ECLI:NL:RBNNE:2018:2007

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 mei 2018
Publicatiedatum
30 mei 2018
Zaaknummer
18/046044-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van portier wegens mishandeling van meerdere slachtoffers in horecagelegenheid

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 29 mei 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 23-jarige man, werkzaam als portier in een café in Leeuwarden. De man werd veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren voor het mishandelen van vijf slachtoffers in de periode van oktober 2016 tot maart 2017. De mishandelingen vonden plaats terwijl de verdachte zijn functie als portier uitoefende. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de grenzen van de redelijkheid had overschreden bij het gebruik van geweld. De mishandelingen omvatten onder andere het met kracht een knie in de hals van slachtoffers plaatsen, het geven van een voorwaartse trap in de maagstreek en het aanleggen van een nekklem. De rechtbank achtte de handelingen van de verdachte disproportioneel en onrechtmatig, ondanks zijn beroep op de noodzaak om de orde te handhaven. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers. De rechtbank hield rekening met de gevolgen van de strafzaak voor de verdachte, waaronder het verlies van zijn werk als portier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/046044-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 mei 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 mei 2018. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.A. van der Meulen-Sikkes, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 oktober 2016 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem tegen diens enkel en/of diens knie te schoppen en/of op hem te gaan zitten en/of (terwijl hij op de grond lag) (met kracht) een knie in diens nek/hals althans tegen diens hoofd te plaatsen;
2.
hij op of omstreeks 16 december 2016 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem (hardhandig) op de grond te gooien en/of op hem te gaan zitten en/of (terwijl hij op de grond lag) een klap/stomp in het gezicht te geven en/of (met kracht) een knie in diens nek/hals althans tegen diens hoofd te plaatsen en/of een schop / trap tegen diens rug te geven;
3.
hij op of omstreeks 16 december 2016 te Leeuwarden [slachtoffer 3] heeft mishandeld
door hem tegen de grond te werken en/of door op hem te gaan zitten en/of (terwijl hij op de grond lag) (met kracht) een knie in diens nek/hals althans tegen diens hoofd te plaatsen;
4.
hij op of omstreeks 24 februari 2017 te Leeuwarden [slachtoffer 4] heeft mishandeld door
hem (met kracht) een voorwaartse trap te geven in de maagstreek;
5.
hij op of omstreeks 12 maart 2017 te Leeuwarden [slachtoffer 5] heeft mishandeld door
bij hem bij de keel te grijpen en/of een nekklem aan te leggen en/of (vervolgens) aan diens nek (hardhandig) van de trap af te sleuren.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting veroordeling gevorderd voor het onder 1., 2., 3., 4. en 5. ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De onder 1. ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) bestaande uit het op [slachtoffer 1] gaan zitten en een knie in zijn hals te plaatsen, kan worden bewezen op grond van de verklaringen van [slachtoffer 1] en van getuigen [getuige 1] en [getuige 2]. Van medeplegen is geen sprake; de handelingen van verdachte en zijn collega, medeverdachte [medeverdachte 1], stonden los van elkaar.
Het onder 2. ten laste gelegde medeplegen van mishandeling van [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) kan - met uitzondering van het stompen in het gezicht en trappen in de rug – worden bewezen op grond van de verklaringen van [slachtoffer 2], de medische verklaring met betrekking tot [slachtoffer 2] en de verklaringen van getuigen [getuige 3] en [getuige 4].
De onder 3. ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3]) kan worden bewezen op grond van de verklaringen van [slachtoffer 3], de medische verklaring met betrekking tot [slachtoffer 3] en de verklaringen van [slachtoffer 2], [getuige 3] en [getuige 4].
De onder 4. ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4]) kan worden bewezen op grond van de verklaringen van [slachtoffer 4] en getuigen [getuige 5] en [getuige 6], alsmede gelet op het proces-verbaal van bevindingen omtrent de camerabeelden van het voorval.
De onder 5. ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 5] (hierna: [slachtoffer 5]) kan worden bewezen op grond van de verklaringen van [slachtoffer 5] en het proces-verbaal van bevindingen omtrent de camerabeelden van het voorval.
De onder 1. tot en met 5. ten laste gelegde gedragingen kunnen niet worden gerechtvaardigd door de taak die verdachte als portier had. Een portier mag binnen de grenzen van de redelijkheid optreden, maar voornoemde gedragingen zijn disproportioneel en onrechtmatig.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Alle aangevers en de met hen bevriende getuigen waren onder invloed van (veel) alcohol en mogelijk drugs. Voor zover de ten laste gelegde handelingen bewezen kunnen worden, geldt dat verdachte telkens zijn werk als portier deed, waarbij hij zoveel mogelijk heeft voorkomen dat de situatie zou escaleren. Verdachte is als portier bevoegd om iemand uit een horecagelegenheid te verwijderen en daarbij aan te raken. Indien hij hierbij binnen de grenzen van de redelijkheid blijft, kan mishandeling niet worden bewezen. Verdachte is bij alle feiten telkens binnen de grenzen van de redelijkheid gebleven.
