Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde mensenhandel ten aanzien van respectievelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] kan worden bewezen. Hij heeft zich daarbij ten aanzien van [slachtoffer 1] gebaseerd op haar verklaringen die worden ondersteund door de verklaringen van [getuige 5] en [slachtoffer 3] en een geneeskundige verklaring van haar huisarts. Ten aanzien van [slachtoffer 2] heeft hij zich gebaseerd op haar verklaringen die worden ondersteund door de verklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] ,
[getuige 3],
[getuige 4]en het relaas van verbalisanten d.d. 23 maart 2016. Uit de bewijsmiddelen kan worden opgemaakt dat sprake was van seksuele uitbuiting waarbij door verdachte met gebruikmaking van de dwangmiddelen geweld, dreiging met geweld, misbruik van een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, misbruik van een kwetsbare positie en misleiding is gehandeld ten opzichte van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen kan tevens de onder 3 ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 1] worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. De feiten worden door verdachte ontkend en naast de aangiftes bevinden zich onvoldoende bewijsmiddelen in het dossier om tot een bewezenverklaring van de feiten te komen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 januari 2017, opgenomen op pagina 531 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NNRCC16009 INGWION, d.d. 2 juni 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] (in vraag- en antwoordstijl):
(p. 532) A: Ik heb hem (de rechtbank begrijpt: verdachte) leren kennen in Groningen. Volgens mij was dat, ik ben nou 28, dat is 10 jaar geleden geweest, in juni 2006. Begon allemaal leuk, verliefd, nou ja, hij besteedde veel tijd aan mij, aandacht, ik kreeg cadeautjes van hem. We hebben een leuke tijd gehad, mijn ouders waren op vakantie in augustus, toen heeft die een paar dagen daar bij mij in mijn ouders huis gelogeerd. Toen kwamen hun terug, dat is uitgelopen op ruzie en vanaf dat moment woonde ik met hem samen bij zijn broer, in Groningen. Eind augustus, begin september heeft hij mij meegenomen naar Amsterdam, met een vriend van hem en een ander meisje. En daar werd duidelijk dat ik achter de ramen moest gaan werken.
(p. 533) A: Hij zei "het geld is op" en dat meisje had al eerder gewerkt. En toen we in
Amsterdam waren, we gingen een rondje lopen op de Wallen, en toen werd duidelijk dat hij wilde dat we een kamer gingen huren, ik en dat meisje. En dat we aan het werk gingen. Nou dat is dus ook gebeurd. Ik weet nog wel dat ik er wel van geschrokken was toen, maar dat ik het, ja eigenlijk over mij heen liet komen, omdat ik toen al geen contact meer had met mijn ouders en ook geen vriendinnen meer over had, die waren allemaal wel een beetje uit beeld geraakt in de anderhalve maand tijd dat ik daarvoor met hem ging. En ik denk dat in oktober, november de eerste keer was dat die mij ook in elkaar heeft geslagen. En vanaf die periode ja, werd ik ook bang voor hem.
V: Maar wat was [verdachte] reactie toen je zei "joh daar heb ik helemaal geen belang bij"?
A: Ja dat het geld op was, en dat we toch geld nodig hadden. Hij heeft kleren, zo'n setje, voor mij gekocht en toen ben ik gaan werken.
(p. 534) Hij zei "je moet € 50 vragen voor pijpen en neuken".
V: En condooms?
A: Ja die heeft hij voor mij gekocht en glijmiddel. De eerste periode ging hij ook altijd met mij mee. Toen ben ik een periode alleen met de trein gegaan, die periode werkte ik ook gewoon zes dagen in week. Op een gegeven moment heeft hij een auto gekocht en ging hij weer elke keer mee.
V: En hoe ging dat dan met je verdiende geld?
A: Dat ging in zijn zak. In het begin kwam hij het zelfs ophalen, tussen klanten door, dat hij af en toe naar mijn kamer kwam en gewoon het geld weg haalde.
V: En later dan?
A: Aan het einde van de dag gaf ik mijn geld aan hem. Als ik thuis kwam. Ik ging iedere dag op en neer naar Amsterdam. Zes dagen in de week.
(p. 535) V: Maar als je zei van "nou, ik blijf thuis". Wat gebeurde er dan?
A: Dan sloeg die me. Ja hoe, haren trekken, ik heb heel vaak gekneusde ribben gehad, want hij deed het wel altijd op een manier zodat ik wel kon werken. Niet in mijn gezicht. Ja hij trok plukken haar uit mijn hoofd. Hij schopte me in mijn ribben, vaak.
V: En blauwe plekken?
A: Ja wel eens op mijn benen.
(p. 536) We zijn door zijn broer uit huis gezet. Omdat zijn broer niet tegen de, nou ja, de, eigenlijk meer de ruzies kon. Dat hij mij in elkaar sloeg. Zijn broer heeft ook een keer de politie gebeld daarvoor.
(p. 537) Ja dan zitten we in 2010 ben ik erachter gekomen dat ik zwanger was. Omdat [verdachte] me in elkaar heeft geslagen. Toen kon ik niet meer rechtop staan, en ik bloedde beneden, zeg maar. Hij had momenten dat die in één keer gewoon doordraaide zeg maar. Het kon over iets heel kleins gaan, het kon zijn dat ik een schepje te weinig suiker in zijn koffie deed of ja, het was op de raarste momenten en dat was bij zijn moeder in huis. Hij heeft die dag zijn moeder ook geslagen, zij heeft de politie ook gebeld. Hij heeft mij van zijn slaapkamer toen naar de gang getrokken in zijn moeders huis en daar heeft hij mij in mijn buik getrapt. Hier in mijn ribben en in mijn buik en aan mijn haren trekken. Want dat deed die eigenlijk ook altijd, als die mij sloeg. En hij bleef door trappen terwijl ik al op de grond lag. Zijn moeder wou er tussen komen en toen heeft die haar ook een klap gegeven.
(p. 538) Toen heb ik een huis in Vlagtwedde gekregen. Na een paar maanden ging ik af en toe weer een dagje naar Amsterdam. Hij zei "er is geld nodig". En toen moest ik weer werken. Dus toen ging ik één of twee keer in de week vanaf Vlagtwedde naar Amsterdam op en neer.
