ECLI:NL:RBNNE:2017:4789

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 december 2017
Publicatiedatum
14 december 2017
Zaaknummer
6411852 \ CV EXPL 17-10196
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot verbod op benaderen van ex-klanten door voormalige werknemers van ABN AMRO

In deze zaak heeft ABN AMRO een kort geding aangespannen tegen twee ex-werknemers, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], met als doel hen te verbieden om voormalige klanten van de bank te benaderen. ABN AMRO stelt dat de ex-werknemers in strijd handelen met de geheimhoudingsbedingen in hun arbeidsovereenkomsten en dat zij onrechtmatig concurreren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het geheimhoudingsbeding niet zo ruim kan worden uitgelegd dat het de ex-werknemers verbiedt om klanten te benaderen. De rechter oordeelt dat ABN AMRO niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de ex-werknemers stelselmatig en substantieel het klantenbestand van de bank benaderen. De kantonrechter concludeert dat er geen sprake is van onrechtmatige concurrentie, omdat de ex-werknemers niet gebonden zijn aan een concurrentiebeding en hun handelen niet als onrechtmatig kan worden gekwalificeerd. De vorderingen van ABN AMRO worden afgewezen, en de bank wordt veroordeeld in de proceskosten van de ex-werknemers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 6411852 \ CV EXPL 17-10196
vonnis van de kantonrechter ex art. 254 lid 5 Rv d.d. 14 december 2017
inzake
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseres,
hierna te noemen ABN AMRO,
gemachtigde: mr. M.J.M.T. Keulaerds, kantoorhoudende te Den Haag,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [plaats] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats] ,
gedaagden,
hierna te noemen [gedaagde 1] respectievelijk [gedaagde 2] ,
gemachtigde: mr. F.M. Westra, kantoorhoudende te Leeuwarden.

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de mondelinge behandeling en de daartoe op voorhand overgelegde stukken;
- de pleitaantekeningen van de zijde van ABN AMRO;
- de pleitaantekeningen van de zijde van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde 2] en [gedaagde 1] zijn voormalig werknemers van ABN AMRO. Zij waren tijdens hun dienstverband de twee beleggingsadviseurs van ABN AMRO in de regio Friesland.
2.2.
In de arbeidsovereenkomst van [gedaagde 2] was - voor zover van belang - de volgende bepaling opgenomen:
Geheimhouding
Zowel gedurende het dienstverband als na beëindiging daarvan is de medewerker verplicht zich te onthouden van het verstrekken aan derden of het ten eigen behoeve of ten behoeve van derden gebruiken of het op enige andere wijze bekendmaken van informatie die hem/haar tijdens of als gevolg van de dienstbetrekking bekend is geworden over bijvoorbeeld zaken, personen, cliënten en/of andere belangen (van enig kantoor) van de Bank, alsmede van andere informatie waarvan hij/zij had moeten begrijpen dat deze vertrouwelijk van aard was, één en ander voor zover dit niet in strijd komt met de wettelijke plicht tot openbaarmaking voor de rechter.
Evenmin zal de medewerker informatie (trachten te) gebruiken op een wijze die de Bank direct of indirect schade kan berokkenen.
2.3.
In de arbeidsovereenkomst van [gedaagde 1] was - voor zover van belang - de volgende bepaling opgenomen:
Zowel gedurende het dienstverband als na beëindiging daarvan is de medewerker verplicht zich te onthouden van het verstrekken aan derden of het ten eigen behoeve of ten behoeve van derden gebruiken of het op enige andere wijze bekendmaken van informatie die hem/haar tijdens of als gevolg van de dienstbetrekking bekend is geworden over bijvoorbeeld zaken, personen, cliënten en/of andere belangen (van enig kantoor) van de Bank, alsmede van andere informatie waarvan hij/zij had moeten begrijpen dat deze vertrouwelijk van aard was, één en ander voor zover dit niet in strijd komt met de wettelijke plicht tot openbaarmaking voor de rechter. Evenmin zal de medewerker informatie (trachten te) gebruiken op een wijze die de Bank direct of indirect schade kan berokkenen.
2.4.
Bij beschikking van 12 oktober 2016 is door de kantonrechter van deze rechtbank op verzoek van ABN AMRO de arbeidsovereenkomst met [gedaagde 1] ontbonden per 1 november 2016 wegens ernstig verwijtbaar handelen van [gedaagde 1] . [gedaagde 1] is tegen deze beschikking in hoger beroep gegaan.
2.5.