Met betrekking tot het onder 4. ten laste gelegde trappen in de maagstreek van [slachtoffer 4] is nog van belang dat verdachte handelde ter bescherming van zijn collega, medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]). [slachtoffer 4] kwam op [medeverdachte 2] af en vanuit de positie van verdachte leek het alsof hij, [slachtoffer 4], [medeverdachte 2] wilde aanvallen. Onder deze omstandigheden was het redelijk dat verdachte een "duwtrap" aan [slachtoffer 4] gaf.
Met betrekking tot de onder 5. ten laste gelegde mishandeling door [slachtoffer 5] onder andere in een nekklem vast te pakken, is nog van belang dat gelet op het feit dat verdachte en [slachtoffer 5] in een kleine ruimte bovenaan een steile trap stonden, verdachte geen redelijk alternatief voor zijn handelen had.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 15 mei 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik was op 23 oktober 2016, 16 december 2016, 24 februari 2017 en 12 maart 2017 werkzaam als portier bij [café] in Leeuwarden.
Op 23 oktober 2016 heb ik een jongen naar de grond gebracht. Ik ben daarna op hem gaan zitten ter hoogte van zijn schouder.
Op 16 december 2016 heb ik een jongen naar de grond gebracht en op de grond gehouden. Toen een andere jongen mij van die jongen aftrok, heb ik die andere jongen op de grond gedrukt.
Op 24 februari 2017 heb ik een jongen een duwtrap gegeven.
Op 12 maart 2017 heb ik een nekklem aangelegd bij een jongen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 oktober 2016, opgenomen op pagina 38 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017172767 d.d. 18 juli 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1]:
Op zondag 23 oktober 2016 was ik bij [café] in Leeuwarden. Ik heb een beveiliger aangesproken. Ook heb ik die beveiliger een tikje op zijn bovenarm gegeven. Plotseling lag ik op de grond. Ik zag dat de beveiliger die ik een tikje had gegeven dit deed. Ik lang languit op mijn buik op de grond buiten op straat. Mijn handen werden achter op mijn rug vastgehouden. Mijn hoofd werd naar de grond gedrukt, eigenlijk naar de grond geslagen vind ik. Ik voelde dat er meerdere mensen bovenop mij zaten. Ik voelde dat mijn keel ook werd dichtgeknepen.
3. Een schriftelijk stuk, te weten een journaal van huisarts P.A. Buytendijk d.d. 3 november 2016, inhoudende:
[slachtoffer 1]
28-10-2016 S wordt niet beter, meer hoofdpijn, hoesten + hoofdpijn achter hoofd
O grote opgezette tonsillen, palp hals klieren
25-10-2016 S last van het hoofd. pijn op slaap bij oogkas.
zaterdag bij stappen probleem met beveiligers, zaterdagnacht op grond steeds, met knie op hoofd, even uit de tijd, stukje kwijt.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 23 november 2016, opgenomen op pagina 46 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 7]:
Op 23 oktober 2016 zag ik dat [slachtoffer 1] op de grond lag. Ik zag dat een portier bovenop [slachtoffer 1] ging zitten. Ik zag dat een tweede portier ook bovenop [slachtoffer 1] ging zitten. Ik zag dat één van de portiers zijn knie op [slachtoffer 1] plaatste. Ik zag dat deze knie op [slachtoffer 1] zat ter hoogte van zijn hals en hoofd. Een andere portier zat op [slachtoffer 1] zijn kuiten. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] schreeuwde: laat me los, het doet me zeer, of woorden van gelijke strekking.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 december 2016, opgenomen op pagina 85 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2]:
Op vrijdag 16 december 2016 was ik in [café]. Ik zag dat in de ruimte bij de uitgang [slachtoffer 3] op de grond lag en dat een portier zijn knie op zijn keel had. Ik zei tegen de portier die naast mij stond dat ik zag dat [slachtoffer 3] geen adem kreeg en dat hij moest stoppen. Ik werd vervolgens door de portier naar buiten gezet. Ik heb daar ongeveer 20-30 seconden staan wachten en toen werd ik naar binnen geroepen door een portier. Ik zag [slachtoffer 3] nog steeds op de grond liggen met de knie van de portier op zijn keel. Ik hoorde [slachtoffer 3] krijsen en ik zag dat hij volledig in paniek raakte omdat hij geen adem kreeg, waarop ik tegen de portier die op hem zat heb gezegd dat hij moest stoppen. Ik heb vervolgens genoemde portier bij zijn jas gepakt omdat ik [slachtoffer 3] wilde bevrijden. Ik zag dat de portier [slachtoffer 3] los liet en opstond en naar mij toe kwam. Ik voelde dat de portier mij vastpakte bij mijn poloshirt en ik voelde dat de andere portier mij tevens op deze plek vastpakte. Ik werd naar de grond gewerkt en ik zag dat de portier welke eerder bij [slachtoffer 3] zijn keel dicht had gedrukt met zijn knie, dit nu bij mij deed. Ik deed meteen mijn handen in de lucht en heb gezegd dat ik niets had gedaan en niets zou doen en ik voelde de druk groter worden op mijn keel en gaf aan dat ik stikte. Ik voelde de knie van de portier voortdurend op mijn keel en op mijn gezicht. Ik bleef steeds aangeven dat ik stikte en ik werd bang, raakte in paniek. Ik bleef mijn handen in de lucht houden om aan te geven dat ik niets zou doen. Ik voelde terwijl ik op de grond lag dat mijn keel werd dichtgedrukt.
