering op 28 november 2017 onmiddellijk inzage in cijfers die zwart op wit op tafel moesten komen. Voor [eiser] was het onmogelijk om die ter plekke te produceren. Wel kon hij de verschillen duiden, hetgeen ook al gedaan was in de kaderbrief. Anders dan in de e-mail van 30 november 2017 van de Raad van Toezicht is aangegeven, is in het geheel geen mededeling gedaan over wat er al dan niet diende te gebeuren met de kaderbrief en/of de begroting.
3.4.
[eiser] benadrukt dat de stichting een monistische structuur heeft en dat de Raad van Toezicht niet het hoogste orgaan is, maar dat het College van Bestuur en de Raad van Toezicht op hetzelfde niveau staan. Dat de Raad van Toezicht de leden van het College van Bestuur kan schorsen en ontslaan, maakt dat volgens [eiser] niet anders. [eiser] heeft gehandeld conform hetgeen van hem als bestuurder verwacht mocht worden. Hij heeft, zoals te doen gebruikelijk, de begroting opgesteld tezamen met het management. De aangepaste kaderbrief en de bijbehorende begroting zijn vervolgens door [eiser], conform de door de Raad van Toezicht opgelegde beperkingen, voorgelegd aan diverse gremia van Nordwin College. Daarin zijn, conform de wensen van de Raad van Toezicht, geen beleidsplannen of stellingen opgenomen over samenwerking met andere scholen. Uiteindelijk moet de Raad van Toezicht de begroting vaststellen, maar dit kan pas nadat de OR, de ouderraad en de studentenraad met de begroting hebben ingestemd. [eiser] betwist dat alleen bij een positief advies van de financiële commissie de begroting kan worden doorgestuurd naar voormelde gremia. Omdat de financiële commissie vragen had over de begroting, is tevens opdracht gegeven aan KPMG om de begroting te toetsen.
3.5.
De vordering tot wedertewerkstelling moet volgens [eiser] volgens vaste rechtspraak worden beoordeeld aan de hand van de maatstaf van artikel 7:611 BW. De werkgever mag een werknemer slechts de mogelijkheid onthouden om de overeengekomen arbeid te verrichten wanneer de werkgever daarvoor een redelijke grond heeft. Die grond dient bovendien voldoende zwaar te wegen, gelet op het in beginsel zwaarwegend belang van de werknemer om de bedongen arbeid te kunnen blijven verrichten (Gerechtshof Leeuwarden, 29 november 2011, JAR 2012, 14). Met betrekking tot zijn zwaarwegend belang bij het (blijven) verrichten van zijn werkzaamheden verwijst [eiser] naar het arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 20 oktober 2015, RAR 2016/16. De arbeid biedt [eiser] de mogelijkheid tot zelfontplooiing, sociale contacten, het ontwikkelen van identiteit en eigenwaarde en als vorm van maatschappelijke participatie. Nordwin College heeft niet toe willen lichten welke noodzaak de schorsing rechtvaardigt. De ontstane situatie, waarbij er ook nog op korte termijn een onderzoek door de Onderwijsinspectie plaatsvindt, maakt het juist noodzakelijk dat de bestuurder op zijn plaats blijft. Er is geen sprake van een noodsituatie op de werkvloer. Bovendien willen de medewerkers, de stafhoofden, de OR, de ouderraad en de studentenraad dat [eiser] terugkeert, zo blijkt volgens [eiser] uit de door hem overgelegde verklaringen. Ook [eiser] wil, in het belang van de school, terugkeren.
3.6.
Voorts stelt [eiser], gelet op de aard van zijn functie, recht te hebben op rehabilitatie. Artikel 2.7 lid 4 van de cao MBO bepaalt dat als de reden van de schorsing is vervallen of handhaving van de schorsing niet meer nodig is, de werkgever de schorsing zo spoedig mogelijk intrekt. In gevallen waarin de schorsing ten onrechte blijkt te zijn gegeven, wordt de werknemer door de werkgever gerehabiliteerd, tenzij de werknemer aangeeft hier geen prijs op te stellen. Omdat de schorsing ten onrechte is verleend, heeft [eiser], zo stelt hij, er recht en belang bij dat alle betrokkenen die geïnformeerd zijn over zijn schorsing geïnformeerd zullen worden over de onjuistheid van die beslissing.