Op 5 januari 2017 heeft [gedaagde 1] een eenmanszaak genaamd [naam eenmanszaak] ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Als activiteit van deze eenmanszaak staat in het handelsregister vermeld:
Financieel adviesbureau t.w. beleggingen.
2.6.
Bij e-mail van 19 januari 2017 heeft mr. Keulaerds voornoemd namens ABN AMRO aan mr. Funke, de toenmalige advocaat van [gedaagde 1] , bericht dat uit het beroepschrift bleek dat [gedaagde 1] ten behoeve van de hoger beroepsprocedure drie van zijn oude klanten had benaderd. Mr. Keulaerds heeft [gedaagde 1] gesommeerd ieder contact met klanten van ABN AMRO, op welke wijze dan ook, te staken en gestaakt te houden.
2.7.
Bij beschikking van 26 januari 2017 is op verzoek van ABN AMRO de arbeidsovereenkomst met [gedaagde 2] door de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam ontbonden per 1 maart 2017 op grond van verwijtbaar handelen van [gedaagde 2] .
2.8.
Bij brief van 15 maart 2017 heeft ABN AMRO aan [gedaagde 2] bericht dat zij had vernomen dat hij in de voorafgaande periode klanten van ABN AMRO actief had benaderd om een afspraak te maken in verband met zijn nieuw te starten bedrijf. Volgens ABN AMRO betrof dit onrechtmatige concurrentie en zij heeft [gedaagde 2] gesommeerd geen klanten van haar meer te benaderen.
2.9.
Op 6 april 2017 heeft [gedaagde 2] een eenmanszaak genaamd [naam eenmanszaak] ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Als activiteit van deze eenmanszaak staat in het handelsregister vermeld:
Het begeleiden van beleggers op het gebied van financiële instrumenten, financiële partijen en financiële markten.
2.10.
Bij beschikking van 8 mei 2017 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in hoger beroep voormelde beschikking van de kantonrechter van 12 oktober 2016 vernietigd en geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst tussen ABN AMRO en [gedaagde 1] met ingang van 1 december 2017 is ontbonden wegens verwijtbaar handelen van [gedaagde 1] .
2.11.
Bij brieven van 27 juli 2017 heeft ABN AMRO [gedaagde 2] en [gedaagde 1] opnieuw gesommeerd om ieder contact met haar klanten te staken en gestaakt te houden.

3.Het geschil

3.1.
ABN AMRO vordert dat de kantonrechter, oordelend in kort geding, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
I. [gedaagde 2] zal veroordelen:
( a) zich, met onmiddellijke ingang na het wijzen van het vonnis, te onthouden van het voor zakelijke doeleinden benaderen van (ex-)klanten van ABN AMRO,
( b) zich, met onmiddellijke ingang na het wijzen van het vonnis, te onthouden van het verlenen van diensten op financieel gebied aan (ex-)klanten van ABN AMRO,
( c) om, binnen één week na het wijzen van het vonnis, schriftelijk de relatie met (ex-) klanten van ABN AMRO te verbreken, en
( d) aan ABN AMRO, binnen één week na de verzending van de onder (c) bedoelde brief, een afschrift van die brief, inclusief bewijs van verzending, te doen toekomen,
waarbij als “(ex-)klanten van ABN AMRO” moeten worden aangemerkt partijen die tijdens de laatste twee jaren van het dienstverband van [gedaagde 2] bij ABN AMRO een zakelijke relatie met ABN AMRO hadden, zulks op straffe van verbeurte een dwangsom van € 2.500,- voor iedere dag, of een gedeelte daarvan, dat [gedaagde 2] aan het vorenstaande niet voldoet;
II. [gedaagde 1] zal veroordelen:
( a) zich, met onmiddellijke ingang na het wijzen van het vonnis, te onthouden van het voor zakelijke doeleinden benaderen van (ex-)klanten van ABN AMRO,