Bij de Febo zag ik mijn verwondingen met name aan mijn gezicht, nek en keel. Ook zag ik het letsel van [slachtoffer 3]. Hij had tevens verwondingen aan het hoofd en de keel. Ik voelde toen een enorme pijn in mijn gezicht, aan de linkerzijde, mijn hele lichaam deed pijn, ik zag dat ik veel striemen en schaafplekken had met name mijn gezicht, schouders, onderzijde linkerarm en aan mijn rug.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 8 maart 2017, opgenomen op pagina 105 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2]:
V: Welke portiers kwamen er toen bij en wie moesten er met hun mee, hoe ging dit?
A: Later hoorde ik van mensen dat de portiers genaamd waren [naam 1] en [verdachte]. Naast mij zag ik dat [slachtoffer 3] door de klapdeur werd gegooid van het rokershok. Dit werd gedaan door [verdachte]. [verdachte] hield [slachtoffer 3] op de grond. [verdachte] zat met een knie op z'n keel en met de andere knie op z'n borst. Met z'n armen hield hij [slachtoffer 3] in bedwang. [slachtoffer 3] zei verschillende malen dat hij niets deed en wel mee wilde werken, maar [verdachte] bleef toch doorgaan.
Ik werd naar buiten geduwd en kort daarop weer naar binnengeroepen. Ik zag [slachtoffer 3] nog steeds op de grond liggen met de knie op z'n keel. Hij was helemaal in paniek. Ik trok aan de portier omdat [slachtoffer 3] bijna stikte. [verdachte] zei toen tegen mij dat ik niet aan hem moest zitten. Ik werd toen door [verdachte] en de portier met de baard op de grond gegooid. [verdachte] zette toen z'n knie op mijn keel. Ik kreeg van hem toen met z’n hand een klap in mijn gezicht en de man met de baard trapte mij in mijn rug. Ik lag dus weerloos op de grond. Ik deed verder niks en had mijn handen in de lucht.
7. Een geneeskundige verklaring, op 30 december 2016 opgemaakt en ondertekend door E.I. Hofstra, forensisch arts FMG, opgenomen op pagina 133 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende, als verklaring:
Naam: [slachtoffer 2]
Datum onderzoek: 23-12-2016
Subjectieve klachten: Aanvankelijk pijn in de keel, die nu verdwenen is. Sinds het incident heeft betrokkene pijnklachten in de onderrug met name bij bewegen.
Letselbeschrijving
Gelaat: Achter het linker oor: in een gebied van 3x5cm meerdere oppervlakkige ontvellingen, vrijwel genezen. Passend bij vrijwel genezen lokale huidirritatie. Onderkaak links: aan de onderzijde van de kaakrand onder de wang een lichte rode verkleuring van 4x1 cm doorsnede, met lichte witte korstvorming ter plaatse. Passend bij een genezende oppervlakkige schaafwond.
Nek: Een horizontaal verlopende onderbroken rode streep van 0,5 mm breed en 10cm lengte, passend bij een oppervlakkige kraswond. Ong. 1 cm daaronder een gebogen, vrijwel horizontaal verlopende streep van 1mm breed en ong. 10 cm lang, passend bij een onderhuidse bloeduitstorting.