3.7.
[eiser] betwist dat hij niet-ontvankelijk zou zijn in zijn vorderingen. De arbeidsrechtelijke schorsing duurt nog steeds voort en artikel 14 van de arbeidsovereenkomst maakt de Nederlandse rechter bevoegd kennis te nemen van de daaruit voortvloeiende vorderingen.
Het verweer
4.1.
Nordwin College heeft de vordering van [eiser] betwist en concludeert de vorderingen van [eiser] niet ontvankelijk te verklaren dan wel deze af te wijzen onder veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure.
4.2.
Met betrekking tot het door [eiser] gestelde formele gebrek verwijst Nordwin College naar artikel 13 lid 10 van de statuten, waarin is bepaald dat in spoedeisende situaties ook buiten vergadering besluiten kunnen worden genomen mits met algemene stemmen van alle in functie zijnde leden van de Raad van Toezicht. Volgens Nordwin College is [eiser] echter niet ontvankelijk in zijn vordering omdat hij op 18 december 2017 is ontslagen als statutair bestuurder. Daarmee is de schorsing van 4 december 2017 vervallen.
4.3.
Voor het geval de vorderingen van [eiser] betrekking hebben op de op
18 december 2017 gegeven schorsing, is [eiser] volgens Nordwin College niet ontvankelijk in zijn vordering omdat hij is geschorst op basis van artikel 2.7 lid 1 van de cao MBO, zijnde een ordemaatregel in het belang van de instelling. Dit besluit is schriftelijk aan [eiser] bevestigd op 20 december 2017. Tegen dat besluit staat beroep open bij de Commissie van beroep mbo. Voor zover de Raad van Toezicht bekend heeft [eiser] tegen voormeld schorsingsbesluit geen beroep aangetekend. Indien [eiser] wel beroep heeft aangetekend, heeft hij de mogelijkheid bij de Commissie van beroep mbo een voorlopige voorziening te vragen. Daarvan is geen sprake, zodat [eiser] volgens Nordwin College niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
4.4.
Indien [eiser] wel ontvankelijk is in zijn vordering, dan is [eiser] volgens Nordwin College op goede gronden geschorst. Aanleiding van het voornemen over te gaan tot een statutaire schorsing op 30 november 2017 was een optelsom van meer en minder (ernstig) verwijtbare gedragingen en incidenten. De spreekwoordelijke druppel voor de Raad van Toezicht betrof het feit dat [eiser] in strijd met een nadrukkelijk verbod daartoe van de Raad van Toezicht zich in concept bevindende financiële rapportages, uitdrukkelijk niet voorzien van een positief advies van de financiële commissie van de Raad van Toezicht, verspreidde onder de diverse geledingen binnen het Nordwin College, met als argument dat hij dit vanuit zijn verantwoordelijkheid als bestuurder zou moeten doen. Volgens Nordwin College worden de kaderbrief en de begroting jaarlijks na voorafgaand positief advies van de financiële commissie van de Raad van Toezicht verzonden aan de ondernemingsraad, de studentenraad en de ouderraad. Uiteindelijk keurt de Raad van Toezicht daarna het geheel goed, op basis van het positieve advies van de financiële commissie, de eigen aanvullende afwegingen van de Raad van Toezicht als geheel en de verkregen instemming van de diverse voormelde gremia. Dit jaar lag er een fors negatieve begroting en meerjarenraming voor bij de financiële commissie en heeft zij haar positief advies onthouden. Namens de Raad van Toezicht zou opdracht worden gegeven tot nader onderzoek en [eiser] is uitdrukkelijk verzocht de stukken niet verder te verspreiden. Het feit dat [eiser] zich helemaal niets aantrok van dit uitdrukkelijke verbod, vormde voor de Raad van Toezicht de bevestiging dat [eiser] zich kennelijk niets gelegen liet liggen aan de statutaire verhoudingen en dat hij een geheel eigenstandige en eigengereide koers voer. [eiser] liet zich niet door de Raad van Toezicht corrigeren, waarmee de toezichthoudende taak van de Raad van Toezicht op onaanvaardbare wijze werd uitgehold. Nordwin College betwist dat het College van Bestuur en de Raad van Toezicht op hetzelfde niveau acteren en gelijkwaardig zijn.