( b) zich, met onmiddellijke ingang na het wijzen van het vonnis, te onthouden van het verlenen van diensten op financieel gebied aan (ex-)klanten van ABN AMRO,
( c) om, binnen één week na het wijzen van het vonnis, schriftelijk de relatie met (ex-) klanten van ABN AMRO te verbreken, en
( d) aan ABN AMRO, binnen één week na de verzending van de onder (c) bedoelde brief, een afschrift van die brief, inclusief bewijs van verzending, te doen toekomen,
waarbij als “(ex-) klanten van ABN AMRO” moeten worden aangemerkt partijen die
tijdens de laatste twee jaren van het dienstverband van [gedaagde 1] bij ABN AMRO een zakelijke relatie met ABN AMRO hadden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,- voor iedere dag, of een gedeelte daarvan, dat [gedaagde 1]
aan het vorenstaande niet voldoet;
III. [gedaagde 2] en [gedaagde 1] gezamenlijk, ieder hoofdelijk, zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
ABN AMRO heeft - zakelijk weergegeven - het volgende aan haar vordering ten grondslag gelegd. Diverse klanten van ABN AMRO hebben aan ABN AMRO te kennen gegeven dat [gedaagde 2] en/of [gedaagde 1] hen hebben benaderd met de intentie om hen te bewegen een zakelijke relatie met (één van) hen aan te gaan. Naar aanleiding van deze meldingen van klanten, heeft ABN AMRO de afdeling Security & lntelligence Management (hierna: SIM) verder onderzoek laten doen. SIM is toen gestuit op diverse overboekingen van klanten van ABN AMRO naar [gedaagde 2] of [gedaagde 1] met een zakelijk karakter. Het gaat steeds om overboekingen, waarbij in de omschrijving wordt verwezen naar een declaratie- of factuurnummer, zodat het wel moet gaan om betalingen voor door [gedaagde 2] of [gedaagde 1] geleverde beleggingsdiensten. Voorts is ten aanzien van zes klanten, die niet expliciet hebben aangegeven dat zij zijn benaderd door [gedaagde 2] en/of [gedaagde 1] , op grond van de met hen gevoerde gesprekken aannemelijk dat zij zijn benaderd door [gedaagde 2] en/of [gedaagde 1] . Door het benaderen van klanten van ABN AMRO handelen [gedaagde 2] en [gedaagde 1] in strijd met de in hun respectieve arbeidsovereenkomsten opgenomen geheimhoudingsbedingen. Op grond van die bedingen is het [gedaagde 2] en [gedaagde 1] onder meer verboden informatie die hen tijdens of als gevolg van de dienstbetrekking bekend is geworden over klanten, ten eigen behoeve te gebruiken. De wetenschap dat een bepaalde partij cliënt van ABN AMRO is, betreft dergelijke informatie. Voorts beconcurreren [gedaagde 2] en [gedaagde 1] op deze wijze ABN AMRO op onrechtmatige wijze. Zij benaderen structureel en stelselmatig vaste klanten van ABN AMRO, waarbij zij gebruikmaken van de kennis en ervaring die zij bij ABN AMRO hebben opgedaan.
Het gaat bovendien specifiek om klanten die voorheen door [gedaagde 2] en [gedaagde 1] zelf zijn bediend. [gedaagde 2] en [gedaagde 1] maken zodoende misbruik van tijdens het dienstverband bij ABN AMRO bij die klanten opgebouwde goodwill. Hierbij speelt bovendien een rol dat [gedaagde 2] en [gedaagde 1] bekend zijn met de door ABN AMRO gehanteerde prijzen, dat zij samenwerken, dat hun arbeidsovereenkomsten zijn
ontbonden wegens verwijtbaar handelen, waarvan ABN AMRO nog altijd de negatieve gevolgen ondervindt en dat zij niet beschikken over de AFM-vergunning die is
vereist voor het aanbieden van financiële (beleggings)diensten.
3.3.