Conclusie
Ontstaan: De aangetroffen letsels passen goed bij de opgegeven toedracht. De ouderdom van de letsels passen bij het huidige tijdsinterval.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 december 2016, opgenomen op pagina 146 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3]:
In de nacht van donderdag 15 december 2016 op vrijdag 16 december 2016 was ik in [café] in Leeuwarden. [slachtoffer 2] en ik zijn meegelopen met de bewaker. [slachtoffer 2] liep voorop en ik ben er achteraan gelopen. Ik voelde ineens dat ik bij mijn linker bovenarm werd vastgepakt. Ik werd door de bewaker meegesleurd richting het rookhok. Ik voelde dat ik door de deur van het rookhok werd geduwd. Ik voelde ook dat de bewaker me door de tweede deur van het rookhok duwde die grenzend aan het halletje bij de uitgang zit. De bewaker hield nog steeds mijn arm vast. Ik voelde dat ik naar de grond werd gewerkt. Ik weet zeker dat het de bewaker was die me naar de grond heeft gewerkt. Ik lag op mijn rug in het halletje en ik zag dat deze bewaker op me zat met de knie in mijn hals. Ik voelde een hevige pijn in mijn hals. Ik voelde dat ik geen adem kon halen. Ik strekte mijn beide armen uit. Ik had beide armen naast mijn hoofd liggen. Dit deed ik om aan te geven dat ik mezelf overgaf en niets kon doen. Ik kon mezelf niet verweren. Ik kon geen kant op. Ik werd benauwd. Ik wilde happen naar zuurstof, maar dit lukte me niet. Ik voelde dat de bewaker nog steeds op me zat met de knie in mijn hals ter hoogte van mijn adamsappel. Ik heb niet geprobeerd me te verweren omdat ik het zo benauwd had. Ik voelde zelfs dat de bewaker nog steviger met zijn knie in mijn hals duwde. Ik raakte in paniek en wilde hoe dan ook weg zien te komen. Ik voelde dat toen ik mijn hals draaide het nog meer pijn deed door de druk van de knie van de bewaker in mijn hals. Ik zag toen dat [slachtoffer 2] de bewaker bij zijn jas pakte. Ik hoorde dat [slachtoffer 2] zei: "Hij krijgt geen adem je maakt hem dood". De bewaker ging staan. Ik zag kans om ook op te staan. Ik zag op dat moment dat dezelfde bewaker [slachtoffer 2] op de grond had gekregen en op [slachtoffer 2] zat.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 9 januari 2017, opgenomen op pagina 110 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 8]:
Op vrijdag 16 december 2016 in de [café] te Leeuwarden zag ik dat [slachtoffer 3] op de grond werd gedrukt. Ik zag dat de portier hem met kracht bij zijn kleding vastpakte en vervolgens op de grond drukte en ik zag dat [slachtoffer 3] met zijn rug op de grond terechtkwam. Toen [slachtoffer 3] eenmaal op de grond lag, zag ik dat de portier een knie op zijn keel plaatste. Als gevolg hiervan kon [slachtoffer 3] helemaal niets meer. Ik zag dat [slachtoffer 3] lijkbleek wegtrok.
Even later zag ik [slachtoffer 3] nog steeds op de grond liggen. Hij was aan het snakken naar adem.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 14 januari 2017, opgenomen op pagina 112 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3]:
Op vrijdag 16 december 2016 was ik in de [café] te Leeuwarden. Ik zag dat bewaker 1 [slachtoffer 3] naar voren duwde richting de rokersruimte. Vervolgens zag ik dat [slachtoffer 3] door de rokersruimte heen werd geslingerd. Vervolgens zag ik dat [slachtoffer 3] op de grond lag, naast de uitgang en ik zag dat bewaker 1 een knie op zijn nek plaatste. Ik zag dat [slachtoffer 3] zichtbaar moeite had met ademhalen. Ik zei tegen bewaker 1: "Moet je kijken, hij stikt." Ik zag dat [slachtoffer 2] bewaker 1 bij zijn jas vastpakte. Ik zag dat [slachtoffer 2] in de hoek werd gegooid door bewaker 1. Dit betrof de hoek tegenover de trappen. Ik zag dat [slachtoffer 2] op de grond lag en dat er ook een knie op zijn keel werd geplaatst door bewaker 1.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 maart 2017, opgenomen op pagina 174 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 4]:
Ik ging op vrijdag 24 februari 2017 naar [café] in Leeuwarden gegaan. Er ontstond een discussie tussen ons en de portier waarbij de portier mij op een gegeven moment een duw gaf. Vrijwel direct daarna kwam er een collega portier vanuit [café] aan welke mij direct vanuit het niets en zonder reden een harde voorwaartse trap in mijn buikstreek gaf. Direct na de trap voelde een hevige pijnschuit in mijn buik.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 juli 2017, opgenomen op pagina 169 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisanten:
In het onderzoek naar de aangiftes tegen verdachten [verdachte] en [medeverdachte 2] bekeek ik de
camerabeelden van het incident.
