In deze zaak hebben eisers, die een aanvraag voor een monumentensubsidie hadden ingediend, beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvraag door Gedeputeerde Staten (GS) van Fryslân. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de technische urgentie van het monument niet was onderbouwd door een onafhankelijk deskundige, aangezien de Monumentenwacht, die het inspectierapport had opgesteld, niet als onafhankelijk werd beschouwd. GS stelde dat er een schijn van belangenverstrengeling bestond, omdat zowel Monumentenwacht als Monumentenadvies onder dezelfde bestuurder vallen. De rechtbank oordeelde echter dat GS ten onrechte geen onderzoek had gedaan naar de schijn van belangenverstrengeling en dat er geen opdracht aan Monumentenadvies was gegeven als begeleidend architect. De rechtbank droeg GS op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de inspecteurs van de Monumentenwacht als onafhankelijk deskundige moesten worden beschouwd, gezien hun werkwijze die in een handboek was vastgelegd en controleerbaar was. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg GS op om de proceskosten te vergoeden.