Ter adstructie van haar vordering heeft ABN AMRO verslagen overgelegd van gesprekken tussen haar klanten en ABN AMRO medewerkers, zoals deze volgens haar door de betreffende ABN AMRO-medewerkers zijn opgeslagen in Siebel, het computerprogramma van ABN AMRO waarin gespreksverslagen worden vastgelegd en bewaard. In deze gespreksverslagen staat - voor zover van belang - het volgende vermeld:
[klant 1] :
[medewerker 1] :
17-1-2017:
[klant 1] had bezoek gehad van [gedaagde 1] . Tot twee keer toe en daar was ze niet blij mee. Hij had gezegd zelf een advieskantoor te willen beginnen en bood zijn diensten aan. [klant 1] wil hier niets van weten. Ook heeft hij aangegeven met een advokaat langs te willen komen. Ze weet dat [gedaagde 1] een conflict met de bank heeft. (…)
[klant 2] :
[medewerker 2] :
28-2-2017
Ik word gebeld door [klant 2] . Hij is erg verbaasd, want hij heeft zojuist [gedaagde 2] gesproken. [gedaagde 2] belde hem met de vraag of hij een keer langs mocht komen. Hij was voor zichzelf begonnen als beleggingsadviseur en wilde graag zijn diensten bij [klant 2] aanbieden. (…)
[klant 3] :
[medewerkers 3 en 4] :
13-3-2017:
Mevr vertelt nog dat ze onlangs door [gedaagde 2] is gebeld. Hij biedt zijn diensten aan nu hij niet meer bij de bank werkzaam is. (…)
[klant 4] :
[medewerker 5] :
14-3-2017
[klant 4] heeft op dit moment een actief beleggen portefeuille en een beheer portefeuille. Destijds
bewust voor deze splitsing gekozen. Deel passief door de bank en andere deel kijken of het beleggen iets voor hem zelf is. Dit laatste gedeelte wil hij nu zelf actiever gaan oppakken en ook zonder hulp van de bank. Enerzijds om zich er toe te zetten om hier iets mee te doen en anderzijds dat hij wel wat hulp heeft op de achtergrond ( [gedaagde 1] is een goede vriend van hem). (…)
[klant 5] :
[medewerker 6] :
27-3-2017
[klant 5] belt nav mijn voorstel voor de portefeuille. (…) Hij heeft eea met zijn vrouw besproken en ze hebben besloten om het zelf te gaan doen. (…) Ik vraag hem of hij dit ook is ingegeven door een telefoontje van [gedaagde 2] ? (hadden altijd goed contact). [klant 5] deed voorkomen dat dit niet het geval is? Maar betwijfel dit aangezien hij wel wat doorvraagt over het eea. (…)
[klant 6] :
[medewerker 6] :
30-3-2017:
(…) [klant 6] geeft nog aan dat hij [gedaagde 2] is tegen gekomen in het dorp. [gedaagde 2] komt binnenkort een kop koffie drinken en zijn verhaal doen.
[klant 7] :
[medewerker 7] :
18-4-2017
From: ‘ [klant 7] < [emailadres] >
To: “ [medewerker 7] ” < [emailadres] >
Date: 14-04-2017 14:35
Subject: Effectendienstverlening
(…) Ten aanzien van jullie effectendienstverlening en met name de kosten daarvan heb ik besloten ondanks de door jullie voorgestelde kortingsregeling m.b.t. het huidige ‘Comfort Beleggingsadvies’ toch over te stappen naar de beleggingsvorm van ‘Zelf beleggen’. Vertrouwen in de door mij in de arm genomen beleggingsadviseur in combinatie met een nog steeds lagere tarifering met betrekking tot de dienstverlening ligt hieraan ten grondslag. (…)
[klant 8]
[medewerker 8] :
2-5-2017:
Naar aanleiding van een bericht van collega [medewerker 8] (afdeling Trading) heb ik contact
opgenomen met [klant 8] Enige tijd geleden is hij benaderd door [gedaagde 2] én [gedaagde 1] die vanuit hun nieuwe rol als zelfstandig beleggingsadviseur een afspraak hadden gemaakt met [klant 8] . Zij hebben daar hun verhaal gedaan over hoe ze bij de bank zijn vertrokken en dat ze graag [klant 8] willen adviseren op het gebied van beleggen. Hij zou dan zijn depot bij ABN AMRO [klant 19] omzetten naar Zelf Beleggen, waarna J&A hem van adviezen gaan voorzien. En dit tegen een tarief dat aanmerkelijk lager ligt dan het tarief bij de bank (Trading). [klant 8] had ook al tegen [medewerker 8] laten weten hier niet voor te gaan, maar waardeerde mijn telefoontje zeer. eens te meer werd mij duidelijk dat [gedaagde 2] en [gedaagde 1] geen enkele uitdaging uit de weg gaan. Zelfs bij een klant als [klant 8] (waar in het verleden behoorlijke verliezen zijn geweest met opties) kloppen ze gewoon aan de deur.
[klant 9] :
[medewerker 9] :
12-5-2017:
opzegging vermogensbeheer zowel zakelijk als privé.
pzegging ontvangen per brief en telefonische gecheckd en poging gedaan om e.e.a. te keren.
Aangeven dat wij graag zaken zouden blijven doen en gecheckd of die te maken heeft met [gedaagde 2]
. Relatie bevestigt contact te hebben met [gedaagde 2] en dat hij ook altijd heel tevreden was met [gedaagde 2] . Aangegeven dat als [gedaagde 2] hem gaat adviseren dat dat niet hoeft te betekenen dat alles moet worden overgeboekt naar de Rabo. Dat snapte hij wel echter hij had al een besluit genomen. (…)
[klant 10] :
[medewerker 6] :
17-5-2017:
[klant 10] geeft aan dat hij [gedaagde 2] op bezoek gehad en die vertelde dat hij voor zich zelf is begonnen en vroeg of [klant 10] daar oren naar had. (…)
[klant 11] :
[medewerker 10] :
2-6-2017:
[gedaagde 2] had hem wel benaderd en is ook op bezoek geweest, net als zijn vriend [naam vriend] die ook door [gedaagde 2] bezocht is in april. [medewerker 10] gaat dit melden in het bestand.