00:00:05 Ik zie dat verdachten [medeverdachte 2] en [verdachte] op straat staan, op het trottoir naast de hekken voor [café]. Ik zie dat er drie jongens tegenover hen staan en dat twee van die jongens door verdachten [medeverdachte 2] en [verdachte] weggeduwd worden. Ik zie dat verdachte [medeverdachte 2] op 00:00:08 uur een van de jongens tegen de andere jongen aanduwt. Ik zie dat een van de jongens, die net een duw van verdachte [medeverdachte 2] heeft gekregen, een voorwaartse trap van verdachte [verdachte] in zijn maagstreek krijgt.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 maart 2017, opgenomen op pagina 174 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 5]:
Op zaterdag 11 maart 2017 ging ik uit in Leeuwarden. Uiteindelijk belandde ik bij [café]. Toen het sluitingstijd was, wilde ik mijn jas op halen bij de garderobe.
Ik werd door een beveiliger vanachter bij mijn keel gegrepen en middels een nekklem vastgehouden. Ik schrok echt heel erg en was helemaal verbijsterd. Ik probeerde om mij zelf los te trekken maar dit lukte mij niet. Ik wilde iets zeggen of roepen maar ook dit lukte niet omdat mijn keel zo hard werd dichtgeknepen dat ik gewoon geen lucht meer kreeg.
14. Een geneeskundige verklaring, op 13 maart 2017 opgemaakt en ondertekend door B. Roescher, forensisch arts FMG, opgenomen op pagina 198 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende, als verklaring:
Naam: [slachtoffer 5]
Datum onderzoek: 13 maart 2017
Letselbeschrijving:
Aan de voorkant van de linker schouder is een oppervlakkige lichte roodheid waarneembaar met daarin wat oppervlakkige kleine lichte schaafplekjes en enkele kleine oppervlakkige krasspoortjes. Links voor op de hals is een kleine paarsrode verkleuring zichtbaar van een oppervlakkige kleine en lichte bloeduitstorting.
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 mei 2017, opgenomen op pagina 208 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisanten:
Camerabeelden van horecagelegenheid [café] te Leeuwarden van zondag 12 maart 2017. Te 04.55.55 uur zie ik dat de aangever door portier [naam 2] tegen de muur bij de trap wordt aangedrukt. Ik zie dat er heen- en weer getrek is tussen de aangever en de portier [naam 2]. Aangever staat op dat moment nog steeds tegen de muur met de achterkant van zijn lichaam. Zodra de vrouwelijke portier en portier [verdachte] boven aan de trap zijn aangekomen, zie ik dat portier [verdachte] aangever een klein stukje van de muur wegduwt. Vervolgens zie ik dat [verdachte] met zijn rechterhand, de nek van de aangever vastpakt. Ik zie dat [verdachte] zijn linkeronderarm geheel om de aangever zijn keel heen sluit. Ik zie dat zijn rechterhand nog steeds op de nek van aangever ligt. Ik zie dat hij de zogenoemde nekklem heeft aangelegd. Ik zie aan de gelaatsuitdrukking van de aangever dat hij vermoedelijk ergens last van heeft. Ik zie namelijk dat de aangever zijn mond open heeft en hierdoor zie ik dat hij zijn tanden op elkaar heeft. Tevens zie ik dat hij zijn ogen dichtknijpt. Gedurende bovengenoemde handelingen staan de vier portiers en de aangever nog steeds bovenaan de trap.
Om 04.56 uur is zichtbaar dat [verdachte] aangever nog steeds in de zogenoemde nekklem vast heeft. Ik zie dat de aangever geen handelingen verricht.

Bewijsoverwegingen

De rechtbank constateert dat alle ten laste gelegde feiten zien op incidenten die zich voordeden in of bij café [café] in Leeuwarden, terwijl verdachte daar werkzaam was als portier. Gelet op de opgenomen bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat voor elk feit voldoende wettig en overtuigend bewijs ten aanzien van (een deel van) de ten laste gelegde handelingen is. Onder ‘mishandeling’ in de zin van de artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht moet worden verstaan het aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat. [1] De rechtbank dient derhalve de vraag te beantwoorden of verdachte de betreffende handelingen mocht verrichten in het kader van de uitoefening van zijn werkzaamheden als portier en of zijn gedrag aldus gerechtvaardigd was. Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, dient verdachte te worden vrijgesproken van mishandeling.
De wet kent aan een portier weliswaar niet uitdrukkelijk bijzondere bevoegdheden toe voor de uitoefening van zijn taak en werkzaamheden, maar uit hoofde van zijn aanstelling door de rechthebbende is hij bevoegd personen binnen te laten of, als dat nodig is, te verwijderen.
Bij het verwijderen van iemand die de orde verstoort moet een portier bevoegd worden geacht personen niet alleen verbaal de toegang te ontzeggen maar hen ook zo nodig aan te raken.