V: En hoe ging het dan in het ziekenhuis?
A: Ja, in het ziekenhuis moest ik zeggen dat ik gevallen was.
(p. 539) Als ik uit Amsterdam kwam, dan wou hij 's avonds ook nog even. Maar ook echt op een manier zoals je dat eigenlijk ook met klanten doet. Dan zei hij "je bent toch een hoer?" En zulke dingetjes. Hij maakte wel duidelijk dat hij ook wou en dat hij mij natuurlijk ook sloeg, ik was ook gewoon bang voor hem. Ik deed eigenlijk altijd wat hij wou. Ik had geen eigen mening, geen niks meer, ik praatte hem eigenlijk naar de mond als hij iets zei. Want veel te bang om ergens ruzie over te krijgen en om dan weer in elkaar geslagen te worden.
V: Maar hoe bang was je voor hem?
A: Bang genoeg dat ik niet bij hem weg durfde te gaan.
(p. 542) A: Ik denk dat ik vier jaar lang, eigenlijk van 2006 tot 2010, zes dagen in de week werkte. Ja, soms zeven.
V: Had jij ook contact met [verdachte] als je aan het werk was? Als die niet mee was?
A: Ja telefonisch, of ik veel klanten had of niet.
(p. 547) Het kwam ook wel eens voor dat ik te weinig verdiende en dat ik dan wel in de avond nog door moest werken. Dat hij dan boos werd en zei "je gaat vanavond ook werken".
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 26 januari 2017, opgenomen op pagina 554 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] (in vraag- en antwoordstijl):
(p. 556) V: Wat heeft jou ertoe bewogen om als prostituee aan het werk te gaan?
A: Druk van zijn kant. Dat het geld op was en dat er geld moest komen. We waren al in Amsterdam en ik voelde mij onder druk gezet.
(p. 557) V: Waarom had je geen contact meer met je familie en vriendinnen?
A: Dat wou [verdachte] niet. Hij hield iedereen bij mij weg.
(p. 560) V: Hoe wist [verdachte] hoeveel je gewerkt had?
A: Nou in de tijd dat hij erbij was. Ik heb een tijd een vaste kamer gehad bij de Red Light
bar. Hij zat dan in de bar en kon precies zien hoeveel klanten ik had. Later was er altijd telefonisch contact. [verdachte] belde mij vaak om te vragen hoeveel ik had verdiend en hoeveel klanten ik had gehad. Een klant heeft een keer mijn portemonnee onder mijn bed vandaan gejat. Toen [verdachte] dit hoorde kwam hij helemaal uit Groningen naar Amsterdam. Ik moest toen 's avonds blijven werken om het verlies weer goed te maken. Hij gaf mij toen in mijn kamer klappen en trok mij aan de haren door de straat.
(p. 561) A: Ik ben gestopt tijdens de zwangerschap van mijn 2e dochter. Dat was oktober 2012.
V: Wat kun je ons over deze mishandelingen vertellen?
A: Het was altijd erg berekenend zodat ik wel kon werken. Trap tegen ribben. Pukken haar uit mijn hoofd. Ik heb in de [straatnaam] alle hoeken van de kamer wel gezien. [verdachte] deed wel vaker gemene dingen. Dan mocht ik geen koffie drinken, niet roken. Hij ging dan naast mijn staan te roken of te blowen en dan zei [verdachte] tegen mij: Jij gaat niet roken. [verdachte] dwong mij ook elke dag tot seks met hem.
V: Over de gehele periode, hoe vaak denk je dat je mishandeld werd door [verdachte] ?
A: Het gebeurde sowieso twee keer per maand. Soms twee dagen achter elkaar.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 februari 2017, opgenomen op pagina 568 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
(p. 572) V: Wat heb jij gedaan met het door jou verdiende geld?
A: Alles is naar [verdachte] gegaan vanaf dag één.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 maart 2017, opgenomen op pagina 578 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
(p. 580) V: Dit betreft de melding van donderdag 3 juni 2010 en maandag 7 juni 2010. Het betreft een melding die destijds binnen is gekomen bij ons team. Hierin wordt vermeld dat jij je hebt gemeld bij het UMC te Groningen voor een abortus. Op donderdag 3 juni 2010 meldde je je voor het eerst. Wie was er bij je?
A: [verdachte] .
V: Volgens de melding ben je op maandag de 7 juni 2010 er voor een tweede gesprek
geweest. Wie was er bij je?
A: [verdachte] . Ik kan mij herinneren dat ik in elkaar was geslagen en dat we toen naar het ziekenhuis zijn gegaan. Ik ben toen door [verdachte] in elkaar geslagen bij zijn moeder thuis in Amersfoort. Onderweg naar Groningen kon ik niet meer rechtop zitten van de pijn en ik verloor bloed van onderen. Omdat de pijn bleef zijn we toen naar het UMCG gegaan.
V: Waar sloeg [verdachte] jou.
A: Op mijn ribben, trok me aan de haren. Hij heeft me nog een paar keer getrapt toen ik op
de grond lag.
(p. 581) A: Ze hebben een echo gemaakt en toen kwamen ze erachter dat ik zwanger was. Daar was hij ook bij.
V: Wat was de reactie van [verdachte] toen hij erachter kwam dat je zwanger was.
A: Hij zei gelijk: “Abortus".
V: Zei hij ook waarom.
A: Dan kon ik niet meer werken.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 maart 2017, opgenomen op pagina 578 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
(p. 589) V: Je vader en je moeder hebben gesproken over brandplekken op je lichaam. Wat kun je ons daarover vertellen?
A: Klopt, ik heb brandplekken van sigaretten op mijn rechterbil. Meerdere. Volgens mij vijf. In een ruzie heeft [verdachte] sigaretten op mijn bil gedrukt. Volgens mij is het op mijn werkkamer in Amsterdam gebeurd. Volgens mij die keer dat mijn portemonnee was gestolen.
