15.4Ingevolge artikel 44a, eerste lid, van de Dhw kan de burgemeester een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding binnen zijn gemeente van het bij of krachtens de artikelen 3, 4, 9, derde, vierde en vijfde lid, 12 tot en met 19, 20, eerste tot en met vierde lid, 22, eerste en tweede lid, 24, 25, behoudens het derde lid, 25a tot en met 25d, 29, derde lid, 35, tweede en vierde lid, of 38 gestelde.
Beoordeling van het geschil
16. Op de zitting van 22 februari 2018 heeft eiseres toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb. Gelet hierop kan de rechtbank uitspraak doen mede op grondslag van de inhoud van de stukken die verweerder bij brief van 15 februari 2018 aan de rechtbank heeft toegezonden en waarvoor verweerder heeft verzocht dat artikel 8:29 van de Awb van toepassing is op deze stukken.
17. Eiseres betoogt allereerst dat in het primaire besluit, noch in het bestreden besluit, het wettelijk voorschrift is vermeld dat zou zijn overtreden. Gelet hierop kan, aldus eiseres, niet worden vastgesteld wie de overtreder is. Daarnaast geeft eiseres aan dat eiseres, om zich tegen de strafsanctie te kunnen verweren, kennis zal moeten kunnen nemen van bijvoorbeeld beeldmateriaal om te kunnen vaststellen of de meisjes onmiskenbaar de leeftijd van 18 jaar niet hebben bereikt. Dit is noodzakelijk, aldus eiseres, vanuit het oogpunt van een fair trail en het beginsel van equality of arms. Ook geeft eiseres aan dat verweerder gebruik heeft gemaakt van loktieners dan wel dat verweerder minderjarigen heeft aangezet tot het verkrijgen van alcoholhoudende drank. Dit onrechtmatig verkregen bewijs dient, aldus eiseres, buiten beschouwing te blijven. Ten slotte betoogt eiseres dat zij niet de overtreder is van artikel 20, eerste lid, van de Dhw. Hiertoe heeft eiseres aangegeven dat zij geen eigenaar is van het horecabedrijf " [horecabedrijf 1] ", dat zij geen exploitant is in de zin van de APVG, dat zij geen vergunninghouder is, dat zij geen leidinggevende is en dat zij geen werkgever van het personeel is dat op 14 augustus 2016 werkzaam was in horecabedrijf " [horecabedrijf 1] ". Eiseres heeft hierbij aangegeven dat het enkele feit dat zij blijkens de overeenkomst van 28 juli 2016 met de curator zorg droeg voor de financiële gang van zaken rond het café, niet maakt dat een eventuele overtreding van artikel 20 van de Dhw aan haar kan worden toegerekend.
18. In het verweerschrift geeft verweerder aan dat eiseres in het voornemen van 26 september 2016 erop is gewezen naar welk wetsartikel duiding van het feitencomplex heeft plaatsgevonden, namelijk overtreding van artikel 20, eerste lid en derde lid, van de Dhw. Daarnaast geeft verweerder aan dat in het bestreden besluit is verwezen naar het advies van de adviescommissie, en dat in dit advies is getoetst aan de overtreding genoemd in artikel 20, eerste en derde lid, van de Dhw. Gelet hierop was, aldus verweerder, voor eiseres kenbaar voor welke overtreding haar een boete werd opgelegd. Ten aanzien van het betoog van eiseres dat ziet op de fair trail en het beginsel van equility of arms verwijst verweerder naar het op ambtsbelofte opgemaakte boeterapport van 23 september 2016. Gelet hierop en de gang van zaken is, aldus verweerder, voldoende aannemelijk gemaakt dat voorafgaand aan het verstrekken van twee shotjes tequila de leeftijd van de twee meisjes niet aan de hand van een identiteitsdocument is vastgesteld en dat de twee meisjes ten tijde van de overtreding zelf minderjarig waren. Hierbij weerspreekt verweerder de stelling van eiseres dat zij kennis moet kunnen nemen van beeldmateriaal van de twee meisjes. Daarnaast geeft verweerder aan dat geen gebruik is gemaakt van minderjarige loktieners. Hierbij heeft verweerder aangegeven dat uit het opgemaakte boeterapport blijkt hoe de overtreding is vastgesteld en dat hierin geen melding is gedaan dat de betrokken minderjarige tieners vrijwillig hebben meegewerkt. Ten slotte geeft verweerder aan dat de boete wel kan worden toegerekend aan eiseres. Hiertoe heeft verweerder aangegeven dat eiseres eigenaar is van het pand waar horecabedrijf " [horecabedrijf 1] " wordt geëxploiteerd en dat na het faillissement van de voormalige exploitant eiseres een overeenkomst met de curator heeft gesloten waarin klip en klaar staat dat eiseres zal zorgdragen voor de feitelijke exploitatie en dat het risico van de exploitatie voor eiseres komt. Eiseres had, aldus verweerder, als feitelijke exploitant het in haar macht om de overtreding niet te laten plaatsvinden.