[klant 12]
[medewerker 11] :
7-6-2017:
[klant 12] belt rechtstreeks naar kantoor. Wil graag een afspraak maken met [gedaagde 2] . Hij was namelijk in zijn vakantie benaderd door [gedaagde 2] om te praten over de beleggingen en wil wel een afspraak maken. [klant 12] is verrast dat [gedaagde 2] terug is want hij was naar Amsterdam toch? (…)
[klant 13] :
[medewerker 2] :
8-6-2017:
Tijdens de voorstelling van het Nederlands Dans Theater in Scheveningen heb ik uitgebreid gesproken met [klant 13] . Hij vertelde mij oa dat hij is benaderd door [gedaagde 2] . [gedaagde 2] wilde zijn diensten aanbieden als beleggingsadviseur. Hij vertelde dat hij niet langer werkte voor ABN AMRO maar voortaan als zelfstandig beleggingsadviseur klanten bediend. (…)
[klant 14] :
[medewerker 8] :
15-6-2017
[klant 14] wil 10 puts xnl w4 510 schrijven. Idee komt nav een gesprek met oud-collega [gedaagde 1] . Frappant dat hij nog steeds met dergelijke adviezen strooit. (…)
[klant 15] :
[medewerker 9] en [medewerker 7] :
20-6-2017
(…) Heb na veel vragen over kosten gevraagd of er contact geweest was met [gedaagde 2] !!! Ja er was contact geweest en heel diplomatiek werd er antwoord gegeven dat [gedaagde 2] had vertelt met verschil van inzicht afscheid te hebben genomen van de Bank. (…)|
[klant 16] :
[medewerker 10] :
20-6-2017
(…) [klant 16] was onlangs op de Harlingenopen [gedaagde 2] tegen het lijf gelopen. Was mee met [naam] en wilde graag ene afspraak met [klant 16] . [gedaagde 2] inmiddels al bij haar thuis geweest en zijn diensten aangeboden. [klant 16] zal er geen gebruik van maken.
[klant 17]
[medewerker 9] :
21-6-2017
Verder gevraagd of hij contact geweest met [gedaagde 2] en er wordt bevestigt dat hij heeft gebeld en graag langs wilde komen om uit te leggen wat hij nu doet. [medewerker 12] tipt nog even aan dat als hij gebruik zou maken van mannen als [gedaagde 2] hij geen garanties meer heeft van o.a. privacy want ons systeem is veilig en deze adviseurs werken met exel bestanden op hun laptop. (…)
[klant 18]
[medewerker 10] en [medewerker 12] :
26-6-2017
De heer en mevrouw gesproken bij hen thuis. [gedaagde 2] kwam net de straat uitrijden. De enige klant die wij hier hebben is [klant 18] . (…)
[klant 19] :
[medewerker 10] en [medewerker 12] :
30-6-2017
Kennisgemaakt met de heer en mevrouw [klant 19] . [gedaagde 1] was ook al langs geweest. Zijn ze niet op ingegaan.
[klant 20] :
[medewerker 5] :
11-7-2017:
(…) Insteek van het gesprek is de overstap van actief beleggen naar zelf beleggen plus, met externe coach en oud collega [gedaagde 2] . (…) [gedaagde 2] had [klant 20] gemeld op basis van vermogensrapportage van maart (Q1) dat hij eigenlijk een profiel te laag zit, want er is een rood kruis op de aandelen. (externe adviseur adviseert op risicoprofiel?) (…) Hij gaat de orders zelf doen en laat dit niet door [gedaagde 2] doen. (...) Hij benadrukt dat [gedaagde 2] ook zegt dat AAB de beste
bank is om bij te beleggen en dat [gedaagde 2] ons niet af valt. (ben benieuwd wat wij daar aan hebben).
[klant 20] geeft aan dat hij qua kosten er niet eens zo heel veel op vooruit gaat, het scheelt hem naar verwachting 100 â 200 euro per jaar, [gedaagde 2] krijgt nl. ook fee. [klant 20] verteld dat hij [gedaagde 2] EUR 500 per kwartaal gaat betalen voor zijn diensten. (…)
3.4.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren verweer met conclusie tot afwijzing van de vordering.
