In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 23 juni 2017 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker in een strafzaak. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel, dat was afgenomen van in beslag genomen voorwerpen. Tijdens de behandeling van het bezwaarschrift op 24 april 2017 heeft de verzoeker de behandelend rechter, mr. M.J.B. Holsink, gewraakt. Mr. Holsink heeft echter aangegeven niet te berusten in het wrakingsverzoek, waarna een wrakingskamer werd geformeerd. Op 3 mei 2017 werd de verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in zijn wrakingsverzoek.
De verzoeker heeft vervolgens opnieuw mr. Holsink gewraakt tijdens de voortzetting van de behandeling van zijn bezwaarschrift op 29 mei 2017. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de verzoeker geen concrete feiten of omstandigheden heeft aangedragen die zouden wijzen op vooringenomenheid van de rechter. De rechtbank benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeert dat er geen grond is voor wraking en verklaart de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Daarnaast oordeelt de rechtbank dat het wrakingsverzoek lichtvaardig is ingediend, zonder enige grondslag, en spreekt van misbruik van recht. De rechtbank bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking in deze procedure niet in behandeling zal worden genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken en de rechtbank beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan de betrokken partijen.