4.5.
Daarnaast liet [eiser] in een e-mail van 26 november 2017 blijken dat de koers die hij wenste te varen niet helemaal overeenkwam met de gedachten van de Raad van Toezicht. Het stond volgens [eiser] al vast dat Nordwin College niet alleen verder kon. Voor de Raad van Toezicht zou het vraagstuk over de continuïteit mede beantwoord gaan worden aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek van KPMG. Omdat dit handelen van [eiser] haaks stond op de gemaakte afspraken, heeft de Raad van Toezicht [eiser] verboden om aan deze plannen verder uitvoering te geven. [eiser] heeft deze instructies om terughoudendheid te betrachten genegeerd en de kaderbrief en concept begroting verspreid.
4.6.
Daarnaast is er de niet te verklaren afwijking van de concept-meerjarenbegroting in vergelijking met die van het vorige jaar terwijl deze volgens [eiser] op dezelfde cijfers waren gebaseerd. Dit leidde bij de Raad van Toezicht tot het inzicht dat de bestuurder niet 'in control' was. In deze situatie kon de Raad van Toezicht volgens haar niet anders doen dan het voornemen te uiten om [eiser] op de kortst mogelijke termijn te schorsen.
4.7.
Voorts voert Nordwin College dat er geen sprake kan zijn van wedertewerkstelling omdat niet duidelijk is op welke wijze invulling zou moeten worden gegeven aan de werkzaamheden van [eiser]. De Raad van Toezicht heeft het vertrouwen in [eiser] opgezegd en hij is inmiddels statutair ontslagen. De arbeidsovereenkomst van [eiser] is geheel geënt op de bestuurderspositie en zijn werkzaamheden in het kader van de arbeidsovereenkomst bestaan geheel uit het uitoefenen van taken en bevoegdheden verbonden aan het bestuurderschap. Een bevel tot wedertewerkstelling zou volgens Nordwin College tot een onwerkbare situatie leiden.
De beoordeling
5.1.
Het geschil heeft betrekking op de schorsing/non-actiefstelling van [eiser] uit hoofde van zijn arbeidsovereenkomst. Met de aard van de gevorderde wedertewerkstelling en rectificatie is naar het oordeel van de kantonrechter het spoedeisend belang gegeven. De vrijstelling van werkzaamheden en de berichtgeving daaromtrent hebben een diffamerend effect en schaden de arbeidsrechtelijke positie van [eiser] binnen het Nordwin College.
5.2.
Met het beroep van Nordwin College op niet-ontvankelijkheid van [eiser] in zijn vorderingen omdat aan de schorsing van [eiser] als statutair bestuurder een einde is gekomen door het ontslag van [eiser] als statutair bestuurder, miskent Nordwin College naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter dat zij [eiser] op 4 december 2017 tevens op non-actief heeft gesteld danwel geschorst in arbeidsrechtelijke zin. Zulks blijkt immers uit het verslag van de vergadering van de Raad van Toezicht van
4 december 2017, waarin staat vermeld:
Deze schorsing
(ktr.: als statutair bestuurder)betekent dat de heer [eiser] per direct tijdelijk ontheven is uit zijn functie als bestuurder en dat hij geen toegang meer heeft tot de school, op geen enkele locatie, tenzij de Raad van Toezicht daar expliciet toestemming voor heeft gegeven. (…..)
(…..)
Tot slot zal hem worden verzocht op een nader te bepalen tijdstip en wijze alle eigendommen van Nordwin in te leveren, zoals laptop/iPad/mobiele telefoons, sleutels, pasjes en wat dies meer zij.