3.5.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vorderingen hebben uit hun aard een voldoende spoedeisend belang. Indien juist mocht zijn dat [gedaagde 2] en [gedaagde 1] , zoals ABN AMRO stelt, een stelselmatige inbreuk op het in hun arbeidsovereenkomst opgenomen geheimhoudingsbeding maken en ABN AMRO onrechtmatig beconcurreren dan heeft ABN AMRO er belang bij om voorzieningen te vragen die daar op korte termijn een eind aan maken.
Samenwerkingsverband [gedaagde 2] en [gedaagde 1]
4.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter is niet aannemelijk geworden dat er sprake is van een samenwerkingsverband tussen [gedaagde 2] en [gedaagde 1] . Hiertoe overweegt de kantonrechter als volgt. Ter adstructie van haar stelling dat [gedaagde 2] en [gedaagde 1] samenwerken heeft ABN AMRO in de dagvaarding gewezen op het door haar overgelegde gespreksverslag van een medewerker van ABN AMRO met één van haar klanten, de heer [klant 8] (hierna: [klant 8] ) op 2 mei 2017. In dat verslag is aangegeven dat [klant 8] tegen deze medewerker van ABN AMRO zou hebben gezegd dat hij enige tijd daarvoor was benaderd door [gedaagde 2] en [gedaagde 1] die vanuit hun nieuwe rol als zelfstandig beleggingsadviseur een afspraak met hem hadden gemaakt. Ter onderbouwing van hun verweer dat zij niet samenwerken hebben [gedaagde 2] en [gedaagde 1] een verklaring van [klant 8] in het geding gebracht, waarin hij aangeeft dat [gedaagde 1] na april 2016 nooit contact met hem heeft opgenomen en dat hij zelf na april 2016 ook geen telefonisch, persoonlijk of digitaal contact met [gedaagde 1] heeft gehad. In reactie op deze verklaring heeft mr. Keulaerds ter zitting aangegeven dat naar aanleiding van deze verklaring is gesproken met de medewerker van ABN AMRO die het verslag van het gesprek van 2 mei 2017 heeft opgesteld en dat de medewerker thans twijfelt over de vraag of [klant 8] in dat gesprek heeft aangegeven dat hij door beide heren is benaderd. Aan dit gespreksverslag kan derhalve niet de conclusie worden verbonden dat [gedaagde 2] en [gedaagde 1] samenwerken. Het enkele feit dat de namen van de eenmanszaken van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] sterk op elkaar lijken, rechtvaardigt die conclusie naar het oordeel van de kantonrechter evenmin. Nu ABN AMRO geen andere feiten heeft gesteld ter onderbouwing van haar standpunt dat sprake is van een samenwerkingsverband is deze stelling in het licht van de gemotiveerde betwisting door [gedaagde 2] en [gedaagde 1] voorshands niet aannemelijk geworden.
Handelen in strijd met (geheimhoudings)beding in arbeidsovereenkomst
4.3.
Ten aanzien van de stelling van ABN AMRO dat [gedaagde 2] en [gedaagde 1] door klanten van ABN AMRO te benaderen in strijd hebben gehandeld met het in hun respectieve arbeidsovereenkomsten opgenomen (geheimhoudings)beding hebben [gedaagde 2] en [gedaagde 1] ten verwere aangevoerd dat deze stelling berust op een onjuiste, te ruime uitleg van dit beding. Volgens hen volgt deze uitleg niet uit de bewoordingen van het beding en evenmin uit de strekking van het beding. Zij hebben dit beding daarom volgens hen niet zo hoeven begrijpen dat het hen niet was toegestaan contact op te nemen met klanten van ABN AMRO.
4.4.
De kantonrechter stelt voorop dat, zoals de Hoge Raad heeft geoordeeld in het Haviltex-arrest (HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158), de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, niet kan worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. ABN AMRO kan niet gevolgd worden in haar standpunt dat het beding zo eenduidig is dat het geen ruimte laat voor uitleg aan de hand van dit Haviltex-criterium, mede gelet op hetgeen hierna wordt overwogen.
4.5.
