Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[verdachte],
Tenlastelegging
hij op of omstreeks 7 september 2016 (in de woning [straatnaam]) te Emmen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 11,9 kilo, in elk geval een (grote) hoeveelheid van meer dan 30
gram, van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige
elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn
toegevoegd en/of
- ongeveer 63,26 kilo, in elk geval een (grote) hoeveelheid van meer dan 30
gram, hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet;
hij op of omstreeks 7 september 2016 (in de woning [straatnaam]) te Emmen
- een wapen van categorie III, te weten een semi-automatisch gaspistool,
en/of
- 76 stuks, althans een (groot) aantal munitie van categorie III, te weten 70 stuks, althans een (groot) aantal) knalpatronen en/of 6 stuks, althans een aantal, kogelpatronen, voorhanden heeft gehad.
Beoordeling van het bewijs
Door de politie is op 7 september 2016 TCI-informatie ontvangen, inhoudende:
"dat een man genaamd [verdachte], wonende in de [straatnaam] in de wijk [naam wijk] te Emmen een grote hoeveelheid hennep in zijn woning heeft liggen. Deze [verdachte] is mogelijk in het bezit is van een vuurwapen".
Daarop is de politie nog diezelfde dag de woning binnengetreden op grond van artikel 49 van de Wet wapens en munitie, artikel 96 Sv en artikel 9 lid 1 onder b van de Opiumwet. In de woning is vervolgens op diverse plaatsen een hoeveelheid verdovende middelen aangetroffen, alsmede een kluis met daarin - naar later bleek - een wapen en munitie. De rechtbank stelt vast dat volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad [1] een verdenking van het overtreden van de Wet wapens en munitie kan worden aangenomen op basis van TCI-informatie. De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat de onderhavige TCI-informatie voldoende grondslag bood voor het in artikel 49 van de Wet wapens en munitie bedoelde vermoeden. De TCI-informatie bevatte immers gegevens die voldoende concreet (naar naam persoon, straat, plaats en woonwijk) en specifiek waren. De omstandigheid dat de vermelding in het proces-verbaal van het TCI ook inhoudt dat een oordeel over de betrouwbaarheid van de informatie niet kon worden gegeven, doet aan het concrete karakter van de informatie niet af.
De machtiging tot binnentreden - voor zover deze is gegeven op grond van artikel 49 van de Wet wapens en munitie - is naar het oordeel van de rechtbank rechtmatig gegeven en verleende de betrokken opsporingsambtenaren de bevoegdheid de woning van verdachte te doorzoeken ter inbeslagname van een wapen en/of munitie.
De rechtbank dient vervolgens na te of aan dit verzuim een rechtsgevolg verbonden moet worden en zo ja, welk rechtsgevolg. Daarbij dient zij rekening te houden met de in lid 2 van artikel 359a Sv genoemde factoren, te weten het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van de schending en het door de schending veroorzaakte nadeel, waaronder te begrijpen de eventuele schade die verdachte in zijn verdediging heeft opgelopen. Hierbij moet worden aangetekend dat geen sprake is van een voor de toepassing van artikel 359a Sv in aanmerking te nemen nadeel indien de verdachte niet getroffen is in het belang dat de overtreden norm beoogt te beschermen.
De rechtbank overweegt dat in dit geval geen sprake is van enig in aanmerking te nemen nadeel voor verdachte. Immers bestond in dit geval een bevoegdheid tot het binnentreden en doorzoeken van verdachtes woning op basis van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank acht het binnentreden en de doorzoeking van de woning dan ook rechtmatig, evenals de inbeslagname van zowel het wapen als de verdovende middelen, zodat het resultaat van de doorzoeking voor het bewijs kan worden gebruikt. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Bewezenverklaring
hij op 7 september 2016 in de woning [straatnaam] te Emmen opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 11,9 kilo van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige
elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd
- ongeveer 63,26 kilo hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij op 7 september 2016 in de woning [straatnaam] te Emmen
- een wapen van categorie III, te weten een semi-automatisch gaspistool
en
- 76 stuks munitie van categorie III, te weten 70 stuks knalpatronen en 6 stuks kogelpatronen, voorhanden heeft gehad.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
gegeven verbod.
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van verdachte
Strafmotivering
Inbeslaggenomen goederen
Toepassing van wetsartikelen
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 240 uren onbetaalde arbeid.