4.2.Verweerder heeft voorts toegelicht dat de zorgzwaartepakket-systematiek is ontwikkeld vanuit een intramurale setting op basis van binnen een instelling verleende zorg en dat het verlenen van zorg in een instelling gepaard gaat met doelmatigheidswinst. Daarbij heeft verweerder benadrukt dat er voor mensen met autisme diverse instellingen aanwezig zijn voor beschermd wonen in de stad en in de provincie. Te denken valt aan de Woonwerkgemeenschap voor autisten in Zuidlaren, R95 of Het Middelpunt in Groningen.
5. Eiseres voert aan - onder meer en voor zover hier van belang - dat de gewijzigde tarieven grote consequenties voor haar hebben, dat het bestreden besluit niet overeenkomt met de doelstellingen van de Wmo 2015, dat verweerder onvoldoende heeft onderbouwd hoe het gemiddelde ZIN-tarief tot stand is gekomen en is opgebouwd en dat verweerder de juistheid van de verlaging van het pgb onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt.
6. Verweerder heeft in reactie op de gronden van beroep benadrukt dat de pgb-tarieven zijn verlaagd, omdat de gemeente Groningen beschermd wonen voor lagere tarieven heeft kunnen inkopen bij gecontracteerde instellingen en een pgb niet duurder mag zijn dan ZIN. Dit is een gevolg van de wettelijke systematiek. De gevolgen van het kiezen voor een pgb komen volgens verweerder voor rekening en risico van eiseres.
7. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
8. Allereerst stelt de rechtbank vast dat eiseres in haar beroepsgronden heeft gesteld dat verweerder ten tijde van het nemen van het bestreden besluit niet bevoegd was tot het differentiëren van de Wmo-tarieven. Ter zitting heeft eiseres dit onderdeel van haar beroep ingetrokken. De rechtbank ziet geen aanleiding om dit onderdeel in haar beoordeling te betrekken.
9. Ingevolge artikel 2.3.1 van de Wmo 2015 draagt het college er zorg voor dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen, een maatwerkvoorziening wordt verstrekt.
In artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 is onder meer bepaald dat het college tot verstrekking van een maatwerkvoorziening beslist ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid (…) die de cliënt ondervindt (…).
De maatwerkwerkvoorziening levert (…) een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid (…).
In artikel 2.3.6, eerste lid, van de Wmo 2015 is bepaald dat, indien de cliënt dit wenst, het college hem een pgb verstrekt dat de cliënt in staat stelt de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken.
Ingevolge artikel 2.3.6, vijfde lid, aanhef en onder a, van de Wmo 2015 kan het college een pgb weigeren voor zover de kosten van het betrekken van de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen van derden hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening.
In artikel 7 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Groningen 2015 (hierna: Verordening) is het volgende opgenomen:
1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.
2. Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.
3. De hoogte van een pgb:
a. wordt vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;
b. wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en
c. bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente beschikbare maatwerkvoorziening in natura.
10. De rechtbank benadrukt dat uit voornoemd artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 blijkt dat de beginselen van compensatie en maatwerk onder de Wmo 2015 nog steeds gelden. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat het bestreden besluit een belastend besluit is. Dit heeft tot gevolg dat verweerder aannemelijk dient te maken dat eiseres met het aan haar toegekende pgb de zorg kan inkopen die zij volgens het indicatiebesluit nodig heeft.
11. De rechtbank stelt voorts vast dat verweerder geen gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid die hij krachtens artikel 2.3.6, vijfde lid, aanhef en onder a, van de Wmo 2015 heeft, om aan eiseres op de in die bepaling genoemde gronden een pgb te weigeren.
12. Wel heeft verweerder op grond van artikel 7, derde lid, aanhef en onder c, van de Verordening bepaald dat het pgb maximaal de kosten van ZIN bedraagt. Verweerder heeft zich in dit verband op het standpunt gesteld dat daarmee de benodigde zorg, zoals die volgt uit het indicatiebesluit, kan worden ingekocht. Ten aanzien van eiseres heeft verweerder naar voren gebracht dat, indien eiseres de benodigde zorg bij haar huidige zorgverleners wil blijven afnemen, het aan haar is om bij die zorgverleners lagere prijzen te bedingen, dan wel de meerkosten zelf bij te passen.