(p. 590) Wij hebben een keer bij de cafetaria in Eelde bij de Drieluik een ruzie gekregen over een kaassoufflé. [verdachte] werd toen in de wurggreep genomen nadat hij eerst de man had
geslagen. [verdachte] heeft toen de man in zijn hand gebeten. Wij zijn weggegaan op de brommer. Toen we op de brommer zaten sloeg hij zijn elleboog tegen mijn neus aan en toen zei [verdachte] tegen mij: "Dan kun je in het ziekenhuis zeggen dat die man je op je neus geslagen heeft". De politie is daar geweest.
(p. 594) V: Heeft [verdachte] je wel eens bedreigd met een pistool?
A: Ja.
A: Hij heeft twee pistolen gehad.
V: Maar we hadden het over bedreigen.
A: Op mijn hoofd gezet.
V: Weet je ook of het pistool geladen was.
A: Ja
(p. 595) V: Hoe wist je dat.
A: Omdat het pistool altijd geladen was.
V: Wat zei [verdachte] toen hij het pistool op je hoofd zette.
A: Ik schiet je dood als je niet luistert
(p. 595) Net zoals met stampen op mijn voeten. [verdachte] had z'n schoenen aan. Ik had geen schoenen aan.
6. Een schriftelijk bescheid, te weten een mutatierapport van de politie, opgenomen op pagina 686 van voornoemd dossier, betreffende een melding op 11 september 2008 van een ruzie in een cafetaria, voor zover inhoudende:
Wij kregen de melding dat er in cafetaria Drieluik een vechtpartij gaande was waarbij een buitenlands type betrokken was. Bleek dat ingevoerde verdachte eten had besteld maar het kennelijk niet eens was dat er een vork in zijn kaassoufflé gedrukt was. Hierop werd hij boos en ging te keer als een grote. Hij was verbaal erg agressief tegenover de eigenaar van de cafetaria.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 februari 2017, opgenomen op pagina 604 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als
relaas van verbalisant:
Uit de ontvangen gegevens van [bedrijf 1] aan de [straatnaam] te Amsterdam blijkt het volgende:
Op zondag 14 augustus 2011 vond de intakeplaats met [slachtoffer 1] , wonende te Vlagtwedde, voor de huur van een bordeelkamer aan de [straatnaam] .
Uit de facturenblijkt dat [slachtoffer 1] daar in 2011 in de maanden augustus, september en oktober, en in 2012 in de maanden mei, juli, augustus, september, oktober en november, heeft gewerkt. (De rechtbank merkt op dat uit het intakeformulier blijkt dat aangeefster daar ook eerder in de prostitutie werkzaam is geweest.)
8. Een journaalmutatie d.d. 9 juni 2010, opgenomen op pagina 584 van voornoemd dossier, inhoudende:
Een melding d.d. 7 juni 2010 van het UMCG. Zij maakten zich zorgen over [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] had zich bij het UMCG gemeld voor een abortus. Ze kon namelijk zwanger haar werk niet doen. Bij haar was een manspersoon die uitdrukkelijk aanwezig
was. Zeer waarschijnlijk is dit [verdachte] . Niemand mocht weten wie hij was.
Volgens het UMCG zag [slachtoffer 1] er zeer slecht uit. Tijdens het tweede gesprek op maandag stelde [verdachte] zich zeer agressief en kwaad op.
9. Een geneeskundige verklaring, op 22 februari 2017 opgemaakt en ondertekend door M. Eisen, huisarts, opgenomen op pagina 636 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende, als zijn/haar verklaring:
[slachtoffer 1] heeft vrijuit gesproken over haar werkzaamheden als prostituee, waarbij ze heeft verklaard dat ze de werkzaamheden niet vrijwillig of niet geheel vrijwillig heeft gedaan.
De mishandeling waarbij ze een gekneusde neus en een gekneusde onderarm opliep was in 2008.
10. Een schriftelijk bescheid, te weten een mutatierapport van de politie, opgenomen op pagina 699 van voornoemd dossier, betreffende de melding van een incident op 1 augustus 2010 in een woning aan te Amersfoort, voor zover inhoudende:
Ter plaatse zagen wij dat de voordeur openstond en dat er glas in de hal lag. Binnen zagen wij een geëmotioneerde vrouw zitten. Zij vertelde dat haar zoon, [verdachte] , haar had geslagen en hard had beetgepakt in haar gezicht. [verdachte] woont samen met zijn vriendin in bij de moeder. Ongeveer twee maanden geleden, vertelde de moeder, heeft [verdachte] haar ook al keer geslagen.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor (aangifte) d.d. 4 mei 2016, opgenomen op pagina 245 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als
verklaring van [slachtoffer 2] :
(p. 253) [verdachte] vertelde mij dat hij [slachtoffer 1] 's nachts wel eens wakker maken en haar dan mishandelde.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 15 februari 2017, opgenomen op pagina 715 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als
verklaring van [getuige 5] :
(p. 716) [slachtoffer 1] heeft duidelijk aan mij bevestigd dat [verdachte] haar geld in beheer had. Ik weet dat [verdachte] met die ruzie met nieuwjaar of anders dominerend en agressief tegen haar was.
(p. 717) Dit heeft ze me wel gezegd: "Als [verdachte] niet in mijn leven was geweest had ik dit werk niet gedaan".
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 1 maart 2017, opgenomen op pagina 719 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 6] :
(p. 720) We kregen op een gegeven moment een berichtje van een vriendin van [slachtoffer 1] "jullie moet [slachtoffer 1] ophalen want ze wordt door [verdachte] meegenomen naar Amsterdam, want hij wil haar achter de ramen zetten".
(p. 722) [slachtoffer 1] zei wel eens "jij doet boos tegen hem en jij rijdt de straat uit en ik krijg alle
hoeken van de kamer te zien."
(p. 725) In Vlagtwedde waren wij een keer door hem gebeld. " [slachtoffer 1] bloedt heel erg". Jullie moeten komen en het is heel erg. Nou wij komen daar. En [slachtoffer 1] die zit helemaal ingedoken op de bank. Spierwit! Ik loop naar boven naar de badkamer, bloed tot aan de muren omhoog! Dus, er kwam een dokter en die zei "nou je moet naar het ziekenhuis". En bleek dus dat ze een miskraam had.
