ECLI:NL:RBNNE:2017:687

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 februari 2017
Publicatiedatum
28 februari 2017
Zaaknummer
18/830299-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met een minderjarige en huisvredebreuk

Op 27 februari 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een minderjarige en huisvredebreuk. De verdachte, geboren in 1986, werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een meisje dat op het moment van de feiten tussen de 12 en 14 jaar oud was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte meermalen ontuchtige handelingen had gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. De feiten vonden plaats tussen 1 maart 2015 en 1 augustus 2016. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren. De proeftijd werd langer vastgesteld vanwege de vrees voor herhaling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tweede ten laste gelegde feit, namelijk het onttrekken van het slachtoffer aan het gezag, omdat niet bewezen kon worden dat de verdachte een beslissende invloed had uitgeoefend op de scheiding tussen het slachtoffer en haar ouders. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, en oordeelde dat de verdachte misbruik had gemaakt van zijn positie ten opzichte van het kwetsbare slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte, die op een licht zwakzinnig niveau functioneerde, maar oordeelde dat het hem volledig kon worden toegerekend. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters L.W. Janssen, J. van Bruggen en J.J. Schoemaker betrokken waren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830299-16

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

27 februari 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] aan [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
13 februari 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D.C. Keuning, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2015 tot en met 1 augustus 2016 te
[pleegplaats 1] ,
met [slachtoffer] geboren op [geboortedatum] 2002 , die de leeftijd van twaalf jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer] , hebbende verdachte
meermalen, althans eenmaal,
-die [slachtoffer] getongzoend en/of
-de blote borst(en) van die [slachtoffer] betast en/of haar blote borst(en) gezoend
en/of de blote buik van die [slachtoffer] gezoend en/of
-zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
-de vagina van die [slachtoffer] gelikt en/of betast;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2015 tot en met 31 december 2015 te
[pleegplaats 1] ,
met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2002, die toen de leeftijd van zestien jaren
nog niet had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten meermalen, althans
eenmaal,
-tongzoenen van die [slachtoffer] en/of
-betasten van de blote borst(en) van die [slachtoffer] en/of zoenen van de blote
borst(en) en/of de blote buik van die [slachtoffer] en/of
-het likken en/of betasten van de vagina van die [slachtoffer] ;
2.
hij op een of meer tijdtstippen in of omstreeks de periode 16 juli 2016 tot
en met 1 augustus 2016 te [pleegplaats 1] , althans in Nederland,
telkens opzettelijk.
een minderjarige te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2002 )
heeft onttrokken aan het wettig over voornoemde minderjarige gestelde gezag of
aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over voornoemde
minderjarige uitoefende, (te weten [gezaghebbende] )
immers heeft verdachte (zonder medeweten en/of toestemming van die
[gezaghebbende] ,
die [slachtoffer] in zijn woning binnengelaten en/of die [slachtoffer] daar laten
verblijven en/of die [slachtoffer] verstopt toen de politie aan de deur kwam,
en aldus voornoemde [slachtoffer] (telkens) buiten het bereik en/of de invloedsfeer
van die [gezaghebbende] gebracht en/of gehouden;
3.
(830003.17)
hij op of omstreeks 11 februari 2016 te [pleegplaats 2]
in een woning, gelegen aan het [adres] en in gebruik
bij [slachtoffer] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte,
wederrechtelijk is binnengedrongen.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1 primair, 2, en 3 ten laste gelegde kan worden bewezen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat vaststaat dat verdachte en het slachtoffer een relatie hadden. Het slachtoffer was op dat moment 13-14 jaar en verdachte was toen 29-30 jaar. Verdachte heeft misbruik gemaakt van een jong meisje dat door haar moeilijke achtergrond kwetsbaar was.
