1.7.Aan het bestreden besluit heeft verweerder het advies van de bezwaaradviescommissie van 16 december 2016 ten grondslag gelegd. Verweerder heeft overwogen - voor zover hier van belang en samengevat - dat het besluit conform de geldende regelgeving tot stand is gekomen, dat eiser in 2007 vrijwillig naar [plaats] is verhuisd, dat dit een privékeuze was, dat de gevolgen van deze keuze in het kader van deze besluitvorming niet op verweerder kunnen worden afgewenteld en dat geen sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard die aanleiding is voor het toepassen van de hardheidsclausule.
2. Eiser voert aan dat verweerder zijn verzoek om hem aan te merken als herplaatsingskandidaat ten onrechte heeft afgewezen met als argument dat zijn reistijd niet is toegenomen als gevolg van de reorganisatie. Eiser is van mening dat hij ten onrechte anders wordt behandeld dan collega’s die met een vergelijkbare situatie te maken hebben. Voorts heeft hij gewezen op de wijziging in artikel 55o, vierde lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (hierna: Barp). Daarin staat inmiddels een reistijd genoemd van twee in plaats van drie uren per dag. Ten slotte voert eiser aan dat verweerder onvoldoende heeft onderkend dat sprake is van een bijzondere en/of onbillijke situatie, aangezien hij jarenlang in Amsterdam werkzaam was en in [plaats] woonde. Eiser stelt in dit verband dat verweerder rekening had moeten houden met zijn privésituatie en in het bijzonder met het feit dat hij sinds enige tijd minder de beschikking heeft over zijn auto, nu zijn partner deze ook nodig heeft.
3. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4. De rechtbank overweegt allereerst, ambtshalve, dat het bestreden besluit namens de korpschef is genomen en is ondertekend door de directeur Human Resources Management. Deze functionaris ontleent daartoe bevoegdheid aan de artikelen 5B.1 en 5B.2 van het Mandaatbesluit Politie november 2015 (Stcrt. 4 november 2015, nr. 38813).
5. De rechtbank stelt voorts vast dat partijen ter zitting desgevraagd hebben opgemerkt het primaire besluit en het bestreden besluit zo te hebben opgevat, dat deze zien op zowel de plaatsing, als op het verzoek van eiser om als herplaatsingskandidaat te worden aangemerkt. De rechtbank kan partijen hierin volgen en zal deze twee elementen dan ook betrekken bij haar beoordeling.
6. Op grond van artikel 55k van het Barp - voor zover hier van belang - wordt de ambtenaar die is aangesteld in vaste dienst, van wie de functie in verband met een reorganisatie is opgeheven, aangewezen als te herplaatsen ambtenaar en wordt deze herplaatsingskandidaat genoemd.
Op grond van artikel 55lb, derde lid, van het Barp dient het bevoegde gezag bij de plaatsing van een functievolger op vergelijkbare of uitwisselbare functies rekening te houden met het gestelde in artikel 55o, vierde lid, aanhef en onder d, van het Barp.
Op grond van artikel 55o, vierde lid, aanhef en onder d, van het Barp, zoals dit luidt sinds 1 juni 2016, wordt een functie niet als passend beschouwd indien de reistijd van en naar de plaats van tewerkstelling van de functie meer dan twee uur per dag bedraagt, tenzij de gebruikelijke reistijd van en naar de plaats van tewerkstelling al meer dan twee uur per dag bedroeg.
Op grond van artikel 55v van het Barp kan het bevoegd gezag, na afweging van de belangen van het individu en van de organisatie, van de regels afwijken indien de toepassing van dit hoofdstuk of de nadere regels ter uitvoering van dit hoofdstuk in individuele gevallen leidt tot onbillijkheden van overwegende aard of indien er sprake is van een bijzondere situatie van een individuele herplaatsingskandidaat.