Het geven van een duw kan onder omstandigheden gerechtvaardigd zijn, indien het de grenzen van de redelijkheid niet overschrijdt. [2]
Met betrekking tot het onder 1. ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat uit (onder meer) het proces-verbaal van bevindingen omtrent de camerabeelden van het voorval blijkt dat [slachtoffer 1] in eerste instantie de agressor was; hij weigerde weg te gaan en gaf verdachte een harde duw. Dat er vervolgens voor werd gekozen om [slachtoffer 1] naar de grond te werken en daar te houden totdat de politie kwam, kan worden geacht binnen de grenzen van de redelijkheid te vallen. Voor het daarbij met kracht plaatsen van een knie in de hals ligt dit anders. Niet valt in te zien dat verdachte [slachtoffer 1] niet op een minder hardhandige manier - bijvoorbeeld door het plaatsen van een knie op de schouder van [slachtoffer 1] - in bedwang kon houden. Dit geldt temeer nu er diverse portiers bij [slachtoffer 1] betrokken waren. Door, terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag, op [slachtoffer 1] te gaan zitten en met kracht een knie in zijn hals te plaatsen, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank de grenzen van de redelijkheid overschreden. De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft mishandeld door terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag met kracht een knie in zijn hals te plaatsen.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat geen sprake is van medeplegen. Weliswaar volgt uit het dossier dat een andere portier zich ook bezighield met [slachtoffer 1] en hem daarbij schopte, maar niet is gebleken dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en deze portier, gericht op de mishandeling van [slachtoffer 1].
Met betrekking tot het onder 2. en 3. ten laste gelegde volgt uit het dossier dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] het café moesten verlaten in verband met een lamp die kapot was gegaan. Daarbij werkte [slachtoffer 3] volgens verdachte niet echt mee. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte [slachtoffer 3] vervolgens naar de grond heeft gebracht en daar gehouden, waarbij hij met een knie op de hals van [slachtoffer 3] zat. [slachtoffer 3] kreeg daardoor zichtbaar geen adem en [slachtoffer 2] beklaagde zich hierover bij verdachte en diens collega. Toen dit niets opleverde, trok [slachtoffer 2] aan de jas van verdachte, waarna hij zelf tegen de grond werd gewerkt door verdachte. Ook [slachtoffer 2] werd vervolgens door verdachte op de grond gehouden middels een knie in de hals. Zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 3] hielden hier letsel aan over in de vorm van plekken en striemen in of bij de hals.
De rechtbank is van oordeel dat dit optreden van verdachte tegenover zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 3] de grenzen van redelijkheid fors overschrijdt. Het met kracht plaatsen van een knie in de hals is erg gevaarlijk en geenszins gerechtvaardigd om iemand te verwijderen of (in afwachting van de komst van de politie) in bedwang te houden.
De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft mishandeld door [slachtoffer 2] op de grond te gooien en bij [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] met kracht een knie in de hals te plaatsen. Ten aanzien van [slachtoffer 2] is medeplegen van mishandeling ten laste gelegd. De rechtbank overweegt dat verdachte weliswaar met een andere portier samenwerkte toen [slachtoffer 2] het café moest verlaten, maar dat niet is gebleken dat de samenwerking was gericht op de mishandeling van [slachtoffer 2]. De rechtbank zal dit gedeelte van het onder 2. ten laste gelegde derhalve niet bewezen verklaren.
Met betrekking tot de onder 4. ten laste gelegde mishandeling bestaande uit het trappen van [slachtoffer 4] overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft aangevoerd dat hij zag dat [slachtoffer 4] zijn collega [medeverdachte 2] wilde aanvallen, dat hij met zijn handen niet bij [slachtoffer 4] kon komen en daarom een "duwtrap" aan [slachtoffer 4] gaf. De rechtbank constateert dat uit het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de camerabeelden van het bewuste incident volgt dat [medeverdachte 2] [slachtoffer 4] wegduwt en dat verdachte vervolgens een harde voorwaartse trap in de maagstreek van [slachtoffer 4] geeft. Geenzins is echter gebleken dat [medeverdachte 2] de situatie niet onder controle had en dat verdachte moest ingrijpen, laat staan op een dergelijke gewelddadige wijze.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte de hem verweten gedraging niet heeft verricht in een situatie waarin en op een tijdstip waarop voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van zijn collega tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. Een beroep op noodweer kan derhalve niet slagen. Van een optreden binnen de grenzen van de redelijkheid en van een rechtvaardiging van het handelen van verdachte in het kader van zijn werkzaamheden als portier is evenmin sprake. De rechtbank zal het onder 4. ten laste gelegde dan ook bewezen verklaren.
