ECLI:NL:RBNNE:2018:2301
Rechtbank Noord-Nederland
- Bodemzaak
- E. Hoekstra
- P.G. Wijtsma
- K. Wentholt
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verschuiving van de AOW-leeftijd en de gevolgen voor de aanvrager van een overbruggingsuitkering
In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 20 juni 2018, wordt de zaak behandeld van een eiser die bezwaar maakt tegen de verschuiving van zijn AOW-leeftijd als gevolg van de invoering van artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De rechtbank oordeelt dat de aanvangsleeftijd van het AOW-pensioen van de eiser is verschoven, wat volgens jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep kan leiden tot een onevenredig zware last. De rechtbank volgt echter het standpunt van de verweerder dat in situaties waarin de eiser geen aanspraak kan maken op een overbruggingsuitkering, het zogenaamde pensioengat over het algemeen geen onevenredig zware last zal opleveren. De rechtbank constateert dat de verweerder niet heeft onderzocht of de individuele omstandigheden van de eiser aanleiding geven om af te wijken van het beleid, en verklaart het beroep gegrond, maar laat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. De rechtbank verklaart het beroep van de eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een overbruggingsuitkering ongegrond, omdat zijn inkomen te hoog is om in aanmerking te komen voor deze regeling. De rechtbank benadrukt dat de wetgever met de wetswijzigingen heeft ingespeeld op de verslechterde situatie van de overheidsfinanciën en de vergrijzing, en dat de gekozen leeftijdsgrenzen niet kennelijk onredelijk zijn.