ECLI:NL:RBNNE:2017:5103

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 oktober 2017
Publicatiedatum
11 januari 2018
Zaaknummer
C18/179549 PR RK 17-359
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking in een al geëindigde procedure met niet-ontvankelijkheid van het verzoek

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 13 oktober 2017, is een verzoek tot wraking ingediend door de heer [naam], wonende te [woonplaats]. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. R.B.M. Keurentjes, die betrokken was bij een eerdere procedure. De rechtbank ontving het wrakingsverzoek op 6 oktober 2017, maar de rechter heeft op 9 oktober 2017 schriftelijk medegedeeld niet in de wraking te berusten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek betrekking heeft op het optreden van de rechter in de wrakingskamer van 6 januari 2017, in een andere zaak met zaaknummer C18/173045 / PR RK 16-525. De rechtbank oordeelt dat het wrakingsverzoek niet ontvankelijk is, omdat het verzoek niet tijdig is ingediend. Volgens de vaste rechtspraak van de Hoge Raad dient een verzoek tot wraking vóór de eindbeslissing van de zaak te worden ingediend. Aangezien dit niet is gebeurd, kan verzoeker niet in zijn verzoek tot wraking worden ontvangen. De rechtbank heeft zonder mondelinge behandeling beslist en verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken op 13 oktober 2017.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Zaaknummer: C18/179549 PR RK 17-359
beslissing van de meervoudige kamer van 13 oktober 2017
op het verzoek van de heer [naam], wonende te [woonplaats], verder te noemen verzoeker, tot wraking ingevolge artikel 36 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

1.Het procesverloop

1.1
Bij brief, ingekomen ter griffie op 6 oktober 2017, heeft verzoeker schriftelijk mr.
R.B.M. Keurentjes(hierna: "de rechter") gewraakt.
1.2.
Op 9 oktober 2017 heeft de rechter schriftelijk medegedeeld niet in de wraking te berusten.

2.De overwegingen

2.1.
Het wrakingsverzoek heeft - zo begrijpt de rechtbank - betrekking op het optreden van de rechter in de wrakingskamer van 6 januari 2017 van de zaak met zaaknummer C18/173045 / PR RK 16-525.
2.2.
Verzoeker heeft aan het onderhavige wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat het optreden van de rechter in de wrakingskamer van 6 januari 2017 niet als zuiver is te kwalificeren.
2.3.
De zaak met zaaknummer C18/173045/ PR RK 16-525 is op 6 januari 2017 middels een eindbeslissing welke is gewezen door mrs. Th.A. Wiersma, voorzitter, R.B.M. Keurentjes en P.J. Duinkerken, leden, geëindigd. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad (HR 18 december 1998, LJN AD2977, NJ 1999/271) dient een verzoek tot wraking te zijn ingediend vóórdat de behandeling van de zaak door het wijzen van een einduitspraak is geëindigd. Daaraan is niet voldaan zodat verzoeker niet in zijn verzoek tot wraking kan worden ontvangen. Op het verzoek kan daarom zonder mondelinge behandeling worden beslist.

3.De beslissing

De rechtbank
- verklaart verzoeker in zijn verzoek niet-ontvankelijk,
- beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker en
mr. R.B.M. Keurentjes.
Deze beslissing is gegeven door mrs. B.R. Tromp, voorzitter, S. Dijkstra en L. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Faber, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2017.