Met betrekking tot de onder 5. ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 5] overweegt de rechtbank als volgt. Uit het dossier volgt dat [slachtoffer 5] café [café] moest verlaten en dat een collega van verdachte, [naam 2] (hierna: [naam 2]), [slachtoffer 5] met de rug tegen de muur drukte in de kleine ruimte bovenaan de trap. Er vond wat duw- en trekwerk plaats tussen [slachtoffer 5] en [naam 2], en verdachte en diens collega [naam 3] (hierna: [naam 3]) kwamen de trap op om te assisteren. [slachtoffer 5] stond nog met zijn rug tegen de muur op het moment dat verdachte ook bovenaan de trap was. Verdachte legde een zogeheten nekklem bij [slachtoffer 5] aan en hield [slachtoffer 5] enige tijd vast, waarna de portiers met [slachtoffer 5] de trap afgingen.
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 5] en [naam 2] bovenaan een steile trap stonden en dat hij het voor ieders veiligheid het beste vond om een nekklem bij [slachtoffer 5] aan te brengen. Bij de politie verklaarde verdachte tevens dat [slachtoffer 5] [naam 2] bij de nek vasthad en dat hij vreesde voor het leven van [naam 2].
De rechtbank constateert dat uit het dossier (in het bijzonder het proces-verbaal met betrekking tot de camerabeelden van het voorval) geenszins volgt dat [naam 2] bij de nek is vastgepakt door [slachtoffer 5] en/of dreigde van de trap te vallen. Toen verdachte bovenaan de trap kwam, stond [slachtoffer 5] (letterlijk) met de rug tegen de muur. Dat verdachte wilde voorkomen dat [naam 2] of [slachtoffer 5] van de trap zou vallen, is voorstelbaar. Echter, het aanleggen (en vasthouden) van een nekklem is erg gevaarlijk, kan juist escalerend werken en is bovenal een volstrekt disproportioneel middel. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat inmiddels drie portiers aanwezig waren en sprake was van een situatie van drie tegen één. De rechtbank wijst er tevens op dat verdachte er ook voor had kunnen kiezen [slachtoffer 5] weg te voeren van de trap, naar de naastgelegen (en op dat moment blijkens de camerabeelden lege) garderoberuimte en te proberen hem daar tot rust te brengen alvorens hem op gepaste wijze naar beneden te brengen of begeleiden.
Verdachte heeft door een nekklem bij [slachtoffer 5] aan te leggen de grenzen van de redelijkheid ver overschreden. Van een rechtvaardiging van het handelen van verdachte is geenszins sprake en de rechtbank zal de onder 5. ten laste gelegde mishandeling bestaande uit het aanleggen van een nekklem dan ook bewezen verklaren. Dat verdachte [slachtoffer 5] na het aanleggen van de nekklem hardhandig van de trap heeft gesleurd, blijkt niet uit (het proces-verbaal met betrekking tot) de camerabeelden. De rechtbank acht dit onderdeel van het onder 5. ten laste gelegde derhalve niet bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1., 2., 3., 4. en 5. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 23 oktober 2016 te Leeuwarden [slachtoffer 1] heeft mishandeld door op hem te gaan zitten en terwijl hij op de grond lag met kracht een knie in diens hals te plaatsen;
2.
hij op 16 december 2016 te Leeuwarden [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem hardhandig op de grond te gooien en op hem te gaan zitten en terwijl hij op de grond lag met kracht een knie in diens hals te plaatsen;
3.
hij op 16 december 2016 te Leeuwarden [slachtoffer 3] heeft mishandeld door terwijl hij op de grond lag met kracht een knie in diens hals te plaatsen;
4.
hij op 24 februari 2017 te Leeuwarden [slachtoffer 4] heeft mishandeld door
hem met kracht een voorwaartse trap te geven in de maagstreek;
5.
hij op 12 maart 2017 te Leeuwarden [slachtoffer 5] heeft mishandeld door een nekklem aan te leggen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Mishandeling.
2. Mishandeling.
3. Mishandeling.
4. Mishandeling.
5. Mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1., 2., 3., 4. en 5. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor matiging van de gevorderde werkstraf, gelet op de rol die de aangevers zelf hebben gespeeld en gelet op het feit dat verdachte vanwege zijn werk als portier wel moest ingrijpen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 17 april 2018, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een vijftal mishandelingen. Verdachte werkte als portier in een café en alle mishandelingen vonden plaats terwijl hij in de uitoefening van zijn functie was. De slachtoffers betroffen telkens jongens die het café uit moesten, dan wel het café in wilden maar de toegang werd geweigerd. Verdachte heeft op een onaanvaardbare wijze uitvoering geven aan zijn werkzaamheden door (buitenproportioneel) geweld te gebruiken tegen de slachtoffers, die veelal onder invloed van alcohol waren. Dit geweld bestond uit het met een knie in de hals drukken terwijl het slachtoffer op de grond lag, het aanbrengen van een nekklem en het uitdelen van een voorwaartse trap in de maagstreek.