(p. 733) Zij zei van, hij heeft mij door mijn haren getrokken. Ik weet nu ook, nu ik het vertel, hoe het kwam. Als zij veters strikt bij de kindertjes, kleine kinderen, als je veters strikt bij kinderen, dan zit jij op de knieën er zo bij en dan strik je veters en dan doen kinderen dit.
V: Ja.
A: En de eerste paar keer toen ik dat zag, toen [naam 1] dat bij haar deed, dat [slachtoffer 1] een reactie gaf van "ff weet je wel? niet aan mijn haar!", zo. Toen vroeg ik aan haar "waarom ben je zo panisch als [naam 1] met haar handjes jouw haar, jouw hoofd vastpakt? Als ze je hoofd vasthoudt als je haar veters strikt?" Toen vertelde ze dat. Net zoals van 't zomer pas,
ik zei "joh, wat heb je allemaal voor een lelijke plekken op je billen?" zag ik toevallig omdat ze in een bikinibroekje liep bij ons. En toen zei ze "ja dat krijg je hè, als je sigarettenpeuken op je kont krijgt uitgedrukt".
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 15 februari 2017, opgenomen op pagina 737 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
(p. 739) Om toch te proberen wat meer controle op de zaak te gaan krijgen. Want goed, we zagen natuurlijk dat [slachtoffer 1] , die werd steeds magerder, en die begon er steeds slechter uit te zien en we kregen ook steeds minder grip en controle op d'r, want daar zorgde hij wel voor dat dat eigenlijk zo minimaal mogelijk kon. [slachtoffer 1] bleef er slecht uitzien. Als ze bij ons was, om de haverklap ging de telefoon: waar ben je? Wat doe je? Allemaal van dat soort dingen. Alleen het werd, het werd wel steeds lastiger om er met haar over te praten. Je voelde toch een bepaalde onderdrukking, bepaalde angst. Ze heeft ook wel eens verteld dat ze heel erg bang was dat hij haar zusje wat zou aandoen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 maart 2016, opgenomen op pagina 273 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
(p. 274) De tijd dat ik [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) ontmoette woonde ik net een paar maanden bij mijn ouders. Daarvoor heb ik een jaartje in het Poortje gezeten en daarna op straat beland. Ik was achttien geworden en kon er niet langer blijven. lk heb toen één of twee maanden op straat geleefd en bij vrienden. Daarna ben ik ontvoerd. Ik had toen problemen die ik wel ontkende voor mezelf. lk werkte als schoonmaakster en bij een Chinees restaurant. Ik blowde toen veel. Na het schoonmaken ging ik naar een coffeeshop een jointje roken. lk denk dat het toen net 2013 was, ik was toen net 1 of 2 maanden 19 jaar. Het was volgens mij in maart dat ik [verdachte] heb ontmoet.
(p. 275) Ik heb [verdachte] toen ook wel verteld wat er allemaal met mij is gebeurd. Toen heeft hij mij wijs gemaakt dat we wel samen een toekomst konden maken en veel geld konden verdienen. [verdachte] nam mij mee om te laten zien dat hij veel mensen kende. Onder andere de zoon van de verhuurder van de Muurstraat. Die heeft ook een paar kamers op Nieuwstad. [verdachte] heeft ook geprobeerd om mij daar te laten werken. Hij zei dat er veel geld in de prostitutie te verdienen was. Ik zei direct dat ik dat niet wilde. [verdachte] vertelde toen dat zijn ex dit werk ook had gedaan en dat zij tonnen hadden verdiend. Ik woonde toen soms nog wel bij mijn ouders maar thuis ging het ook niet zo goed. Zij vroegen altijd veel en ik mocht van hun niet blowen. Ik ben toen bij de broer van [verdachte] ingetrokken aan de [straatnaam] te Groningen. [verdachte] liet mij nooit alleen.
[verdachte] heeft mij een keer laten lopen van Eelde naar de stad. [verdachte] reed een keer op mij in. Ik zat op de fiets en hij wilde dat ik sneller liep. Dit deed mij allemaal denken aan wat er eerder met mij was gebeurd. Ik was heel bang. Hij kocht soms een blikje drinken voor mij en dan deed hij het blikje open en liet het drinken voor mijn neus leeg lopen. Hij kleineerde mij altijd. Ik voelde mij niet vrij. We zijn naar Amsterdam gegaan en daar heb ik één dag op de Wallen gestaan.
(p. 276) Na iedere klant kwam [verdachte] het geld halen. We gingen voor het einde van de dag weer terug naar Groningen. Ik heb op internet in Limburg een club met ramen gevonden. [verdachte] hielp mij wel met het uitzoeken van geschikte kleding. Ik heb daar veel geld verdiend en ben na een dag terug gekomen. Ik gaf mijn verdiende geld aan [verdachte] .
(p. 277) [verdachte] vertelde dat hij wel wist hoe hij met geld moest omgaan. Hij kon er dan iets mee doen waardoor het meer zou worden. Uiteindelijk hoefde ik dan niet zoveel te werken. Dan kon ik naar school gaan en een baantje nemen. In die periode werkte ik op [bedrijf 2] in Roermond. Ik weet niet wat [verdachte] toen deed in Groningen. Iedere keer als ik terug kwam was het geld op wat ik die week daarvoor had verdiend. Ik voelde mij gekwetst door [verdachte] . Ik was voor ons beiden aan het werk en hij was aan het chillen met meisjes.
In die tijd ging hij mij ook mishandelen. Ik ben toen panty’s gaan dragen in de club omdat mijn benen blauw waren. De mensen konden de blauwe plekken dan niet zien. [verdachte] bedreigde ook mijn familie. Direct en indirect. Dit was volgens mij in de zomer van 2014. Ik heb toen de hele zomervakantie wekelijks in de club in Roermond gewerkt.
Deze periode was ik emotioneel helemaal uit balans. Ik zat er heel erg mee dat ik dit werk deed. [verdachte] liet mij geloven dat ik niets anders kon doen. [verdachte] liet mij tussen neus en lippen door weten dat hij wist waar mijn ouders woonden.