Bij brief van 4 december 2017 heeft Nordwin College [eiser], onder toezending van de notulen van de vergadering van 4 december 2017, ook meegedeeld dat de schorsing inhoudt dat [eiser] in het belang van de school met ingang van 4 december 2017 is ontheven uit zijn functie en dat hij geen toestemming meer heeft tot de school (op geen enkele locatie), behoudens expliciete voorafgaande toestemming van de Raad van Toezicht. Tegen deze non-actiefstelling/schorsing richten zich, naar de kantonrechter begrijpt, de vorderingen van [eiser].
5.3.
Los daarvan heeft Nordwin College [eiser] nogmaals geschorst, en wel op 18 december 2017, dit keer onder verwijzing naar artikel 2.7 lid 1 van de cao mbo. Dit artikel bepaalt dat wanneer het belang van de instelling zulks naar het oordeel van de werkgever dringend vereist, de werkgever de werknemer kan schorsen voor ten hoogste 4 weken. Deze maatregel kan eenmaal met ten hoogste 4 weken worden verlengd. Op grond van artikel 2.10 lid 1 van de cao mbo wordt het besluit tot schorsing als bedoeld in artikel 2.7 lid 1 de werknemer onverwijld doch uiterlijk binnen 3 dagen schriftelijk, aangetekend bevestigd, onder vermelding van de redenen. Voordat de werknemer wordt geschorst wordt deze in de gelegenheid gesteld zijn opvattingen omtrent de voorgenomen schorsing kenbaar te maken. De opvattingen van de werknemer omtrent de schorsing worden opgenomen in de brief, waarin de schorsing wordt bevestigd (artikel 2.10 lid 1). Artikel 12.2 lid 2 van de cao mbo bepaalt dat de werknemer in beroep kan gaan tegen het besluit tot schorsing als ordemaatregel bij de Commissie van Beroep waarbij de werkgever is aangesloten.
5.4.
Indien voormelde schorsing bij de onderhavige procedure wordt betrokken, dan staat naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter de mogelijkheid van beroep bij de Commissie van Beroep niet aan de ontvankelijkheid van [eiser] in de weg, zoals Nordwin College heeft betoogd. De kantonrechter overweegt daartoe dat, gelijk [eiser] heeft aangevoerd, in artikel 14 van de met [eiser] gesloten arbeidsovereenkomst is bepaald dat op de arbeidsovereenkomst het Nederlandse recht van toepassing is en dat, om geschillen uit hoofde van die arbeidsovereenkomst te beslechten, de Nederlandse rechter bevoegd is.
5.5.
Voorts heeft Nordwin College aangevoerd dat zij voornemens is [eiser] te schorsen op grond van artikel 2.7 lid 2 sub c van de cao mbo, dat wil zeggen voor de duur van de ontbindingsprocedure, maar nu deze schorsing (nog) niet aan de orde is, kan dit naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter buiten beschouwing worden gelaten.
5.6.
De kantonrechter is van oordeel dat de toewijsbaarheid van een vordering van een werknemer om in de gelegenheid gesteld te worden de overeengekomen arbeid te verrichten, moet worden beoordeeld aan de hand van de algemene maatstaf van art. 7:611 BW, die verwijst naar wat een goed werkgever behoort te doen en na te laten. Deze maatstaf brengt in het algemeen gesproken mee dat de toewijsbaarheid afhangt van de aard van de dienstbetrekking, van de overeengekomen arbeid en van de bijzondere omstandigheden van het geval (HR 12 mei 1989, NJ 1989/801). Daarbij dient als uitgangspunt te worden genomen dat van een werkgever, als goed werkgever, gevergd mag worden dat hij de werknemer tegen diens wil slechts de mogelijkheid mag onthouden om de overeengekomen arbeid te verrichten wanneer de werkgever daarvoor een redelijke grond heeft en dat die grond voldoende zwaar dient te wegen, gelet op het in beginsel zwaarwegend te achten belang van de werknemer om de bedongen arbeid te kunnen blijven verrichten. De vrijheid van de werkgever om zijn organisatie in te richten naar eigen wensen dient te worden afgewogen tegen het in beginsel gerechtvaardigd belang van de werknemer om de bedongen arbeid te kunnen verrichten. Het feitelijk verrichten van (de bedongen) arbeid heeft een intrinsieke waarde voor de werknemer, mede gezien de betekenis die in het maatschappelijk verkeer wordt toegekend aan het kunnen verrichten van arbeid. Tegen die achtergrond is de beslissing van de werkgever om een werknemer tegen diens wil niet toe te laten tot het werk in beginsel diffamerend voor de werknemer(vgl. Gerechtshof Leeuwarden 29 november 2011, ECLI:NL:GHLEE:2011:BU6253).
