ECLI:NL:RBNNE:2017:5086

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 juni 2017
Publicatiedatum
9 januari 2018
Zaaknummer
C/18/176418 / PR RK 17-187
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in een strafzaak met DNA-bewijs en verzoeker niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 23 juni 2017 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker in een strafzaak. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel, dat was afgenomen van in beslag genomen voorwerpen. Tijdens de behandeling van het bezwaarschrift op 24 april 2017 heeft de verzoeker de behandelend rechter, mr. M.J.B. Holsink, gewraakt. Mr. Holsink heeft echter aangegeven niet te berusten in het wrakingsverzoek, waarna een wrakingskamer werd geformeerd. Op 3 mei 2017 werd de verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in zijn wrakingsverzoek.

De verzoeker heeft vervolgens opnieuw mr. Holsink gewraakt tijdens de voortzetting van de behandeling van zijn bezwaarschrift op 29 mei 2017. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de verzoeker geen concrete feiten of omstandigheden heeft aangedragen die zouden wijzen op vooringenomenheid van de rechter. De rechtbank benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeert dat er geen grond is voor wraking en verklaart de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.

Daarnaast oordeelt de rechtbank dat het wrakingsverzoek lichtvaardig is ingediend, zonder enige grondslag, en spreekt van misbruik van recht. De rechtbank bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking in deze procedure niet in behandeling zal worden genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken en de rechtbank beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan de betrokken partijen.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Meervoudige wrakingskamer
Zittingsplaats Groningen
zaaknummer / rekestnummer: C/18/176418 / PR RK 17-187
Beslissing van 23 juni 2017
op het verzoek van
[naam],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

1.1.
Bij brief van 22 maart 2017 heeft de officier van justitie in de zaak met parketnummer 18-920067-14 aan verzoeker bericht dat op grond van artikel 6 Wetboek van Strafrecht voorwerpen in beslag zijn genomen waarop celmateriaal van verzoeker aanwezig was, waarbij op grond van artikel 6, lid 3 aan verzoeker is bericht dat voldoende celmateriaal in beslag is genomen en dat dit celmateriaal zal worden gebruikt om het DNA-profiel van verzoeker te bepalen.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het bepalen en verwerken van dat DNA-profiel.
1.2.
Het bezwaarschrift is door deze rechtbank behandeld op de raadkamerzitting van 24 april 2017 te 10.00 uur.
Ter zitting heeft verzoeker de behandelend rechter mr. M.J.B. Holsink gewraakt.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Mr. Holsink heeft aangegeven niet te berusten in het wrakingsverzoek.
Hierop is een wrakingskamer geformeerd.
1.3.
Bij beslissing van 3 mei 2017 is verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.
1.4.
De behandeling van het onder 1.1. en 1.2. vermelde bezwaarschrift is in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking voortgezet op 29 mei 2017.
Ter zitting heeft verzoeker de behandelend rechter mr. M.J.B. Holsink wederom gewraakt.
1.5.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Mr. Holsink heeft aangegeven niet te berusten in het wrakingsverzoek.

2.Het standpunt van verzoeker

2.1.
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat er ten aanzien van de behandelend rechter sprake is van een schijn van partijdigheid, nu zij bij de behandeling van het door verzoeker ingediende bezwaarschrift heeft beslist dat de door verzoeker gestelde gang van zaken rondom de wijze van DNA afname in onderhavige procedure niet aan de orde is.
Verzoeker heeft verder aangegeven dat alle rechters bij de rechtbank Groningen partijdig zijn en dat hij het Nederlandse rechtssysteem als een bananenrepubliek beschouwt.

3.3. Beoordeling

3.1.
Ingevolge artikel 512 Sv kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
3.3.
Uit de wet (artikel 512 Sv en artikel 513 Sv) volgt dat een verzoeker concrete feiten en omstandigheden dient aan te voeren waaruit objectief afgeleid kan worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is, of dat de vrees van een partij dat er sprake is van een dergelijke vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is. Alle feiten en omstandigheden moeten tegelijk - in het verzoek - worden voorgedragen.
3.4.
De rechtbank overweegt dat aan het verzoek tot wraking van mr. Holsink voornoemd, geen concrete feiten en/of omstandigheden ten grondslag zijn gelegd waaruit vooringenomenheid van de rechter of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor, kunnen worden afgeleid. Voor zover wel feiten zijn gesteld, valt hieruit geen enkele (schijn van) vooringenomenheid af te leiden, zodat er naar het oordeel van de rechtbank geen grond voor wraking is.
Verzoeker zal dan ook aanstonds als kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek worden verklaard. Een mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking kan daarom achterwege blijven.
3.5.
Omdat door verzoeker het middel van wraking lichtvaardig, want zonder enige grondslag is ingezet, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van misbruik van recht. De rechtbank zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking van de rechter belast met de behandeling van deze zaak (parketnummer 18-920067-14) niet in behandeling wordt genomen.
3.6.
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

4.4. De beslissing

De rechtbank
  • verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking;
  • bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak (met parketnummer 18-920067-14) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
  • beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker, mr. Holsink en de officier van justitie;
  • bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking van de rechter in de procedure met parketnummer 18-920067-14 niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.H. de Groot, voorzitter, en mr. P.G. Wijtsma en
mr. P.H.M. Tapper-Wessels, leden, en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2017.
js