(p. 279) Hij sloeg mij wel maar dat was met de platte hand. Op momenten dat hij bang was dat ik aan het twijfelen was dan gaf hij mij geen ruimte. Ik moest dan mee met hem naar de winkel. Alle vrienden die ik voor [verdachte] kende en waar ik nog wel eens mee afsprak zijn allemaal verloren gegaan. [verdachte] drong er bij mij op aan om te stoppen bij de Chinees. Ik verdiende er niet genoeg en ik had dan minder tijd om bij hem te zijn en zijn criminele activiteiten te doen. Soms kreeg ik zwart uitbetaald bij de Chinees en ik kreeg dan ook eten mee. [verdachte] gooide het eten weg en pakte het geld. Uiteindelijk had ik dan niets. Achteraf besefte ik dat hij mij zo heeft los geweekt van mijn baantjes.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van (vervolg) aangifte d.d. 23 maart 2016, opgenomen op pagina 281 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
(p. 283) Ik ging bij mijn ouders wonen. Ik denk in 2015. Toen kwam [verdachte] mij opzoeken bij mijn ouders in Adorp. Ik was soms bij [verdachte] z’n broer en soms thuis. Vanaf januari 2015 heb ik bij Taco Mundo gewerkt. Ik kon zelf een huisje krijgen in Bedum. [verdachte] was toen al weer heel snel bij mij. Als ik een paar dagen niet hoefde werken bij Taco Mundo dan ging ik tussendoor een paar dagen werken in Limburg. Eigenlijk iedere keer als ik een
twee of drie dagen vrij was dan ging ik daarheen. April/juni heb ik een huisje gekregen in Bedum. Ik heb eerder ook al gewerkt toen waren mijn ouders op vakantie.
In die tijd met [verdachte] moest ik wel werken omdat hij veel schulden maakte gezien zijn
drugsgebruik.
(p. 284) V: Wanneer ben je gestopt met werken als prostituee?
A: Vier, vijf weken geleden was ik nog in Limburg.
Vanaf december 2015 ging [verdachte] iedere keer met mij mee naar Limburg. Ik wilde
namelijk niet meer maar ik moest van [verdachte] . Ik zag het werk niet meer zitten. [verdachte] zei dat ik moest want hij zei: Iemand pimp mijn vrouw en je moet niet denken dat je kunt gaan stoppen, we gaan nu werken op mijn manier maar eigenlijk was het geld al op voordat we terug waren.
(p. 285) Daarvoor hadden wij ruzie gehad en had hij mij een paar keer door het huis geslagen. Aan mijn haren gepakt en op de grond gegooid. En als ik op de grond lag met z’n knie hard tegen mijn hoofd drukken alsof mijn hoofd barstte. Mij weer oppakken en dan weer laten vallen. Ook haren uit mijn hoofd trekken, niet zoveel als nu maar toch als ik het opveegde was het wel veel. Nu heb ik een kale plek. Toen was er koffie gevallen en dat moest ik dan opruimen en dan schopte hij mij gewoon weer omver met een been.
V: Hoe vaak ben je door hem mishandeld?
A: Ik denk zes of zeven keer en dat is allemaal begonnen vanaf de zomer van 2015.
A: Toen in het begin van 2013 en in 2014 heeft [verdachte] mij wel geslagen met de platte
hand en was hij intimiderend maar hij sloeg mij niet helemaal in elkaar. Maar ja, toen
werkte ik wel. Vanaf het moment dat ik eigenlijk niet meer wilde en we hadden toen een
eigen huis begon hij mij meer te slaan.
(p. 286) Hij praatte heel slecht over mijn ouders, dat ze niet goed voor mij waren. Als [verdachte] bij mij was zag ik mijn familie niet zo vaak en mijn vriendinnen ook niet. Als hij weer weg was zag ik hen wel weer.
Soms reden we op de scooter en dan hadden wij ruzie en hij sloeg me dan heel hard op mijn hoofd. Soms duwde hij mij van de scooter en dan reed hij verder.
V: Hoeveel denk je dat je in totaal hebt verdiend in de prostitutie?
(p. 287) A: Ik dacht toen iets van 20.000 euro maar het kan ook meer zijn.
V: Wat heb je zelf er aan overgehouden.
A: Een paar kleren en lingerie en dat was ook in de tijd dat ik het huisje huurde. Ik heb
geen spaargeld of wat dan ook. De taxichauffeur heeft mij een keer naar Groningen gebracht en hij heeft toen [verdachte] ontmoet. Vanaf die tijd ging [verdachte] altijd mee naar Limburg. [verdachte] zei toen tegen de taxichauffeur dat ik z’n meid was.
(p. 288) We zijn een keertje bij van der Valk geweest bij de A2 bij Geleen. Daar waren drie jongens en die wilden escort. De jongens hadden de kamer gehuurd. Ik ben maar met één van deze jongens op de kamer geweest.
V: Hoe zat het met de betaling.
A: Dat heeft [verdachte] gehad.
V: Op welk moment wist je van deze afspraak.
A: In de club vertelde [verdachte] dat. Toen we in de auto zaten zei [verdachte] dat ze zouden
betalen.
(p. 289) V: Van wie ging het initiatief uit voor deze afspraak met de jongens.
A: Van [verdachte] . Hij zei we gaan dit doen want zij betalen goed en ze betalen het hotel.
Ik was het er eerst niet mee eens. Volgens mij was dit januari of februari van dit jaar.
(p. 290) V: Wat was je werknaam in de club.
A: [naam 1] . Zo kent iedereen mij daar, ook de taxichauffeurs.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van (vervolg) aangifte d.d. 4 mei 2016, opgenomen op pagina 301 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als
verklaring van [slachtoffer 2] :
(p. 302) A: In 2014 ben ik begonnen bij [bedrijf 2] . Ik denk ongeveer april 2014.
(p. 305) Ik bleef daar tot na de zomer. Ik wilde ook graag sparen maar vaak pakte [verdachte] mijn spaargeld uit het potje.
V: Tot wanneer heb je in 2016 gewerkt.
A: Tot februari. Eind februari denk ik.
V: Waar was [verdachte] toen als je werkte.
