4.2. Het Hof heeft de opgelegde straf en maatregel, met verwerping van het in het middel bedoelde verweer, als volgt gemotiveerd:
"Het hof heeft de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks van ernstige strafbare feiten als hiervoor bewezen verklaard, waaronder meerdere zedendelicten. De verdachte heeft daarbij, onder meer gelet op zijn uit de leeftijdsverschillen voortvloeiende overwicht, ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en emotionele integriteit van de diverse slachtoffers. De verdachte heeft kennelijk de bevrediging van zijn lustgevoelens laten prevaleren boven de lichamelijke integriteit van de meisjes. Algemeen bekend is dat jonge slachtoffers van zedendelicten in de regel nog geruime tijd de psychische gevolgen van hetgeen hun is aangedaan ondervinden.
De verdachte heeft voorts één van de voornoemde slachtoffers met een champagnefles in haar gezicht geslagen, met letsel als gevolg. Zodoende heeft hij ernstig inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en geestelijke integriteit.
Daarnaast heeft de verdachte zich samen met een ander gedurende een aantal dagen schuldig gemaakt aan onttrekking van een (destijds) minderjarig meisje aan het wettig gezag. Zodoende hebben zij haar ouders ongetwijfeld gevoelens van angst en onzekerheid bezorgd.
De verdachte heeft ook een partij valse merkkleding ingevoerd, in voorraad gehad en verkocht. Door een dergelijke handelwijze wordt aanzienlijke schade toegebracht aan de betreffende merkhouders en ondernemers.
Tenslotte heeft de verdachte met behulp van een gestolen dan wel verduisterde identiteitskaart en giropas KPN Telecom BV en UPC opgelicht, door onder een andere naam gebruik te maken van de door deze bedrijven aangeboden producten en diensten. Zodoende heeft de verdachte het vertrouwen van die bedrijven geschaad en hun financiële schade en overlast berokkend.
Vast is komen te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 3 september 2008, meermalen onherroepelijk is veroordeeld, onder meer ter zake van gewelds- en vermogensdelicten.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof (onder meer) acht geslagen op het navolgende. De overwegingen en conclusies van de gedragsdeskundigen zijn zakelijk samengevat weergegeven.
1. De rapportage Pro Justitia d.d. 14 juni 2007, opgemaakt en ondertekend door M.H. Keppel, psycholoog en S.P. van der Hoorn, psycholoog in opleiding: bij de verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale kenmerken (cave psychopathie) bij een borderline persoonlijkheidsorganisatie. Mogelijk is sprake van de seksuele deviantie seksueel sadisme. De gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond tijdens het begaan van de hem ten laste gelegde feiten, indien bewezen. De uitingswijzen van de verdachte, zoals de slachtoffers verklaren, zijn (extreem) agressief, pervers en vernederend te noemen. De verdachte kan voor de feiten, indien bewezen, verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht. Indien de feiten bewezen worden geacht, kunnen de volgende factoren van belang zijn voor de kans op recidive: het manipuleren en misleiden om zijn narcisme te voeden dan wel te bevredigen, de grootheidsfantasieën, behoefte aan bewondering en het agressief (seksuele) gedrag, de lacunaire gewetensvorming, de geringe frustratietolerantie, het egocentrisme, het gebrekkige kritiek- en oordeelvermogen, de alexithymie, het gebrek aan empathie en de instabiliteit en impulsiviteit. De volledige ontkenning, het gebrek aan ziektebesef, laat staan ziekte-inzicht, maken het extra complex. Gezien de ernst van de problematiek en de grote kans op recidive vordert de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld met dwangverpleging. Om tot enige gedragsverandering te komen, wordt langdurige klinisch forensische behandeling noodzakelijk geacht. Alleen met een langdurige, intensieve behandeling zijn er wellicht mogelijkheden om tot de verdachte door te dringen. Het volstrekt ontbreken van ziektebesef, laat staan ziekte-inzicht, is zeer zorgelijk en moeilijk te bewerken. Derhalve is de gemaximeerde TBS met voorwaarden geen reële overweging.
2. De aanvullende rapportage Pro Justitia d.d. 20 augustus 2008, opgemaakt en ondertekend door M.H. Keppel: de diagnostiek, zoals vermeld in de rapportage d.d. 14 juni 2007, wordt gehandhaafd. Het onderhavige onderzoek ondersteunt de beeldvorming van het voorgaande onderzoek. Het beeld van de verdachte is niet veranderd. De forensische beschouwing en het advies zoals beschreven in de rapportage van 14 juni 2007 blijven volledig gehandhaafd.