19. Met betrekking tot het geschil tussen partijen of het horecabedrijf " [horecabedrijf 1] " wordt geëxploiteerd door de curator, in samenwerking met [exploitant 2] , dan wel door eiseres overweegt de rechtbank dat naar haar oordeel het horecabedrijf " [horecabedrijf 1] " op 14 augustus 2016 werd geëxploiteerd door eiseres. Hierbij verwijst de rechtbank naar hetgeen is overwogen onder rechtsoverweging 13.1 tot en met 13.3.
20. Tussen partijen is in geschil of sprake is van overtreding van artikel 20 van de Dhw en of verweerder in redelijkheid aan eiseres een boete heeft kunnen opleggen.
21. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder heeft overwogen, onder meer in de uitspraak van 28 augustus 201, gepubliceerd op www.raadvanstate.nl, onder het nummer ECLI:NL:RVS:2013:926, mag het bestuursorgaan zich voor het antwoord op de vraag of artikel 20, eerste lid, eerste volzin, van de Dhw is overtreden baseren op ter zake door controleambtenaren ambtsedig opgemaakte processen-verbaal. Daarbij geldt als uitgangspunt dat in beginsel mag worden uitgegaan van de juistheid van de in het proces-verbaal neergelegde bevindingen. Dit neemt evenwel niet weg dat die bevindingen de conclusie dat artikel 20, eerste lid, eerste volzin, van de Dhw is overtreden, moeten kunnen dragen. 22. Uit het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van de toezichthouder Drank- en Horecawet van 23 september 2016 blijkt, onder meer en samengevat, het volgende. Op zondag 14 augustus 2016, omstreeks 00:50 uur, heeft de toezichthouder een controle op de naleving van de bepalingen gesteld bij en krachtens de Dhw uitgevoerd in de [adres 3] te [plaats] , nabij de [adres 4] . De toezichthouder heeft omstreeks genoemd tijdstip twee meisjes de [adres 3] in zien lopen, waarbij de toezichthouder heeft aangegeven dat het hem leek dat deze personen niet onmiskenbaar de leeftijd van 18 jaar hadden bereikt. Hiertoe heeft de toezichthouder ten aanzien van het eerste meisje aangegeven dat zij ongeveer 1.70 groot was, een tenger postuur had, onder andere gekleed was in een korte spijkerrok, dat zij korte bruine leren laarsjes droeg, dat zij halflang donker had, dat zij make-up droeg, dat zij een zwart stoffen bandje om haar hals droeg en dat zij een jong uiterlijk had. Ten aanzien van het tweede meisje heeft de toezichthouder hiertoe aangegeven dat zij was gekleed in een donker shirt en een strakke zwarte broek van spijkerstof met witte stippen / vlekken, dat zij witte sportschoenen droeg, een tenger postuur had, ongeveer 1.70 groot was, dat zij lang donkerblond haar had en een jong uiterlijk had. De toezichthouder is achter deze beide personen aan gelopen. Vervolgens heeft de toezichthouder gezien dat de meisjes voornemens waren om bij horecabedrijf " [horecabedrijf 3] " binnen te gaan, maar dat zij werden aangesproken door een man die zich bij de toegangsdeur van het horecabedrijf bevond en dat, na een kort gesprek met deze man, de meisjes zich omdraaiden en wegliepen bij dit horecabedrijf. De verbalisant heeft de meisjes daarna, omstreeks 01:00 uur, het pand waarin het horecabedrijf " [horecabedrijf 1] " is gevestigd zien binnen treden. De toezichthouder is achter de meisjes het pand ingelopen en heeft gezien dat de persoon achter de bar twee kleine shot-glaasjes voor de meisjes op de bar plaatste en deze vulde met doorzichtige vloeistof, afkomstig uit één van de achter de bar afkomstige flessen. Naderhand bleek, aldus de toezichthouder, dat de fles was gevuld met tequila van het merk Don Angel, 38% vol. Vervolgens heeft de toezichthouder de meisjes aangesproken en zich gelegitimeerd. De toezichthouder heeft de meisjes buiten te woord gestaan en zij gaven - samengevat - aan dat zij zojuist in het horecabedrijf " [horecabedrijf 1] " twee shotjes tequila hadden besteld en gekregen en dat er niet om een identiteitsbewijs is gevraagd. Vervolgens heeft de toezichthouder gesproken met de leidinggevende [leidinggevende] en de persoon achter de bar, [barman] .