De kantonrechter stelt vast dat het betreffende beding in beide arbeidsovereenkomsten gelijkluidend is, met dien verstande dat in de arbeidsovereenkomst van [gedaagde 2] boven het beding het kopje 'Geheimhouding' staat vermeld. Gelet op deze kop alsmede de tekst van het beding, dat gaat over het niet mogen gebruiken of bekendmaken van vertrouwelijke informatie van ABN AMRO, heeft het beding naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter de strekking van een geheimhoudingsbeding, een beding dat erop gericht is ABN AMRO en andere belanghebbenden te beschermen tegen het weglekken van vertrouwelijke en concurrentiegevoelige informatie, vanwege de daaraan verbonden zakelijke risico’s en mogelijke privacy-schendingen. Nu ABN AMRO niet heeft weersproken dat zij het beding in de arbeidsovereenkomsten van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] heeft opgenomen en dat over het beding niet is onderhandeld, is in het kader van dit kort geding, dat zich niet leent voor nadere bewijsvoering, niet aannemelijk geworden dat tussen partijen een verdergaande strekking aan de orde is geweest, laat staan overeengekomen. Daarom kan ABN AMRO niet gevolgd worden in de door haar voorgestane uitleg, inhoudende dat het beding [gedaagde 2] en [gedaagde 1] (ook) verbiedt klanten van ABN AMRO actief te benaderen, nu het beding dan mede de strekking van een relatiebeding zou krijgen.
Onrechtmatige concurrentie
4.6.
Vooropgesteld wordt dat het een ex-werknemer die niet gebonden is aan een concurrentie- of een relatiebeding, zoals hier het geval is, vrij staat om met de voormalige werkgever in concurrentie te treden, ook wanneer laatstgenoemde daarvan nadeel ondervindt. Bijkomende omstandigheden [klant 19] er echter toe leiden dat handelingen van de voormalig werknemer als onrechtmatige concurrentie moeten worden aangemerkt. Uit het arrest van de Hoge Raad van 9 december 1955 (Boogaard/Vesta, NJ 1956/157) volgt dat van onrechtmatige concurrentie sprake is als is voldaan aan drie vereisten, te weten: a) het stelselmatig en substantieel afbreken van b) het duurzame bedrijfsdebiet van de voormalige werkgever, dat de voormalige werknemer in het kader van de (arbeids)overeenkomst heeft meehelpen opbouwen c) met de hulpmiddelen die hij daartoe vertrouwelijk van zijn voormalige werkgever ter beschikking kreeg. Van ongeoorloofde concurrentie kan dus sprake zijn, wanneer de voormalig werknemer met behulp van vertrouwelijke informatie van zijn voormalige werkgever duurzame relaties van die werkgever benadert en aldus afbreuk doet aan het bedrijfsdebiet van de voormalige werkgever, daarbij gebruikmakend van de know-how en/of de goodwill die hij bij diezelfde werkgever heeft verkregen. De vraag, of een dergelijke handelwijze onrechtmatig is, hangt onder meer af van de wijze waarop en de mate waarin zij plaatsvindt.
4.7.
[gedaagde 2] en [gedaagde 1] hebben de juistheid van de door ABN AMRO overgelegde gespreksverslagen betwist en hebben aangevoerd dat deze verslagen 'pour besoin de la cause' zijn opgesteld. [gedaagde 2] heeft ter zitting wel erkend dat hij oud klanten van hem heeft benaderd. Volgens hem heeft hij dat gedaan om uit te leggen waarom hij niet meer bij ABN AMRO werkt en heeft hij in die gesprekken ook aangegeven dat hij voor zichzelf begonnen is. [gedaagde 1] heeft ter zitting erkend dat hij [klant 1] heeft benaderd. Volgens hem heeft hij dit gedaan om een verklaring van haar te krijgen die hij in zou kunnen brengen in de hoger beroepsprocedure tegen de ontbindingsbeschikking.
4.8.
De kantonrechter overweegt dat, ook indien veronderstellenderwijs wordt uitgegaan van de juistheid van de inhoud van de overgelegde gespreksverslagen, dit nog niet leidt tot de conclusie dat sprake is van onrechtmatige concurrentie. Uit de gespreksverslagen blijkt namelijk niet dat [gedaagde 2] dan wel [gedaagde 1] stelselmatig het klantenbestand van ABN AMRO benadert of heeft benaderd. Zo kan uit de gespreksverslagen en de overgelegde overboekingen van bedragen door (oud) klanten van ABN AMRO naar [gedaagde 2] of [gedaagde 1] niet worden afgeleid dat het contact met de klanten altijd tot stand is gekomen op initiatief van [gedaagde 2] dan wel [gedaagde 1] . Voorts blijkt uit de verslagen van de gesprekken met de klanten [klant 6] op 30 maart 2017 en [klant 16] op 20 juni 2017 dat deze klanten [gedaagde 2] bij toeval zijn tegengekomen en pas bij die gelegenheid door hem zijn gevraagd om een afspraak met hem te maken. Dit duidt evenmin op een gerichte en stelselmatige benadering van klanten. Ook is niet aannemelijk geworden dat de klanten, ten aanzien waarvan uit de gespreksverslagen wél zou [klant 19] worden afgeleid dat zij door [gedaagde 2] dan wel [gedaagde 1] actief zijn benaderd, een substantieel deel van de vaste klanten van ABN AMRO betreft. In het geval van [gedaagde 2] gaat het namelijk maar om zeven klanten en in het geval van [gedaagde 1] slechts om twee klanten, terwijl [gedaagde 2] en [gedaagde 1] onbestreden hebben aangevoerd dat zij in de tijd dat zij bij ABN AMRO werkten meer dan 200 klanten per persoon bedienden. Dit alles maakt dat niet aannemelijk is geworden dat [gedaagde 2] en [gedaagde 1] ABN AMRO onrechtmatig beconcurreren.