A: Toen ging hij mee naar de club. Dat deed hij trouwens al vanaf november, december
2015 ongeveer.
(p. 309) A: Vanaf Bedum heeft hij mij echt in elkaar geslagen.
4. De door verdachte op de terechtzitting van 7 november 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik wist dat [slachtoffer 2] in de prostitutie werkte. Het klopt dat [slachtoffer 2] en ik op 8 februari 2016 met drie mannen in [hotel] zijn geweest en enige tijd in een hotelkamer hebben doorgebracht.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 maart 2016, opgenomen op pagina 296 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als
relaas van verbalisanten:
Over de mishandeling waarbij [verdachte] [slachtoffer 2] zoveel haar uit het hoofd zou hebben getrokken werd door ons met haar toestemming, een drietal foto's (p. 298-300) gemaakt van de haardracht/opgeschoren haar/ kale plekken.
- Wij zagen dat er inmiddels al weer licht beharing te zien was op de hoofdhuid op het
weggeschoren gedeelte van het haar.
- Wij zagen tevens dat deze lichte beharing niet over het gehele weggeschoren/uitgetrokken
- Wij zagen namelijk dat er stukken tussen zaten waar in het geheel nog geen beharing te zien was (kale plekken).
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 november 2016, opgenomen op pagina 356 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als
relaas van verbalisanten:
(p. 357) Op dinsdag 20 september 2016 werd door [naam 2] , zijnde de eigenaar van club [bedrijf 2] , een overzicht gestuurd waaruit naar voren komt dat [slachtoffer 2] daar in de jaren 2013 tot 2016 op diverse data heeft gewerkt. De werknaam van [slachtoffer 2] was " [naam 1] ".
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 november 2016, opgenomen op pagina 379 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Op 9 juli 2013 werden wij op de [straatnaam] aangesproken door een medewerkster van " [bedrijf 1] ", een bedrijf dat raambordelen verhuurt aan prostituees. Deze medewerkster overhandigde ons gegevens van een prostituee, genaamd [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] , ingeschreven op de Molenweg
19 te Adorp, waaraan ze geen kamer meer wilde verhuren, omdat deze prostituee, ondanks meerdere waarschuwingen vanuit het bedrijf, een/haar vriend in de peeskamer toeliet.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 september 2016, opgenomen op pagina 322 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Uit navraag bleek dat er op naam van [slachtoffer 2] van zondag 7 februari 2016 op maandag 8 februari 2016 een tweetal kamers waren gehuurd in [hotel] gelegen aan de [straatnaam] te Urmond.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 november 2016, opgenomen op pagina 443 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 6 juni 2016 is een mobiele telefoon van verdachte uitgelezen.
In de contacten staat [naam 1] met het nummer [nummer] . Uit onderzoek is gebleken dat dit mogelijk [naam 1] betreft. Collega's hebben [naam 1] herkend van schermafdrukken die gemaakt zijn van de bewakingsbeelden in een [hotel] in Urmond te Limburg. Hierover heeft [slachtoffer 2] verklaard dat zij in dat betreffende hotel klanten heeft ontvangen.
10. De door verdachte op de terechtzitting van 7 november 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik van één van de mannen van de hotelovernachting in Roermond het telefoonnummer in mijn telefoon had staan.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 30 maart 2017, opgenomen op pagina 170 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
(p. 176) V: Wie betaalde dan voor jouw eten en drinken en onderdak.
A: Ik en [slachtoffer 2] leefden samen toch.
V: Wie betaalde deze hotels?
A: Wij samen. We waren een stelletje.
V: Wie had dat geld verdiend.
A: [slachtoffer 2] betaalde.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 20 december 2015, opgenomen op pagina 423 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
(p. 424) V: Wat voor werk doe je?
A: Geen werk, geen uitkering. Ik heb geen inkomsten. Ik kom nu rond van mijn vriendin en broer. Ik krijg hier en daar geld van mensen.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 17 oktober 2016, opgenomen op pagina 472 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
(p. 473) V: Wat weet u over de aangifte die uw dochter [slachtoffer 2] gedaan heeft?
A: [slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van misbruik en mishandeling tegen [verdachte] .
(p. 475) A: Sinds [slachtoffer 2] bij [verdachte] weg is is [slachtoffer 2] veel sterker geworden. Als [slachtoffer 2] weer bij hem was, stond zij onder invloed van hem. Als [slachtoffer 2] bij mij thuis was, kreeg ze om het half uur een berichtje van [verdachte] via de telefoon. Eind 2015 zag ik dat [slachtoffer 2] blauwe plekken had op haar benen. [slachtoffer 2] vertelde dat [verdachte] die blauwe plekken had veroorzaakt. [verdachte] heeft haar geslagen en geschopt. Ook vertelde [slachtoffer 2] mij dat [verdachte] meerdere keren hele plukken haar bij [slachtoffer 2] uit het hoofd heeft getrokken. Ook vertelde [slachtoffer 2] dat [verdachte] echt gek was, omdat hij gigantisch boos kon worden en helemaal uit zijn dak kon gaan.
(p. 476) V: Hoe voorziet [verdachte] in zijn levensonderhoud?
A: Hij heeft geen uitkering en geen werk. Dat heeft [slachtoffer 2] mij wel eens verteld. Mijn idee was dat [slachtoffer 2] het geld verdiende door te werken en [verdachte] het nog sneller opmaakte. [slachtoffer 2] heeft mij dat ook wel verteld.
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 maart 2016, opgenomen op pagina 262 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
(p. 263) Op zondag 1 november 2015 was er een geweldsmelding gedaan bij de politie, door de zus van [slachtoffer 2] genaamd [naam 1] . [naam 1] had melding gedaan dat [slachtoffer 2] geregeld door haar vriend [verdachte] werd mishandeld en dat hij zo boos was geworden dat [slachtoffer 2] nu haar woning was uitgevlucht.
(p. 264) [naam 1] verklaarde dat ze in het verleden [slachtoffer 2] wel eens had gezien met blauwe plekken.
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 21 september 2016, opgenomen op pagina 452 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 4] :
(p. 454) V: We willen graag van u weten wat u nog weet van een meisje dat u onder andere vervoerd hebt van Roermond naar Groningen.
