2.3.1 .Explosieve omgeving als gevolg van aanwezigheid van gas, damp of nevel
2.3.1.1 . De apparaten moeten zodanig zijn ontworpen en gebouwd dat de bij normaal bedrijf te verwachten ontvlammingsbronnen worden vermeden .
2.3.1.2 . Er mogen zich onder de te verwachten bedrijfsomstandigheden geen hogere oppervlaktetemperaturen voordoen dan de aangegeven maximale oppervlaktetemperaturen. Overschrijding is in uitzonderlijke gevallen toegestaan, indien de constructeur aanvullende bijzondere beveiligingsmaatregelen treft.”
De rechtbank stelt vast dat uit bijlage II van de richtlijn niet volgt dat voor de apparaten overeenkomstig de aangewezen categorieën een CE-markering dwingend is voorgeschreven.
12. Ten aanzien van CE-markeringen is in artikel 12 van het Warenwetbesluit explosieveilig materieel het volgende bepaald:
“Apparaten, beveiligingssystemen en voorzieningen die zijn voorzien van de CE-markering en vergezeld gaan van de EG-verklaring van overeenstemming alsmede componenten die vergezeld gaan van een schriftelijke verklaring van overeenstemming overeenkomstig artikel 8, worden vermoed te voldoen aan artikel 4, tweede volzin.”
Hieruit volgt dat de smartphones van eiseres weliswaar moeten voldoen aan de eisen van bijlage II van de richtlijn maar dat daarvoor niet noodzakelijk is dat de telefoons zijn voorzien van een daartoe strekkende CE-markering. Is die markering er wel dan bestaat er een rechtsvermoeden dat de telefoons voldoen aan de eisen van bijlage II van de richtlijn. Bij het ontbreken van een dergelijke markering rust op eiseres de bewijslast om aan te tonen dat de telefoons voldoen aan de eisen van bijlage II van de richtlijn.
Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit niet dat daarmee een lager beschermingsniveau is toegestaan bij het gebruik van apparatuur dat niet de betreffende CE-markering, gevolgd door een Ex-codering, heeft. Er zal immers nog steeds moeten worden voldaan aan de fundamentele eisen die gesteld worden in bijlage II van de richtlijn.
13. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bovenstaande rechtsoverwegingen dat het enkele gebruik van smartphones zonder een CE-markering, gevolgd door een Ex-codering, ten onrechte door verweerder als overtreding van artikel 3.5e, aanhef en onder e, van het Arbobesluit is aangemerkt. Gelet hierop heeft verweerder zich in zoverre ten onrechte bevoegd geacht tegen het gebruik van de bewuste smartphones door eiseres handhavend op te treden. Het besluit komt reeds hierom voor vernietiging in aanmerking. Het beroep is gegrond. Hetgeen eiseres overigens heeft aangevoerd behoeft geen bespreking meer.
14. Ten behoeve van de finale geschilbeslechting overweegt de rechtbank nog als volgt. Het beroep van eiseres is gebaseerd op de gedachte dat door middel van het stellen van ‘andere eisen’ in het explosieveiligheidsdocument als bedoeld in artikel 3.5e, aanhef en onder e, van het Arbobesluit het mogelijk is om van de bepalingen van het Warenwetbesluit explosieveilig materieel af te wijken.
In artikel 3a van het Warenwetbesluit explosieveilig materieel is het volgende bepaald: “Het is verboden apparaten, beveiligingssystemen, componenten en voorzieningen, te verhandelen, in bedrijf te stellen of te gebruiken die niet voldoen aan de vervaardigingsvoorschriften gesteld bij of krachtens dit besluit.”
Met deze bepaling is naar het oordeel van de rechtbank artikel 3 van de Richtlijn geïmplementeerd.
Dit artikel luidt: “De apparaten, beveiligingssystemen en in artikel 1, lid 2, bedoelde voorzieningen waarop deze richtlijn van toepassing is, moeten voldoen aan de in bijlage II opgenomen essentiële veiligheids- en gezondheidseisen die daarop van toepassing zijn rekening houdende met hun bedoelde gebruik.”
Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het voldoen aan de essentiële eisen uit bijlage II dwingend is voorgeschreven. De andere eisen zoals bedoeld artikel 3.5e onder e, Arbobesluit, kunnen, nu het Arbobesluit een regeling van gelijke orde is als het Warenwetbesluit explosieveilig materieel, daarom geen afbreuk doen aan de minimumeisen die in bijlage II worden gesteld.
15. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
16. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt
17. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).