4.9.
De overige door ABN AMRO in dit verband gestelde omstandigheden leiden niet tot een ander oordeel. Hiertoe overweegt de kantonrechter als volgt. De stelling van ABN AMRO dat [gedaagde 2] en [gedaagde 1] in strijd handelen met de bankierseed, snijdt geen hout, nu zij niet meer werkzaam zijn bij een bank en daarom niet meer gebonden zijn aan de bankierseed. Daar komt nog bij dat de bankierseed niet strekt tot bescherming tegen de schade als gevolg van onrechtmatige concurrentie, zoals ABN AMRO die stelt te hebben geleden, waardoor de vereiste relativiteit ex artikel 6:163 BW ontbreekt. Hetzelfde geldt voor de in de Wet op het financieel toezicht neergelegde verboden om zonder een daartoe door de Autoriteit Financiële Markten (hierna: AFM) verleende vergunning in die wet omschreven financiële diensten te verlenen. Bovendien heeft ABN AMRO in het licht van de gemotiveerde betwisting door [gedaagde 2] en [gedaagde 1] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagde 2] en [gedaagde 1] thans financiële diensten verlenen waarvoor een AFM-vergunning is vereist.
4.10.
Gelet op de door [gedaagde 2] en [gedaagde 1] overgelegde uitdraai van de openbare website van ABN AMRO, waarop de door haar gehanteerde prijzen voor haar beleggingsdiensten staan vermeld, heeft ABN AMRO evenmin aannemelijk gemaakt dat deze prijzen vertrouwelijke informatie betreft die door [gedaagde 2] en [gedaagde 1] is gebruikt bij het benaderen van klanten.
4.11.
Tot slot heeft ABN AMRO in het licht van de betwisting door [gedaagde 2] en [gedaagde 1] niet aannemelijk gemaakt dat zij als gevolg van het verwijtbaar handelen van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] , wat heeft geleid tot de ontbinding van hun arbeidsovereenkomsten, € 2.773.548,- schade heeft geleden, omdat zij klanten schadeloos heeft moeten stellen. In het bijzonder heeft ABN AMRO noch de gestelde schade noch het gestelde causaal verband onderbouwd. De kantonrechter laat deze gestelde schade daarom buiten beschouwing bij de vraag of het concurrerende handelen van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] als onrechtmatig jegens ABN AMRO is te beschouwen. Wat resteert is dan de stelling van ABN AMRO dat het onaanvaardbaar is dat [gedaagde 2] en [gedaagde 1] haar beconcurreren door hun oude klanten te benaderen, terwijl hun arbeidsovereenkomsten met ABN AMRO zijn ontbonden wegens verwijtbaar handelen van hen. Nu, zoals hiervoor is overwogen, geen sprake is van het stelselmatig en substantieel afbreken van het duurzame bedrijfsdebiet van ABN AMRO
door [gedaagde 2] en [gedaagde 1] , maakt het enkele feit dat zij in het kader van hun arbeidsovereenkomst verwijtbaar jegens ABN AMRO hebben gehandeld, naar het oordeel van de kantonrechter niet dat de wijze waarop zij ABN AMRO beconcurreren als onrechtmatig moet worden gekwalificeerd.
Slotsom
4.12.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen dienen te worden afgewezen. ABN AMRO zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten aan de zijde van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] worden vastgesteld op € 600,00 ter zake van salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
Rechtdoende in kort geding
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt ABN AMRO in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] tot op heden vastgesteld op € 600,- ter zake van salaris gemachtigde.
Aldus gewezen door mr. J.E. Biesma, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 december 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 542