Op grond van de aangifte, de foto’s van de telefoon van verdachte, de getuigenverklaring van [getuige 1] en de WhatsApp berichten tussen verdachte en het slachtoffer kan het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte heeft erkend dat hij [slachtoffer] niet binnen mocht laten en dat hij daarover een brief had ontvangen. Toch heeft hij haar binnen gelaten en er zat voldoende tijd tussen haar komst en die van de politie zodat hij tijd genoeg had om de situatie uit te leggen en haar weg te sturen. Daarmee heeft verdachte [slachtoffer] onttrokken aan het ouderlijk gezag.
De onder 3 ten laste gelegde huisvredebreuk kan worden bewezen op grond van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte. Bovendien is bij de fouillering bij verdachte een sleutel aangetroffen die past op de achterdeur van de woning van het slachtoffer. Verdachte woonde daar niet meer en had daarom geen recht meer op deze sleutel. Het gebruik van een valse sleutel levert per definitie binnendringen op.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1, 2, en 3 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat bij feit 1 de enkele aangifte onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen. De overige verklaringen zijn allemaal de auditu verklaringen, afkomstig uit de zelfde bron. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman gesteld dat niet wordt voldaan aan de wettelijke vereisten voor een bewezenverklaring van het onttrekken aan het gezag. Verdachte heeft ten aanzien van feit 3 verklaard dat hij in de woning van aangeefster is geweest, maar vervolgens ook dat hij zich welkom voelde en dat zeker niet is gezegd dat hij de woning moest verlaten. Ook hier blijft voor het bewijs alleen de aangifte over.
Het oordeel van de rechtbank
vrijspraak ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
In het onderhavige geval is er door de politie een brief verzonden aan verdachte met de mededeling dat haar vader niet wil dat [slachtoffer] bij verdachte wordt aangetroffen. [slachtoffer] is na een vakantie niet direct naar huis gegaan, maar naar de woning van verdachte toe. Verdachte heeft haar binnen gelaten. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het verblijven van [slachtoffer] bij verdachte, totdat zij door de politie uit de woning van verdachte is weggehaald, aan te merken is als onttrekken aan het gezag als bedoeld in artikel 279 Sr.
Uit jurisprudentie van de Hoge Raad ten aanzien van het onttrekken aan het gezag als bedoeld in artikel 279 Sr, kan worden afgeleid dat bepalend is of de verdachte daartoe in beslissende mate heeft bijgedragen aan de scheiding tussen de minderjarige en de ouders. In het arrest van de Hoge Raad d.d. 14 september 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BM3959) is in dat geval bepalend geacht dat de verdachte wist dat de ouders van de minderjarige (15 jaar) niet wilden dat zij bij hem verbleef, dat de verdachte de minderjarige, nadat zij was weggelopen van huis, op haar verzoek bij het station heeft opgehaald en mee naar zijn huis heeft genomen en de minderjarige twee nachten bij hem en een partner heeft laten verblijven.
De rechtbank stelt enerzijds vast dat verdachte wist dat [slachtoffer] niet bij hem mocht worden aangetroffen, maar anderzijds dat verdachte [slachtoffer] hooguit enkele uren heeft laten verblijven in zijn woning. Gelet op deze dusdanige korte tijdspanne en het feit dat ook geen andere omstandigheden zijn gebleken, waarmee verdachte een beslissende invloed heeft gehad op een scheiding tussen [slachtoffer] en haar vader is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is geweest van een onttrekking aan het ouderlijk gezag in strafrechtelijke zin. Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.De door verdachte op de terechtzitting van 13 februari 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer] en ik hebben gezoend. Ik begrijp wel dat [slachtoffer] onze relatie verkering heeft genoemd.
U houdt mij voor dat het er niet om gaat dat ik haar tot een relatie gedwongen heb, maar dat de wetgeving bepaalt dat ontuchtige handelingen met minderjarige meisjes niet is toegestaan. Ik begrijp dat niet.
U houdt mij voor dat in het proces-verbaal van bevindingen (p. 272 e.v. van het dossier) wordt beschreven dat een video op de IPhone van [slachtoffer] wordt afgespeeld. Het klopt dat ik daarop te zien ben, samen met [slachtoffer] .
De in de WhatsApp gesprekken genoemde ‘ [pseudoniem 1] ’ ben ik en ‘ [pseudoniem 2] ’ is [slachtoffer] .

2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van de politie Noord-Nederland d.d. 12 april 2016, opgenomen op pagina 63 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2016351858 d.d. 14 december 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] , zakelijk weergegeven:

V: Na een informatief gesprek heb jij na bedenktijd besloten om aangifte te doen. Klopt dat?
A: Ja
V: Waar wil jij aangifte van doen?
A: Omdat hij seks wilde en ik dat niet wilde.
V: Wat is de reden dat jij aangifte doet?
A: Weet ik niet. Hij is geen crimineel. Maar hij heeft seks met mij gehad, terwijl ik dat niet wilde, dus daar moet hij wel straf voor krijgen. Ik ben [slachtoffer] , geboren op
[geboortedatum] 2002 . Ik heb bij de geboorte de naam van mijn moeder gekregen. Ik kom uit [land] en ben sinds 9 september 2013 in Nederland.
V: Wat is seks voor jou?
A: Vrijen en zoenen. Vrijen is voor mij seks. Seks is voor mij man en vrouw samen op bed. Ze gaan dan neuken. Neuken is man en vrouw gaan naar bed, ze zijn helemaal naakt, ze gaan zoenen, die man gaat zijn piemel in de kut van de vrouw stoppen.
V: Hoe oud was je ten je hem leerde kennen?
A: 12 jaar
V: Wist hij hoe oud jij was?
A; Ja, dat had ik toen wel verteld.
V: Je bent van school naar [verdachte] gegaan en was alleen met hem thuis. Je zei dat het seksuele contact toen begon. Vertel eens. Hoe ging dat die dag?
A: Hij gooide mij op zijn bed en begon mij te zoenen. [verdachte] heeft mij uitgekleed. Toen zat hij aan mijn tieten. Hij ging zoenen aan mijn linkertepel. Hij begon mij te zoenen op mijn mond. Hij ging toen beneden naar mijn buik.
V: Wat versta je onder zoenen?
A: Ik zoen met lippen en hij zoende met tong. Ik had nog niet eerder gezoend. Ik schaamde mij daarvoor.

3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van informatief gesprek zeden van de politie Noord-Nederland, d.d. 3 maart 2016, opgenomen op pagina 59 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] , zakelijk weergegeven:

[verdachte] wilde mij wel eens zoenen en hij zat wel eens aan mijn kont. Ik was zelf toen 13 jaar oud. Ik kreeg 20 februari 2015 een relatie met hem. In maart 2015 heb ik seks met [verdachte] gehad. Het begon eerst met zoenen, aanraken bij de tieten en de kont. Hij ging mij beffen, ik bedoel hiermee met zijn tong in mijn kut. Het gebeurde wel 3 a 4 keer per week dat hij zijn piemel in mijn kut stopte. Ergens in januari 2016 ging de relatie niet meer zo goed tussen ons. Eigenlijk wilde ik geen seks met hem, maar ik deed het toch.
Waar is het gebeurd: [adres] te [pleegplaats 2] .
Wanneer is het gebeurd: maart 2015 tot januari 2016.

4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van de politie Noord-Nederland, d.d. 3 augustus 2016, opgenomen op pagina 39 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] , zakelijk weergegeven:

V: In het intake gesprek met [naam] en [naam] heb je verteld dat je seks met hem hebt gehad, klopt dat nog steeds?
O: [slachtoffer] knikt ja.

5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van de politie Noord-Nederland, d.d. 8 september 2016, opgenomen op pagina 102 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] , zakelijk weergegeven:

[getuige 2] , [slachtoffer] en ik gingen vaak naar [verdachte] , omdat we het daar gezellig vonden. [verdachte] zei dat als je verliefd bent, leeftijd niet uitmaakt. Het is een pedofiel. Hij heeft seks met minderjarigen.
V: Als je daar in huis was en [slachtoffer] was er ook. En [verdachte] was er. Hoe gingen zij dan lichamelijk met elkaar om?
A: [verdachte] zat altijd aan haar borsten. Soms gingen ze naar de slaapkamer en deden ze deur op slot. Hij deed soms zijn hand aan de voorkant onder haar broek.

6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakte bijlage (nummer 10) bij een proces-verbaal van bevindingen van de politie Noord-Nederland d.d. 11 augustus 2016, opgenomen op pagina 329 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende een WhatsApp gesprek tussen [pseudoniem 1] en [pseudoniem 2] op 26 juli 2016 , zakelijk weergegeven:

[pseudoniem 1] : Envoi moi foto pour moi chaque fois nuit ou bien pas is toujour super
[pseudoniem 1] : Maar ik wacht op foto
[pseudoniem 2] : Vvanavond voor dat ik gaat slapen
[pseudoniem 1] : Stuur Dan
[pseudoniem 2] : Oooohh sorry mag ook niet voor mijn mama
[pseudoniem 1] : Je had belooft
[pseudoniem 1] : Voor vandaag mag
[pseudoniem 2] : Tet fruits geven groetjes (bijlage IMG-20160726-WA0001.jpg)
[pseudoniem 1] : Maar popje doe Ht ik wacht
[pseudoniem 2] : Waarom moet je dat hebben eigenlijk anders woord je nog gek??
[pseudoniem 2] :
stuurt IMG-20160726.WA0001-.jpg t/m IMG-20160726.WA00010.jpg
[pseudoniem 1] : Sexy baby van me ik nog mijn paradise