A: In 2015 reden we haar voor de eerste keer. We reden haar de eerste keer vanaf het station naar de club [bedrijf 2].
V: Had u die vriend al vaker gezien?
A: Later wel. Hij kwam mee naar Roermond.
V: Als u hen afzet bij [bedrijf 2] hoe gaat dat dan verder.
A: Het meisje ging naar binnen. De jongen bleef zitten bij de club.
(p. 455) A: Die jongen kon de taxi niet betalen. Hij kon ook het entreegeld van de club betalen. lk gaf hem dat een keer. Hij liep naar binnen en haalde daar geld van haar op. Hij gaf dat aan mij. Een keer later heeft hij de taxirit en het tientje entree niet betaald. Dat was toen rond de 70 euro. Ik ben later die avond naar de club gegaan om geld te halen. Hij zei toen dat het meisje aan het werk was en dat hij zo geld zou hebben.
A: lk weet dat ze [naam 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ) heet. Het nummer is [nummer] . Met dat nummer belde ze mij.
(p. 456) A: lk denk dat die jongen het meisje gebruikt. Hij krijgt van het meisje geld? lk vond het wel raar dat die jongen helemaal vanuit Groningen meekwam en helemaal geen geld bij zich had.
A: Toen ik ze beiden in de auto had gehad dacht ik dat al. Die jongen maakt gebruik van dat meisje. Zij moest alles betalen. Dat ging zonder overleg. Ze betaalde gewoon.
O: We tonen u een foto (foto van verdachte, Bijlage 1, p. 458).
A: Dat is die jongen over wie ik praat.
O: We tonen u een andere foto (foto van [slachtoffer 2] , Bijlage 2, p. 459)
A: Dat is het meisje waarover we steeds praten.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 november 2016, opgenomen op pagina 487 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als
verklaring van [slachtoffer 3] :
(p. 489) Ik heb uit meerdere bronnen gehoord dat [verdachte] meisjes voor zich had werken in de prostitutie.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 maart 2017, opgenomen op pagina 578 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
(p. 589) V: Wat kun je ons vertellen over je kapotte lip?
A: [verdachte] heeft met een vuist een klap in mijn gezicht gegeven. Eerst zette hij [naam 1] met
de kinderstoel en al in de gang. [verdachte] trok me toen aan de haren naar de bank en hij gaf
mij toen vol een klap in mijn gezicht.
2. Een uittreksel uit het dossier van [slachtoffer 1] , verstrekt door drs. Gudrun Raupp, huisarts, inhoudende de volgende mutaties:
13-11-2012 Gevallen tegen de cv. Wond lip
Overstuur, erg pijn
13-11-2012 Voortanden los, snee ca 3 Wond lip
cm boven de lip,
binnenkant ook.
13-11-2012 bovenlip Wond lip
gehecht, binnenkant zelf
laten genezen.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde leidt de rechtbank uit de gebezigde bewijsmiddelen af dat de aan verdachte ten laste gelegde sub-onderdelen 1, 4, 6 en 9 van lid 1, art. 237f Sr (dan wel artikel 273a Sr, oud) bewezen kunnen worden, waarbij jegens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de dwangmiddelen dwang, geweld, dreiging met geweld, misbruik van een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie zijn toegepast, en ten aanzien van [slachtoffer 2] , tevens de dwangmiddelen misleiding en dreiging met een andere feitelijkheid. Daarbij heeft verdachte zich tevens aan alle ten laste gelegde feitelijke handelingen, zoals onder de verschillende gedachtestreepjes ten laste gelegd, schuldig gemaakt.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Dwang, geweld en dreiging met geweld ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en dreiging met een andere feitelijkheid ten aanzien van [slachtoffer 2]
De rechtbank leidt uit de verklaringen van aangeefsters af dat verdachte hen meermalen heeft mishandeld en dat verdachte hen daarmee heeft gedwongen hun prostitutiewerkzaamheden voort te zetten. Verdachte heeft dit ter terechtzitting ontkend, echter de rechtbank stelt vast dat de verklaringen van aangeefsters betreffende de mishandelingen op essentiële onderdelen worden ondersteund door overige bewijsmiddelen. Zo wordt de verklaring van [slachtoffer 2] , inhoudende dat verdachte haar plukken haar uit het hoofd heeft getrokken, ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 maart 2016, inhoudende dat verbalisanten hebben waargenomen dat zij kale plekken op haar hoofd had en plekken waarop (weer) lichte beharing te zien was. De rechtbank heeft gelet hierop geen reden om aan de juistheid van de aangifte van [slachtoffer 2] op dit punt te twijfelen. Nu [slachtoffer 1] over onder meer dezelfde specifieke wijze van mishandelen door verdachte (aan de haren trekken) heeft verklaard, heeft de rechtbank evenmin aanleiding om aan de juistheid van haar verklaring op dit punt te twijfelen. Bovendien acht de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 1] ook ondersteund door de verklaring van haar moeder, [getuige 6] , die heeft waargenomen dat [slachtoffer 1] "panisch" reageerde toen haar dochtertje tijdens het strikken van de schoenveters haar haar vastpakte.
De verklaring van [slachtoffer 1] , dat verdachte sigaretten op haar billen heeft uitgedrukt, wordt eveneens ondersteund door de verklaring van haar moeder, die allemaal lelijke plekken op haar billen heeft gezien.
Het slaan en schoppen van aangeefsters door verdachte wordt in het geval van [slachtoffer 1] ondersteund door in de bewijsmiddelen opgenomen medische verklaringen en mutaties. De verklaringen van [slachtoffer 2] vinden op dit punt ondersteuning in de verklaring van haar moeder. Zij heeft verklaard dat zij blauwe plekken op de benen van [slachtoffer 2] had gezien, waarvan [slachtoffer 2] verklaarde dat deze waren veroorzaakt door [verdachte] .
De rechtbank heeft evenmin aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de verklaringen van aangeefster over overige geweldshandelingen en bedreigingen met geweld en overweegt daarbij dat niet voor elk onderdeel in de tenlastelegging meer dan één bewijsmiddel nodig is.
