In deze zaak vorderen eisers, bestaande uit [eiseres] en [eiser] c.s., schadevergoeding van de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (NAM) wegens waardevermindering van hun onroerend goed als gevolg van gaswinning uit het Groningenveld. De rechtbank Noord-Nederland heeft eerder op 2 september 2015 in een vergelijkbare zaak geoordeeld dat NAM aansprakelijk is voor schade door aardbevingen veroorzaakt door gaswinning. NAM heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, dat momenteel aanhangig is bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
De rechtbank heeft de procedure aangehouden in afwachting van de eindbeslissing in het hoger beroep, omdat de uitkomst van die zaak van cruciaal belang kan zijn voor de beslissing in deze zaak. De eisers vorderen een bedrag van € 849.000,00 voor waardevermindering van hun onroerend goed, alsook vergoeding van kosten en rente. NAM heeft verweer gevoerd en stelt dat het eerdere vonnis niet in stand kan blijven, omdat het gebaseerd zou zijn op een misvatting over het aardbevingsrisico.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechtsvragen in beide zaken vergelijkbaar zijn en dat het in het belang van proceseconomie is om te wachten op de beslissing van het gerechtshof. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol van 14 juni 2017, waarbij NAM moet rapporteren over de voortgang van de procedure in hoger beroep. De rechtbank heeft iedere verdere beslissing aangehouden tot dat moment.