Verbalisant: Heb je wel eens seks gehad?
[slachtoffer]: Daar ben ik nog wat te jong voor.
(…)
Verbalisant: Ja. En Uhm…Door de 36-jarige in die woning dus. En uh waren daar nog anderen bij?
[slachtoffer]: (schudt nee)
Verbalisant: Nee, en waar was het in de woning? Was dat boven? Wat hadden we van de woonkamer. Je had iets….
[slachtoffer]: Boven
(…)
Verbalisant: is de kleding ook uit geweest?
[slachtoffer]: een beetje.
Verbalisant: En wat ging een beetje uit? Welke kleding
[slachtoffer]: Het onderste gedeelte.
Verbalisant: En het onderste gedeelte hè, hoe kwam dat? Dat dat een beetje uit ging?
[slachtoffer]:…Gedwongen.
Verbalisant: Waardoor was je gedwongen om dat uit te doen? Een beetje uit te doen.
[slachtoffer]: Door die jongen
: Hij deed van alles.
(…)
[slachtoffer]: Omdat die steeds mijn broek naar beneden trok.
Verbalisant: Omdat die steeds je broek, en waar deed die dat? In de kamer of boven?
[slachtoffer]: In de kamer steeds.
Verbalisant: En tot hoe ver ging die door?
[slachtoffer]: Heel ver, ik vond het niet leuk.
(…)
Verbalisant:Welke plekjes [slachtoffer] heeft hij jou aangeraakt?
[slachtoffer]: Onderste gedeelte.
Verbalisant: Of met je plasser?
[slachtoffer]: Ja
(…)
Verbalisant: En waarmee raakt hij jouw plasser aan?
[slachtoffer]: Heel veel, handen…
(…)
Verbalisant: Kun je opschrijven waarmee hij jou heeft aangeraakt.
[slachtoffer]: Ook met zijn onderste gedeelte.
(…)
Verbalisant: Wat kan een jongen met dat gedeelte waarmee hij hou heeft aangeraakt?
[slachtoffer]: zwanger maken.
(…)
Verbalisant: Oké, de plasser van een jongen, oké, daarmee heeft hij jou aangeraakt. En wat heeft hij aangeraakt van jou?
[slachtoffer]: Op mijn, je weet wel.
(…)
Verbalisant: maar met je je-weet-wel, wat kon je daar nou mee?
[slachtoffer]: plassen.
(…)
Verbalisant: Hij heeft met zijn plasser, jouw plasser aangeraakt.
[slachtoffer]: Ja
(…)
Verbalisant: Hij trok hem steeds uit, en hoe zat het dan met je onderbroek?
[slachtoffer]: Die trok hij ook steeds uit, terwijl ik het niet wou.
(…)
Verbalisant: En hij trok je mee naar zijn kamer?
[slachtoffer]: Ja. Steeds met zijn hand, ik wilde steeds weg, maar lukte niet. Of hij trok aan mijn haren.
Verbalisant: Aan je haren?
[slachtoffer]: Ja.
Verbalisant:
Hmmm. En toen hij je meetrok hè, hij trok je naar zijn slaapkamer hè, en toen hij met zijn plasser tegen jouw, jouw plasser aanraakte. Waar was dat? Was dat op bed? (…)
[slachtoffer]: Op bed. Op mijn rug. Op het bed gaan liggen. Hij duwde mij.
Verbalisant: Hij duwde jou op bed.
[slachtoffer]: Ja.
(…)
Verbalisant:
En hoe ging dat? Dat hij je mee nam naar boven? Hoe? Hoe?
[slachtoffer]: Omdat die mij mee trok.
Verbalisant: en wat hij gedaan heeft bij jou hè, met de plasser tegen jouw plasser, hoe voelde dat?
[slachtoffer]: Niet fijn. Deed zeer
Verbalisant: Deed zeer, zeg jij. En wat deed dan zeer?
[slachtoffer]: Wat die deed
[slachtoffer]: Toen ging hij steeds mijn broek uittrekken.. Toen…En steeds boven mij liggen, en dat vond ik niet bepaald leuk.
Verbalisant: Wanneer was de plasser dan tegen jouw plasser aan? Toen hij naast jou lag of toen hij op jou lag?
[slachtoffer]: Op.
Verbalisant: en hoe hield dat op?
[slachtoffer]: Toen de politie aan de deur stond.