5.7.
Bij het antwoord op de vraag of Nordwin College een redelijke grond had [eiser] niet langer in de gelegenheid te stellen de bedongen arbeid te verrichten, houdt de kantonrechter rekening met het feit dat Nordwin College [eiser] inmiddels als statutair bestuurder heeft ontslagen. [eiser] heeft evenwel aangekondigd dit gegeven ontslag aan te zullen vechten. Tevens houdt de kantonrechter er rekening mee dat Nordwin College inmiddels een verzoekschrift strekkende tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden. [eiser] heeft laten weten in die procedure verweer te zullen voeren. De inhoud van het verzoekschrift was [eiser] ten tijde van de mondelinge behandeling van het kort geding nog niet bekend.
5.8.
Nordwin College heeft benadrukt dat haar besluit om [eiser] niet langer te werk te stellen als bestuurder een tijdelijke noodmaatregel betrof. Volgens Nordwin College is het niet mogelijk dat [eiser] zijn werkzaamheden als bestuurder voortzet omdat de Raad van Toezicht geen vertrouwen meer heeft in een verdere samenwerking met [eiser]. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is dit onvoldoende om [eiser] niet langer toe te laten tot zijn werkzaamheden, nu blijkens hetgeen Nordwin College in het kader van de onderhavige procedure heeft aangevoerd, die vertrouwensbreuk in belangrijke mate is veroorzaakt door het feit dat de Raad van Toezicht en [eiser] verschillende visies hebben op de taken en bevoegdheden van het College van Bestuur ten opzichte van die van de Raad van Toezicht en op de te bewandelen weg en het tempo waarin maatregelen genomen moeten worden met betrekking tot de toekomst van het Nordwin College. Het zijn deze twee thema's die, naar de kantonrechter begrijpt, in overwegende mate ten grondslag hebben gelegen aan de schorsing van [eiser]. Niet is gesteld of gebleken dat partijen hierover inhoudelijk het gesprek zijn aangegaan om te proberen op die thema's een gezamenlijke visie te ontwikkelen. Daarentegen is de Raad van Toezicht op 4 december 2017 overgegaan tot de schorsing van [eiser] als (statutair) bestuurder, zonder hoor- en wederhoor toe te passen. De [eiser] gegeven termijn van één werkdag (vrijdag 1 december 2017) om zich voor te bereiden op een vergadering waarin zijn schorsing als (statutair) bestuurder aan de orde kwam, kan naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet als een redelijke termijn worden aangemerkt. Nordwin College heeft onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren gebracht om voorshands te kunnen oordelen dat er sprake was een spoedsituatie, op grond waarvan Nordwin College niet de termijn van tenminste zeven dagen als bedoeld in artikel 13 lid 4 van de statuten in acht behoefde te nemen. De Raad van Toezicht twijfelde over de door juistheid van de door [eiser] gepresenteerde financiële cijfers en wilde een onderzoek daarvan, uitgevoerd door KPMG. De Raad van Toezicht heeft dat onderzoek echter niet afgewacht, terwijl [eiser] - vanuit zijn visie op de taken en bevoegdheden van het College van Bestuur - deze financiële cijfers intern heeft gedeeld met allen die daaraan hun instemming dienden te verlenen. Dat was weliswaar tegen de instructies van de Raad van Toezicht, maar dat rechtvaardigt naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet de door de Raad van Toezicht getroffen noodmaatregel.
5.9.
