ECLI:NL:RBNNE:2017:68

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 januari 2017
Publicatiedatum
10 januari 2017
Zaaknummer
C/19/114009 / HA ZA 16-63
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid NAM voor schade door gaswinning en aanhouding van de procedure in afwachting van hoger beroep

In deze zaak vorderen eisers, bestaande uit [eiseres] en [eiser] c.s., schadevergoeding van de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (NAM) wegens waardevermindering van hun onroerend goed als gevolg van gaswinning uit het Groningenveld. De rechtbank Noord-Nederland heeft eerder op 2 september 2015 in een vergelijkbare zaak geoordeeld dat NAM aansprakelijk is voor schade door aardbevingen veroorzaakt door gaswinning. NAM heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, dat momenteel aanhangig is bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

De rechtbank heeft de procedure aangehouden in afwachting van de eindbeslissing in het hoger beroep, omdat de uitkomst van die zaak van cruciaal belang kan zijn voor de beslissing in deze zaak. De eisers vorderen een bedrag van € 849.000,00 voor waardevermindering van hun onroerend goed, alsook vergoeding van kosten en rente. NAM heeft verweer gevoerd en stelt dat het eerdere vonnis niet in stand kan blijven, omdat het gebaseerd zou zijn op een misvatting over het aardbevingsrisico.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechtsvragen in beide zaken vergelijkbaar zijn en dat het in het belang van proceseconomie is om te wachten op de beslissing van het gerechtshof. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol van 14 juni 2017, waarbij NAM moet rapporteren over de voortgang van de procedure in hoger beroep. De rechtbank heeft iedere verdere beslissing aangehouden tot dat moment.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Assen
zaaknummer / rolnummer: C/19/114009 / HA ZA 16-63
Vonnis van 11 januari 2017
in de zaak van

1.[eiseres] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisers, hierna:
[eiseres]en
[eiser]en samen
[eiseres] c.s.,
advocaat mr. S.G. Rissik te Roden,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEDERLANDSE AARDOLIE MAATSCHAPPIJ B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde, hierna:
NAM,
advocaat mr. R. van Tricht te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 maart 2016;
  • de conclusie van antwoord van 8 juni 2016;
  • de conclusie van repliek van 14 september 2016;
  • de conclusie van dupliek van 26 oktober 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij Koninklijk Besluit van 30 mei 1963 is aan de rechtsvoorgangster van NAM de concessie verleend gas te produceren uit het Groningenveld. Deze Concessie Groningen is in artikel 143 lid 2 sub a Mijnbouwwet (Mbw) gelijkgesteld met een winningsvergunning in de zin van de Mbw.
2.2.
NAM en haar rechtsvoorgangster produceren sinds de concessieverlening gas uit het Groningenveld. Deze gasproductie veroorzaakt bodemdaling en aardbevingen.
2.3.
[eiseres] is eigenaar van de woning aan de [adres] te [woonplaats] en [eiseres] c.s. is eigenaar van de woning met bedrijfsruimte aan de [adres] te [woonplaats] . Deze onroerende zaken bevinden zich in het gebied waar zich als gevolg van gaswinning door NAM aardbevingen voordoen.
2.4.
Bij vonnis van 2 september 2015 (ECLI:NL:RBNNE:2015:4185) heeft de rechtbank Noord-Nederland in een zaak die door een aantal stichtingen tegen NAM was aangespannen voor recht verklaard:
dat NAM aansprakelijk is voor de schade bestaande uit waardevermindering van de onroerende zaken gelegen in het gebied waar aardbevingen ten gevolge van gaswinning door NAM voorkomen, en dat die schade voor vergoeding in aanmerking komt ongeacht of er fysieke schade aan de onroerende zaken is opgetreden en ongeacht of de onroerende zaken al dan niet zijn verkocht
2.5.
NAM heeft tegen het vonnis van 2 september 2015 hoger beroep ingesteld. De zaak is op dit moment aanhangig bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] c.s. vordert veroordeling van NAM, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 849.000,00 wegens waardevermindering van haar onroerend goed, € 745,50 ter zake de redelijke kosten ter vaststelling van de schade en van de proceskosten, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
NAM voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiseres] c.s. vordert vergoeding van schade bestaande uit waardevermindering van haar onroerende zaken als gevolg van de gaswinning door NAM. Zij verwijst hierbij naar het vonnis van deze rechtbank van 2 september 2015. Volgens [eiseres] c.s. heeft, zolang nog niet in hoger beroep is beslist, te gelden wat de rechtbank heeft beslist. Het feit dat NAM hoger beroep heeft aangetekend, heeft naar haar mening geen formele gevolgen voor deze procedure.
4.2.
NAM is van mening dat het vonnis van de rechtbank van 2 september 2015 is gebaseerd op de cruciale misvatting dat er in het aardbevingsgebied sprake zou zijn van een permanent of duurzaam aardbevingsrisico en dat daaraan de conclusie zou kunnen worden verbonden dat de waardedaling van individuele woningen eveneens een gegeven is. Het oordeel van de rechtbank kan daarom volgens NAM niet in stand blijven. Verder zou het vonnis praktisch onuitvoerbaar zijn. NAM stelt dat de beslissing van het gerechtshof in hoger beroep van cruciale betekenis zal zijn voor de beslissing die de rechtbank in de onderhavige zaak moet geven. NAM stelt daarom uit oogpunt van proceseconomie voor in de onderhavige zaak pas te beslissen nadat het gerechtshof in hoger beroep over de andere zaak heeft geoordeeld.
4.3.
De grondslag van de vordering van [eiseres] c.s. is dezelfde als die waarop eisers in de zaak die leidde tot het vonnis van 2 september 2015 hun eis baseerden. Hoewel aan [eiseres] c.s. kan worden toegegeven dat de beslissing in die andere zaak formeel niet van belang is voor deze zaak, stelt de rechtbank vast dat in beide zaken dezelfde voor de uitkomst cruciale rechtsvragen aan de orde zijn en [eiseres] c.s. geen verweer heeft gevoerd tegen het argument van proceseconomie van NAM: door te wachten op de beslissing van het gerechtshof kan mogelijk worden voorkomen dat tegenstrijdige beslissingen worden gegeven en dat partijen onnodig genoodzaakt worden in hoger beroep te gaan.
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat in die andere zaak de eerste schriftelijke standpuntbepalingen zijn afgerond en dat het gerechtshof partijen heeft opgedragen in januari 2017 hun verhinderdata op te geven, opdat het gerechtshof een dag voor comparitie van partijen kan bepalen.
4.4.
De rechtbank ziet in het voorgaande reden tot aanhouding van de verdere beoordeling, in afwachting van de eindbeslissing van het gerechtshof in het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank van 2 september 2015.
4.5.
De rechtbank zal de zaak verwijzen naar de rol van 14 juni 2017. NAM zal worden opgedragen de rechtbank op die rol te informeren over de voortgang van de procedure bij het gerechtshof. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 14 juni 2017 voor het nemen van een akte door NAM over hetgeen is vermeld onder 4.5;
5.2.
iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Duinkerken, mr. E.W. van Weringh en mr. M.E. van Rossum en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2017. [1]

Voetnoten

1.type: EW/279