In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 11 april 2018 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die handelt onder de naam van zijn massagesalon. De burgemeester van de gemeente heeft op 7 maart 2018 besloten om de massagesalon voor een periode van twaalf maanden te sluiten op grond van artikel 174 van de Gemeentewet, vanwege vermoedens van mensenhandel en arbeidsuitbuiting. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 28 maart 2018 heeft verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn bezwaren toegelicht. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er sprake is van een spoedeisend belang, omdat verzoeker financieel wordt getroffen door de sluiting van zijn salon. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester niet onverwijld heeft opgetreden na de huiszoekingen op 15 december 2017, waaruit bleek dat er mogelijk sprake was van illegale arbeid en mensenhandel. De voorzieningenrechter concludeert dat de burgemeester ten onrechte gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om het pand te sluiten, omdat er geen directe bedreiging van de veiligheid of gezondheid was op het moment van het besluit.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, het besluit van de burgemeester geschorst en bepaald dat de burgemeester het griffierecht van € 338,- aan verzoeker moet vergoeden. Tevens is de burgemeester veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 1002,-. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.