Nordwin College heeft naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren gebracht om te kunnen oordelen dat [eiser] zijn werkzaamheden als bestuurder van Nordwin College niet zou kunnen voortzetten en dat er een gegronde vrees bestaat dat er onaanvaardbare situaties ontstaan wanneer [eiser] weer wordt toegelaten tot zijn werkzaamheden (behoudens zijn taken en bevoegdheden als statutair bestuurder). De kantonrechter acht bij zijn oordeel tevens van belang dat de stafhoofden bij brief van 11 december 2017 hebben aangegeven zich door de afwezigheid van [eiser] zorgen te maken over de continuïteit van de organisatie en zij verzoeken de Raad van Toezicht, in het belang van Nordwin College, [eiser] per direct zijn werkzaakheden te laten hervatten. Voorts acht de kantonrechter van belang dat de ondernemingsraad in het kader van het voorgenomen ontslag van [eiser] als statutair bestuurder heeft geadviseerd om in de ontstane situatie niet over te gaan tot het ontslag van [eiser]. De ondernemingsraad schrijft in haar advies: 'Na zowel bij de heer [eiser] als bij de Raad van Toezicht (RvT) informatie ingewonnen te hebben, is de OR, na grondig overleg, unaniem van mening dat in het ontstane conflict, dat heeft geleid tot het voorgenomen ontslag van de voorzitter van de CvB, de samenwerking en de manier waarop de samenwerking tussen beide partijen gestalte kreeg, heeft geleid tot de huidige situatie. De OR is dan ook van mening dat beide partijen, dus zowel RvT als CvB hebben bijgedragen aan de situatie die nu uitmondt in het voorgenomen besluit tot ontslag van de voorzitter van het CvB.' De OR adviseert om eerst de cijfers van KPMG af te wachten en dan een soort 'time-out' in te stellen, waarin de Raad van Toezicht en [eiser] proberen op één lijn te komen. Ook de ouderraad heeft de Raad van Toezicht opgeroepen om te handelen in het belang van Nordwin College en het groene onderwijs door het aangekondigde ontslag te heroverwegen. De ouderraad heeft aangegeven zeer prettig met [eiser] samen te werken en hem te zien als een zeer gewaardeerd voorzitter met visie en passie voor groen onderwijs, die betrokken is bij studenten, ouders en het bedrijfsleven en die in samenwerking met anderen het groene onderwijs een stevige plek wil geven in onderwijsland. Er bestaat derhalve binnen de organisatie van Nordwin College een breed draagvlak voor het aanblijven van [eiser] als bestuurder, hetgeen het naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter mogelijk maakt dat [eiser] zijn werkzaamheden voortzet. Dat alle werkzaamheden van [eiser] voortvloeien uit zijn statutair bestuurderschap heeft Nordwin College ter zitting niet nader kunnen onderbouwen en is door [eiser] betwist. Ook het feit dat Nordwin College inmiddels streeft naar beëindiging van de arbeidsovereenkomst en in dat kader een ontbindingsverzoek heeft ingediend, maakt niet dat [eiser], totdat op dat verzoek is beslist, niet meer dagelijks leiding aan de organisatie kan geven.
5.10.
Gelet op het vorenstaande moet voorshands worden geoordeeld dat de schorsing van [eiser] als bestuurder op onzorgvuldige wijze en niet redelijke grond heeft plaatsgevonden. Dit dient te leiden tot toewijzing van de vordering van [eiser] tot wedertewerkstelling, met dien verstande dat [eiser] niet meer de statutaire bevoegdheden toekomen behorende bij de functie van voorzitter van het College van Bestuur. Tegen de door [eiser] gevorderde dwangsommen van € 5.000,- per dag of gedeelte van een dag dat Nordwin College in gebreke blijft na betekening van dit vonnis aan dit vonnis te voldoen, heeft Nordwin College geen verweer gevoerd, zodat die zullen worden toegewezen. Wel zal de kantonrechter daaraan een maximum verbinden van € 100.000,-.
5.11.
Eveneens acht de kantonrechter de gevorderde rectificatie toewijsbaar, te versturen binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis, met de navolgende - aangepaste - tekst, aangezien [eiser] zijn statutaire bevoegdheden behorende bij de functie van voorzitter van het College van Bestuur niet meer kan uitoefenen:
Geachte lezer,
Op 4 december 2017 heb ik u bericht dat de heer [eiser] in de uitoefening van zijn functie van Voorzitter van de Raad van Bestuur geschorst werd althans zijn functie zou hebben neergelegd.