3. De rapportage Pro Justitia d.d. 11 juni 2007, opgemaakt en ondertekend door P.R.F. Beetsma, psychiater: de verdachte is lijdende aan een ontwikkelingsstoornis zich uitende in een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische kenmerken: gebrek aan empathie, weinig schuld- en normbesef, egocentriciteit, impulsiviteit, zelfgenoegzaamheid, hoge eigendunk, niet uitgerijpt gevoelsleven en gebrekkige beheersing van boosheid/agressie. Er is scheefgroei van verdachtes persoonlijkheid opgetreden. Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde was bovengenoemde stoornis aanwezig. Zijn impulsiviteit en egocentriciteit met weinig schuldbesef en empathie hebben geleid tot het ontstaan (indien bewezen) van zijn delictgedrag. De verdachte is in verminderde mate toerekeningsvatbaar. Ziekte-inzicht en -besef ontbreken totaal. De kans op recidive is levensgroot aanwezig indien het ten laste gelegde bewezen wordt. Het enige wat de onderzoeker kan adviseren is TBS met dwangverpleging. Een TBS met voorwaarde is niet relevant wegens zijn afwezige ziekte-inzicht en -besef en de ernst van de delicten, indien bewezen.
4. De aanvullende rapportage Pro Justitia d.d. 31 augustus 2008 opgemaakt en ondertekend door P.R.F. Beetsma: de diagnose, gesteld in het vorige onderzoek, wil de onderzoeker handhaven. Onderzoeker acht dat onderzochte door zijn persoonlijkheidsstoornis komt tot de strafbare feiten, indien bewezen. Ook na een gesprek op 15 augustus 2008 kan de onderzoeker niet tot een andere conclusie komen. De kans op recidive (indien de feiten bewezen worden) blijft onverminderd groot. De veiligheid van anderen (jonge vrouwen) is in het geding. Deze moeten tegen hem beschermd worden. Ziekte-inzicht en -besef en behandelmotivatie zijn afwezig. Een TBS met voorwaarden is in verband met het bovenstaande niet aan de orde.
De raadsman heeft aangevoerd - kort gezegd - dat een eventuele TBS-maatregel niet op genoemde rapporten kan worden gebaseerd, nu de betreffende onderzoeken onvolledig en/of onjuist zijn uitgevoerd. Onvolledig, omdat geen sprake is geweest van uitvoerige observatie, noch van een milieuonderzoek; onjuist uitgevoerd, nu de rapporteurs bij zaken waarin de officier van justitie en/of de rechtbank hebben geoordeeld dat onvoldoende bewijs aanwezig was en bij zaken die niet eens zijn ten laste gelegd en/of geseponeerd, zijn uitgegaan van de juistheid van de verklaringen van betreffende aangevers. Gebruik van de rapporten zou in strijd komen met de onschuldpresumptie.
De door de raadsman gestelde eisen aan de onderzoeksmethode vinden naar 's hofs oordeel geen steun in het recht, zodat het verweer op dat onderdeel reeds daarom wordt verworpen. Het is voorts onvermijdelijk dat gedragsdeskundigen zich - zoals ook in de onderhavige zaak is gebeurd - bij het opstellen van hun advies baseren op de op dat moment voorliggende dossierstukken, waarbij zij uitgaan van de feiten, indien deze bewezen zullen kunnen worden verklaard. Dit is in de betreffende rapportages veelvuldig vermeld. Van strijd met de onschuldpresumptie kan geen sprake zijn, omdat in de rapporten geen oordeel wordt gegeven over de schuld van de verdachte aan de betreffende feiten. Nu aan alle wettelijke vereisten met betrekking tot de opgestelde adviezen is voldaan en het hof - mede in het licht van de bewezen verklaarde feiten - geen aanleiding heeft te concluderen dat de deskundigen in hun onderzoek - methodisch dan wel oordeelkundig - zijn tekortgeschoten, wordt het verweer ook op dit punt verworpen.
Met in achtneming van de beschouwingen, de conclusies en de adviezen van de gedragsdeskundigen is het hof van oordeel dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is te achten. De aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eisen naar 's hofs oordeel - naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf - het opleggen van de maatregel tot terbeschikkingstelling van de verdachte, met bevel dat hij van overheidswege wordt verpleegd. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de verdachte zoals vermeld ten tijde van het plegen van het feit lijdende was aan een zodanig ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens dat dit feit hem slechts in verminderde mate kan worden toegerekend. Aan de wettelijke voorwaarden is voldaan."