Gelet hierop acht de rechtbank tevens bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] met een pistool op haar hoofd heeft gedreigd haar dood te schieten als ze niet naar hem zou luisteren. Tevens acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] met een andere feitelijkheid heeft bedreigd door tegen haar te zeggen "Ik weet wel waar je ouders wonen", op een moment waarop zij aangaf het prostitutiewerk niet meer te zien zitten.
Misleiding van [slachtoffer 2]
Met betrekking tot het dwangmiddel misleiding overweegt de rechtbank dat verdachte aangeefster, wetende dat zij net een jaar in Poortje had gezeten en een bewogen tijd achter de rug had, heeft voorgehouden dat zij samen een toekomst konden maken en veel geld konden verdienen. Vervolgens heeft verdachte haar regelrecht de prostitutiewereld ingevoerd. Toen aangeefster al als prostituee werkte en verdachte wist dat zij dit werk niet wilde verrichten, heeft hij haar gezegd dat hij wel wist hoe hij met geld moest omgaan; hij kon er iets mee doen waardoor het meer zou worden. Uiteindelijk hoefde aangeefster dan niet zoveel te werken en kon zij naar school gaan en een baantje nemen. In werkelijkheid heeft verdachte het door aangeefster in de prostitutie verdiende geld ten behoeve van zichzelf uitgegeven.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat verdachte aangeefster heeft misleid.
Misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
Met betrekking tot het dwangmiddel misbruik van een kwetsbare positie geldt dat dit begrip in lid 6 van artikel 237f Sr is gedefinieerd in die zin dat daaronder mede wordt begrepen “een situatie waarin een persoon geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan.”
Met betrekking tot het dwangmiddel misbruik van uit feitelijk overwicht voorvloeiend overwicht geldt blijkens de wetsgeschiedenis dat, waar het de prostitutie betreft, dit misbruik kan worden verondersteld indien de prostitué(e) in een situatie verkeert of komt te verkeren die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostitué(e) in Nederland pleegt te verkeren.
Volgens de Hoge Raad is voor het bewijs van door “misbruik bewegen” toereikend dat de dader zich bewust moet zijn geweest van de relevante feitelijke omstandigheden van de
betrokkene waaruit het overwicht voortvloeit, dan wel verondersteld moet worden voort
te vloeien, in die zin dat tenminste voorwaardelijk opzet ten aanzien van die
omstandigheden bij hem aanwezig moet zijn. Datzelfde geldt voor gevallen waarin
sprake is van een kwetsbare positie van het slachtoffer.
De rechtbank overweegt dat op het moment dat aangeefsters verdachte leerden kennen, [slachtoffer 1] in 2006 en [slachtoffer 2] in 2013, zij zich in een kwetsbare positie bevonden en ontvankelijk waren voor aandacht en liefde. Verdachte ging een relatie met hen aan en gaf hen die aandacht en liefde. Verdachte heeft beide aangeefsters in korte tijd ondergebracht in de woning van zijn broer, waar hij zelf ook in beide gevallen verbleef, en hen geïsoleerd van hun sociale omgeving. Vervolgens moest er geld verdiend worden en heeft verdachte aangeefsters de prostitutiewereld ingebracht. Bij [slachtoffer 2] heeft verdachte er daarbij tevens op aangedrongen dat zij haar baan bij een Chinees restaurant op zou geven, omdat dat niet genoeg verdiende. Aangeefsters waren door het handelen van verdachte in een van hem afhankelijke positie geraakt en durfden zich, vooral ook door de mishandelingen en bedreigingen door verdachte indien zij niet naar hem wilden luisteren, niet tegen zijn wil te verzetten.
De rechtbank is van oordeel dat uit deze feitelijke omstandigheden volgt dat beide aangeefsters zich ten opzichte van verdachte in een afhankelijke positie bevonden waarin zij geen andere reële keuze hadden dan, zoals verdachte hun opdroeg, in de prostitutie te gaan werken en het verdiende geld aan hem af te dragen. De positie waarin zij verkeerden was totaal niet vergelijkbaar met de positie van een mondige prostituee in Nederland. Beide aangeefsters verkeerden aldus in een uitbuitingssituatie en verdachte maakte daar misbruik van.
Uitbuiting
Uit de wettekst van sub-onderdelen 1 en 6 van lid 1, artikel 237f Sr volgt dat voor bewezenverklaring van deze sub-onderdelen is vereist dat sprake is van (het oogmerk van) uitbuiting. Uit de jurisprudentievolgt dat de in de overige sub-onderdelen omschreven gedragingen eveneens alleen strafbaar zijn indien zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. Uitbuiting moet derhalve worden aangemerkt als een impliciet bestanddeel van deze sub-onderdelen. In lid 2 van artikel 237f Sr is bepaald dat onder uitbuiting in ieder geval uitbuiting in de prostitutie valt.
Ten aanzien van het oogmerk van uitbuiting overweegt de rechtbank dat hiervoor is vereist dat het handelen van verdachte, naar hij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus door hem gewild gevolg meebracht dat de ander werd of zou kunnen worden uitgebuit.
Nu naar het oordeel van de rechtbank vaststaat dat aangeefsters er met toepassing van voornoemde dwangmiddelen door verdachte toe zijn gebracht om zich te prostitueren en verdachte hier financieel voordeel uit heeft gehaald, is de rechtbank van oordeel dat verdachte hen heeft uitgebuit. Dat verdachte daadwerkelijk handelde met het oogmerk van uitbuiting, vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort uit hetgeen reeds is overwogen ten aanzien van de dwangmiddelen.
Het op deze wijze financieel voordeel behalen uit werkzaamheden die door een ander in de prostitutie worden verricht, terwijl er sprake is van dwang, zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, leidt tot uitbuiting als bedoeld in artikel 273f Sr, dan wel artikel 273a Sr (oud).
De rechtbank is derhalve van oordeel dat sprake was van uitbuiting van aangeefsters door verdachte en dat verdachte daar ook het oogmerk op heeft gehad.
Het onder 3 ten laste gelegde is op grond van de opgenomen bewijsmiddelen te bewijzen.