7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakte bijlage (nummer 6) bij een proces-verbaal van bevindingen van de politie Noord-Nederland d.d. 11 augustus 2016, opgenomen op pagina 316 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende een extraction rapport van foto's van de Iphone van [slachtoffer] , zakelijk weergegeven:

Op de foto's opgeslagen onder de namen IMG-20160726.WA0003-.jpg,
IMG-20160726.WA0004-.jpg, IMG-20160726.WA0005-.jpg,
IMG-20160726.WA0006-.jpg, IMG-20160726.WA0007-.jpg en
IMG-20160726.WA00010-.jpg is de eigenaresse van de telefoon (naakt) te zien.
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegd kan worden bewezen. De aangifte vindt op onderdelen ondersteuning in andere bewijsmiddelen, zoals hieronder nader aangegeven. In het bijzonder verwijst de rechtbank naar de verklaring van de getuige [getuige 1] . Zij heeft verklaard hoe verdachte en aangeefster met elkaar omgingen, dat ze heeft gezien dat hij haar borsten betastte, met zijn handen onder haar shirt ging en zijn hand in de broek van aangeefster deed. Deze seksueel getinte omgang wordt bevestigd door de inhoud van de WhatsApp-berichten tussen verdachte en aangeefster en de door haar – op zijn verzoek – aan hem toegezonden (naakt)foto’s. De geloofwaardigheid van de verklaring van aangeefster wordt versterkt door het feit dat aangeefster uit zichzelf een verklaring heeft afgelegd bij haar mentor op school die vergelijkbaar is met de verklaringen die zij later tegenover de politie heeft afgelegd. Op grond van dit samenstel van feiten en omstandig-heden verwerpt de rechtbank de stelling van de verdediging dat slechts sprake zou zijn van een onschuldige, vriendschappelijke relatie, die niet als ontuchtig kan worden aangemerkt en waarbinnen geen seksuele handelingen werden verricht.
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde

8. De door verdachte op de terechtzitting van 13 februari 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Ik ben in die woning aangetroffen door de politie.

9. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van de politie Noord-Nederland d.d. 11 februari 2016, opgenomen op pagina 16 e.v. van het dossier met nummer PLO0100-2016041207 d.d. 3 augustus 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] , zakelijk weergegeven:

Ik doe aangifte van huisvredebreuk tegen [verdachte] . [verdachte] is mijn huis, ik woon aan de [adres] in [pleegplaats 2] , binnen gegaan. Ik heb hem meerdere keren gezegd weg te gaan, maar dat deed hij niet.

10. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aanhouding van de politie Noord-Nederland d.d. 11 februari 2016, opgenomen op pagina 9 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten, zakelijk weergegeven:

Wij liepen met de melder mee de woning in via de achterdeur. Toen wij in de woonkamer kwamen zagen wij daar een man staan die door de melder verdachte aangewezen.

11. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van de politie Noord-Nederland, d.d. 11 februari 2016, opgenomen op pagina 16 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [verdachte] :

V: Zou je ons willen vertellen wat er gisteren in [pleegplaats 2] omstreeks 23.00 uur heeft
afgespeeld?
A: Ik was bij hen binnen en toen kwam de politie. Ik ben door de achterdeur binnengekomen. Deze was niet dicht.

12. Een schriftelijk stuk van de wijkagent J.J. Blokstra aan verdachte d.d. 14 juli 2016, opgenomen op pagina 48 van voornoemd dossier, onder meer inhoudende:

Bij deze wil ik u laten weten, dat de vader van [slachtoffer] en de moeder van [getuige 2] een verklaring hebben afgelegd bij de politie te [pleegplaats 2] , waarin zij aangeven, dat zij niet willen dat hun minderjarige dochters met u omgaan of bij u in de woning verblijven.
Door verdachte is gesteld dat hij de woning mocht betreden, omdat de deur open stond. De rechtbank is van oordeel dat het feit dat een deur open staat nog niet betekent dat hij toestemming had om binnen te komen. Veeleer blijkt uit het dossier van het tegendeel. Nu verdachte door de politie in de betreffende woning is aangetroffen is dit naast de aangifte naar het oordeel van de rechtbank voldoende om tot een bewezenverklaring te komen van huisvredebreuk.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 maart 2015 tot en met 1 augustus 2016 te [pleegplaats 1] , met [slachtoffer] geboren op [geboortedatum] 2002 , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte meermalen
- die [slachtoffer] getongzoend en
- de blote borsten van die [slachtoffer] betast en haar blote borsten gezoend en de blote buik van die [slachtoffer] gezoend en
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en
- de vagina van die [slachtoffer] gelikt en betast;
3.
hij op 11 februari 2016 te [pleegplaats 2] in een woning, gelegen aan het [adres] en in gebruik
bij [slachtoffer] wederrechtelijk is binnengedrongen.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