Bij vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter te Leeuwarden is het Nordwin College opgedragen aan u bekend te maken dat de schorsing van [eiser] in zijn functie van bestuurder (op basis van een met hem gesloten arbeidsovereenkomst) berust op een onterecht genomen beslissing en dat [eiser] in de gelegenheid dient te worden gesteld zijn werkzaamheden als bestuurder (zonder de bevoegdheden van statutair bestuurder) te hervatten. Door het versturen van dit bericht voldoen wij aan dit vonnis.
De heer [Naam voorzitter],
voorzitter Raad van Toezicht stichting Nordwin College.
5.12.
Ook tegen de hieraan verbonden dwangsommen van € 5.000,- per dag of gedeelte van een dag dat Nordwin College in gebreke blijkt na betekening van het vonnis aan dit vonnis te voldoen, heeft Nordwin College geen verweer gevoerd, zodat ook deze zullen worden toegewezen, eveneens met een maximum van € 100.000,-.
5.13.
Nordwin College zal als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten.
De proceskosten aan de zijde van [eiser] worden vastgesteld op:
- explootkosten € 103,10
- griffierecht € 78,00
- salaris gemachtigde
€ 600,00
totaal € 781,10,
te vermeerderen met een bedrag van € 100,- aan nakosten (conform het voor kantonzaken gebruikelijke tarief), indien Nordwin College niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiser] aan deze veroordeling heeft voldaan.

Beslissing

De kantonrechter:
Rechtdoende in kort geding
6.1.
veroordeelt Nordwin College om [eiser] binnen 24 uur na betekening van dit vonnis in staat te stellen zijn werkzaamheden als bestuurder op basis van zijn arbeidsovereenkomst op de gebruikelijke wijze te hervatten, zoals deze werden verricht tot 4 december 2017, met uitzondering van de [eiser] voorheen toekomende statutaire bevoegdheden behorende bij de functie van voorzitter van het College van Bestuur,
6.2.
veroordeelt Nordwin College om aan [eiser] een dwangsom te betalen van
€ 5.000,- per dag of gedeelte van een dag dat Nordwin College niet aan de in 6.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 100.000,- is bereikt,
6.3.
veroordeelt Nordwin College om binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis een e-mail te versturen aan alle partijen die namens of door de Raad van Toezicht zijn geïnformeerd over de schorsing van [eiser] met de volgende tekst:
"Geachte lezer,
Op 4 december 2017 heb ik u bericht dat de heer [eiser] in de uitoefening van zijn functie van Voorzitter van de Raad van Bestuur geschorst werd althans zijn functie zou hebben neergelegd.
Bij vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter te Leeuwarden is het Nordwin College opgedragen aan u bekend te maken dat de schorsing van [eiser] in zijn functie van bestuurder (op basis van een met hem gesloten arbeidsovereenkomst) berust op een onterecht genomen beslissing en dat [eiser] in de gelegenheid dient te worden gesteld zijn werkzaamheden als bestuurder (zonder de bevoegdheden van statutair bestuurder) te hervatten. Door het versturen van dit bericht voldoen wij aan dit vonnis.
De heer [Naam voorzitter],
voorzitter Raad van Toezicht stichting Nordwin College",
met gelijktijdige toezending van afschriften van de verzonden e-mails naar het postadres van mr. E.W. Kingma, Westersingel 50, 8913 CL Leeuwarden,
6.4.
veroordeelt Nordwin College om aan [eiser] een dwangsom te betalen van
€ 5.000,- per dag of gedeelte van een dag dat Nordwin College niet aan de in 6.3. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 100.000,- is bereikt,
6.5.
veroordeelt Nordwin College in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 781,10, te vermeerderen met een bedrag van € 100,- aan nakosten indien Nordwin College niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiser] aan deze veroordeling voldoet,
6.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. R. Giltay, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 januari 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 471