ECLI:NL:RBNNE:2017:5089

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 april 2017
Publicatiedatum
9 januari 2018
Zaaknummer
C18/174605/PR RK 17-88
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft verzoekster op 3 maart 2017 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. P.G. Wijtsma, rechter in de afdeling bestuursrecht van de Rechtbank Noord-Nederland. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechter op 2 mei 2013, waarbij het beroep in de hoofdzaak kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard. Verzoekster had tegen deze uitspraak verzet aangetekend, dat op 16 maart 2017 behandeld zou worden door dezelfde rechter. In haar wrakingsverzoek stelde verzoekster dat de rechter in dezelfde kwestie uitspraak had gedaan, wat volgens haar een grond voor wraking vormde.

De rechter heeft op 8 maart 2017 gereageerd op het wrakingsverzoek en aangegeven dat hij zich terugtrok uit de zaak, omdat hij zelf de uitspraak had gedaan waartegen verzet was aangetekend. Hij gaf aan dat hij dit bij de toedeling van de zaak over het hoofd had gezien en dat hij het dossier had teruggegeven aan de griffier voor behandeling door een andere rechter. De wrakingskamer heeft het verzoek op 6 april 2017 behandeld, maar zowel verzoekster als de rechter waren niet verschenen.

De rechtbank overwoog dat op basis van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht alleen de behandelend rechter kan worden gewraakt. Aangezien mr. Wijtsma zich had teruggetrokken en niet langer de hoofdzaak behandelde, kon hij niet worden gewraakt. De rechtbank verklaarde het verzoek tot wraking daarom niet-ontvankelijk. De beslissing werd op 14 april 2017 in het openbaar uitgesproken door de meervoudige kamer, bestaande uit mrs. P.J. Duinkerken, S. Dijkstra en L. Mulder, met mr. H.A. Hulst als griffier. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
zaaknummer: 174605 / PR RK 17-88

beslissing van de meervoudige kamer van 14 april 2017

op het verzoek van
[naam] , te [woonplaats] , verzoekster
(gemachtigde: [naam] ),
tot wraking van

mr. P.G. Wijtsma, rechter.

Procesverloop

Bij brief van 3 maart 2017 heeft verzoekster een verzoek ingediend tot wraking van
mr. P.G. Wijtsma, rechter in de afdeling bestuursrecht van deze rechtbank, in de procedure met zaaknummer LEE 13/886 (hoofdzaak), waarbij verzoekster als partij is betrokken.
Bij brief van 8 maart 2017 heeft de rechter op het wrakingsverzoek gereageerd.
Het verzoek is ter zitting van 6 april 2017 door de wrakingskamer behandeld.
Verzoeker is niet verschenen.
De rechter is niet verschenen.

Overwegingen

1.1.
Bij uitspraak buiten zitting van 2 mei 2013 heeft de rechter het beroep in de hoofdzaak kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze uitspraak heeft verzoekster verzet gedaan.
1.2.
Bij brief van 8 februari 2017 aan verzoekster heeft de rechtbank medegedeeld dat het verzet op de zitting van 16 maart 2017 behandeld zal worden door de rechter.
1.3.
In het wrakingsverzoek van 3 maart 2017 vermeldt verzoekster onder meer dat de rechter in dezelfde kwestie uitspraak heeft gedaan.
1.4.
In de brief van 8 maart 2017 schrijft de rechter het volgende:
“Begin van deze week opende ik het dossier in deze zaak om de behandeling op de zitting van 16 maart 2017 voor te bereiden.
Ik zag meteen dat ik deze zaak niet mag doen, omdat ik zelf de uitspraak heb gedaan waartegen [verzoekster] in verzet is gekomen. In artikel 8:55, zesde lid, tweede volzin, van de Algemene wet bestuursrecht is namelijk bepaald dat
van de kamer die uitspraak doet op het verzet geen deel uitmaakt degene die zitting heeft gehad in de kamer die de uitspraak heeft gedaan waartegen verzet is gedaan. Dit is bij de toedeling van de zaak aan mij over het hoofd gezien.
Ik heb mij dus meteen teruggetrokken uit de zaak en heb het dossier aan de griffier teruggegeven om door een andere rechter te laten behandelen.
Op dat moment had ik zelf nog geen kennis genomen van het wrakingsverzoek van [verzoekster] . Daarom is er geen sprake van wel of niet berusten in het verzoek, omdat ik mij inmiddels op eigen initiatief had teruggetrokken.
Nu ik niet meer betrokken ben hij de zaak, zie ik geen aanleiding om in te gaan op de verdere inhoud van de brief van [verzoekster] ”.
2. Gelet op artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan uitsluitend de behandelend rechter worden gewraakt. Omdat de rechter niet, althans niet langer, de hoofdzaak behandelt, kan hij in verband met de hoofdzaak niet worden gewraakt. De rechtbank dient het verzoek daarom niet-ontvankelijk te verklaren.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het verzoek niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak (met zaaknummer LEE 13/886) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
  • beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoekster,
aan de rechter en aan de Raad van bestuur van het Uwv (andere partij in de hoofdzaak).
Aldus gegeven door mrs. P.J. Duinkerken, voorzitter, S. Dijkstra en L. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.A. Hulst als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 april 2017.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.