1. met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd

3. in de woning bij een ander in gebruik wederrechtelijk binnendringen

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2, en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren. Aan deze proeftijd dienen naast de algemene voorwaarden de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht en een verbod op aanwezigheid van minderjarigen in zijn woning, tenzij de reclassering daar vooraf anders over oordeelt, te worden gekoppeld. De proeftijd dient op 5 jaren gesteld worden, aangezien er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Tevens heeft de officier van justitie verzocht te beslissen dat deze uitspraak uitvoer dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de strafmaat geen verweer gevoerd, aangezien hij heeft gepleit voor vrijspraak ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een lange tijd een relatie gehad met een zeer jong minderjarig meisje. Toen zij elkaar leerden kennen was zij pas 12 jaar oud. Gedurende die relatie heeft hij meerdere malen ontuchtige handelingen verricht die mede hebben bestaan in het meermalen seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. Verdachte heeft daarbij misbruik gemaakt van het overwicht dat hij had nu hij ruim 16 jaar ouder is dan [slachtoffer] .
Verdachte heeft daarmee op brute wijze inbreuk gemaakt op de psychische en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Hij heeft zijn eigen seksuele gevoelens laten prevaleren boven het belang van zijn jonge slachtoffer en heeft daarbij geen rekening gehouden met de psychische gevolgen voor het slachtoffer. Het is algemeen bekend dat de psychische gevolgen van dergelijke seksuele contacten op jonge leeftijd groot kunnen zijn. De rechtbank rekent hem dit alles zwaar aan in het bijzonder dat verdachte het vertrouwen heeft geschonden van een minderjarige.
Verdachte heeft voorts schuldig gemaakt aan huisvredebreuk. Dit is een ernstig feit, nu dit op de slachtoffers van dergelijke feiten bedreigend overkomt en angstgevoelens en irritatie opwekt.
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psycholo-gische onderzoeksrapportage d.d. 2 december 2016, opgemaakt door drs. U.E. Saathof, psycholoog. De conclusie van dit rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat verdachte geen psychiatrische klachten in engere zin heeft, maar dat er sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Intelligentietests geven aan dat hij op een licht zwakzinnig niveau functioneert. Dit was ook zo tijdens het ten laste gelegde. Indien het ten laste gelegde bewezen wordt verklaard is dit hem geheel toe te rekenen. De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over en concludeert dat het ten laste gelegde hem geheel kan worden toegerekend.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder onherroepelijk is veroordeeld, maar niet voor vergelijkbare strafbare feiten.
Alles afwegend komt de rechtbank tot de conclusie dat voor het bewezenverklaarde een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden is. Van die gevangenisstraf zal de rechtbank 10 maanden voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van vijf jaren teneinde de ernst van de feiten te benadrukken en een verplichte begeleiding door de reclassering mogelijk te maken. De rechtbank acht reclasseringstoezicht op zijn plaats op grond van de bewezenverklaarde feiten maar ook nu uit het dossier gebleken is dat verdachte steeds relaties aangaat met minderjarige meisjes. Daaruit kan een gevaar voor herhaling worden geconcludeerd, mede omdat verdachte het strafwaardige van zijn handelen niet inziet. Dit maakt dat de rechtbank, aangezien er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, de duur van proeftijd op vijf jaren zal vaststellen.
Ondanks dat de rechtbank een feit minder bewezen heeft verklaard dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf passend is voor de bewezenverklaarde feiten nu de nadruk van de strafwaardigheid van het handelen van verdachte in dit dossier op de ontuchtige handelingen met een minderjarige ligt.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 138 en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte
onder 2is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het
onder 1 primair en 3ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.

Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
10 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
5 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich op uitnodiging meldt bij Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen en zich daar gedurende de proeftijd zo frequent zal melden als de reclassering noodzakelijk acht.
2. dat de veroordeelde geen minderjarigen in zijn woning binnen laat, tenzij de reclassering daar vooraf anders over oordeelt.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mrs. L.W. Janssen, voorzitter, J. van Bruggen en
J.J. Schoemaker, rechters, bijgestaan door M. Smit-Colnot, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 februari 2017.