De slachtoffers hielden hier divers letsel aan over.
Door aldus te handelen heeft verdachte niet alleen de lichamelijke integriteit van de slachtoffers geschonden maar ook het vertrouwen dat men in een portier, als bewaker van de veiligheid zou moeten kunnen hebben, ernstig geschaad.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte door de vervolging wegens de ten laste gelegde feiten niet meer werd ingezet bij het betreffende café. Hierdoor is zijn inkomen aanzienlijk verminderd.
De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht nemen een geldboete als uitgangspunt voor straftoemeting ten aanzien van mishandeling, enig letsel ten gevolge hebbend. Gelet op het aantal mishandelingen en de aard ervan acht de rechtbank een geldboete echter niet aan de orde. Bij het bepalen van de hoogte van de straf houdt de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening met het tijdsverloop en de gevolgen die deze strafzaak reeds voor verdachte heeft gehad, alsmede met de ingrijpende gevolgen die deze veroordeling voor verdachte zal hebben.
Verdachte zal hierdoor namelijk de komende jaren geen toestemming krijgen om beveiligingswerkzaamheden te verrichten. De rechtbank houdt tevens rekening met het feit dat verdachte zich als portier nu eenmaal begeeft in een grijs gebied, waarbinnen geen officiële bevoegdheden zijn vastgelegd, maar hij wel geconfronteerd wordt met en dient op te treden tegen lastige klanten (die veelal onder invloed van alcohol zijn).
De rechtbank houdt in het nadeel van verdachte rekening met het feit dat hij als (ervaren) portier beter had moeten weten en handelen in de onderhavige gevallen. In plaats daarvan is hij echter meermalen zijn boekje ver te buiten gegaan. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven nog steeds achter zijn acties te staan en dat de vervolging wegens de ten laste gelegde feiten voor hem geen reden is geweest zijn manier van optreden aan te passen, hetgeen de rechtbank zorgelijk vindt.
Alles overwegend acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 100 uren een passende straf. Dit is lager dan geëist door de officier van justitie omdat de rechtbank in strafverminderende zin meer rekening houdt met de gevolgen die de feiten reeds voor verdachte hebben gehad en in de toekomst zullen hebben.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1]heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 125,00 ter vergoeding van materiële schade en € 750,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
De raadsvrouw heeft primair afwijzing bepleit gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw zicht op het standpunt gesteld dat er onvoldoende causaal verband bestaat tussen het ten laste gelegde en de gevorderde schade.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij enige schade heeft geleden en door het onder 1. bewezen verklaarde.
Het letsel van [slachtoffer 1] - zoals beschreven in de vordering en in de medische verklaring - behelst onder meer een hersenschudding. De rechtbank constateert echter dat uit het dossier blijkt dat [slachtoffer 1], nadat hij door verdachte met een knie in de hals op de grond is gehouden, is aangehouden door de politie en dat [slachtoffer 1] hierbij zelf meermalen hard met zijn hoofd tegen een muur heeft geslagen. Dit maakt dat het causale verband tussen het handelen van verdachte en het letsel niet zonder meer kan worden vastgesteld. Het is immers aannemelijk(er) dat het meermalen hard slaan met het hoofd de hersenschudding heeft veroorzaakt.
De rechtbank constateert voorts dat [slachtoffer 1] zelf (fysiek) de confrontatie met verdachte is aangegaan en dat dus tevens sprake is van eigen schuld. De rechtbank ziet in het voorgaande aanleiding om de toe te wijzen immateriële schade te matigen. De rechtbank zal de vordering als het gaat om de immateriële schade toewijzen tot een bedrag van € 250,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 oktober 2016, en zal de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk verklaren in de vordering.
De vordering met betrekking tot de materiële schade is gelegen in gederfde inkomsten van loon doordat [slachtoffer 1] een week lang niet kon werken in verband met hoofdpijn en een hersenschudding.
Gelet op hetgeen reeds overwogen met betrekking tot het causale verband tussen het handelen van verdachte en het letsel van [slachtoffer 1] zal de rechtbank de benadeelde partij op dit punt niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Nu vaststaat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Benadeelde partij

[slachtoffer 3]heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
De raadsvrouw heeft primair afwijzing bepleit gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw zicht op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende onderbouwd is.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3. bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door of namens verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 december 2016.
Nu vaststaat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 36f, 57 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1., 2., 3., 4. en 5. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een taakstraf, voor de duur van 100 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2016.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen een bedrag van € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2016, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van vijf dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.000,00 (zegge: duizend euro). Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], te betalen een bedrag van € 1.000,00 (zegge: duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, mr. A.H.M. Dölle en mr. M.B. de Wit, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 mei 2018.

Voetnoten

1.HR 5 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ6690.
2.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 12 maart 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:CA1622.