ECLI:NL:RBNNE:2017:4272

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 november 2017
Publicatiedatum
9 november 2017
Zaaknummer
17/915
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de plaatsing van een ambtenaar in een hogere functie binnen de politie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 6 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar, eiser, en de Korpschef van politie, verweerder, over de plaatsing in een hogere functie. Eiser was niet geplaatst in de door hem gewenste functie van Operationeel Expert Observatie, maar in de functie van Senior Observatie, gewaardeerd in schaal 8. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet of niet in overwegende mate de taakverzwarende elementen van de functie Operationeel Expert Observatie heeft verricht, zoals het opstellen van plannen van aanpak en het voeren van functioneringsgesprekken. De rechtbank oordeelde dat de korpschef terecht had besloten om eiser niet in de hogere functie te plaatsen, omdat hij niet voldeed aan de voorwaarden die in de Notitie Tijdelijke Tewerkstellingen zijn gesteld. Eiser had ook geen bewijs geleverd dat hij de functie Operationeel Expert Observatie daadwerkelijk had uitgeoefend. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit op goede gronden was genomen en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 17/915

uitspraak van de meervoudige kamer van 6 november 2017 in de zaak tussen

[naam 3], wonende te [plaats], eiser
(gemachtigde: B.O. Vreeswijk),
en
de Korpschef van politie, verweerder
(gemachtigde: mr. H.J. de Wit).

Procesverloop

Bij besluit van 10 juni 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser meegedeeld dat hij met ingang van 1 juli 2016 wordt geplaatst in de functie van Senior Observatie, gewaardeerd op schaal 8, in de formatie van de eenheid Noord-Nederland, Dienst Regionale Recherche, Specialistische Ondersteuning, Observatie en Techniek.
Bij besluit van 25 januari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser, conform het advies van de bezwaaradviescommissie HRM van 23 januari 2017, ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Bij brief van 8 september 2017 heeft hij de gronden van beroep ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Aan het einde van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat - voor zover hier van belang en samengevat - bij de beoordeling uit van het navolgende.
1.1.
In het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2008 – 2010 is onder meer afgesproken dat voor de sector Politie landelijk een nieuw functiegebouw zal gaan gelden. Daartoe is een stelsel van (uiteindelijk) 92 functies met daarbij behorende functiebenamingen ontwikkeld, voorzien van een waardering per functie. Dit geheel wordt aangeduid als het Landelijk Functiegebouw Nationale Politie (hierna: LFNP) en is vastgelegd in de Regeling vaststelling LFNP (Stcrt. 2013, nr. 13079).
1.2.
Bij besluit van 1 december 2015 inzake de vaststelling van de oorspronkelijke functie heeft verweerder aan eiser bekend gemaakt dat de oorspronkelijke functie op
1 januari 2012 is: Senior Observatie, gewaardeerd in schaal 8. Tevens heeft verweerder op 1 december 2015 een voorgenomen besluit plaatsing uitgebracht.
1.3.
Eiser heeft in verband met het te nemen primaire besluit tot plaatsing in het kader van een belangstellingsregistratie een voorkeur opgegeven voor de functie van Operationeel Expert Observatie, gewaardeerd in schaal 9.
1.4.
De door de korpsleiding ingestelde Plaatsingsadviescommissie (hierna: Pac) heeft geadviseerd om de voorkeur van eiser niet te honoreren, aangezien voor eiser een vergelijkbare of uitwisselbare functie is gevonden op het eigen schaalniveau 8.
1.5.
Verweerder heeft eiser vervolgens bij het primaire besluit conform het advies van de Pac geplaatst in de functie Senior Observatie, gewaardeerd in schaal 8.
1.6.
Aan het bestreden besluit heeft verweerder het advies van de bezwaaradviescommissie van 23 januari 2017 ten grondslag gelegd. Verweerder heeft overwogen - voor zover hier van belang en samengevat - dat het uitspreken van een voorkeur voor een functie geen recht geeft op die functie, dat het uitgangspunt is dat iedereen zo veel mogelijk zijn eigen werk volgt, dat geen afdwingbare aanspraak bestaat op plaatsing in een hogere functie en dat verweerder uit een oogpunt van continuering van de bedrijfsvoering ook een belang heeft bij de plaatsing van functievolgers op hun vergelijkbare of uitwisselbare functie. Voor zover eiser heeft gesteld dat hij de functie Operationeel Expert Observatie al geruime tijd heeft waargenomen, heeft verweerder gewezen op de Notitie Tijdelijke Tewerkstellingen in fase 2 van 20 september 2016 (hierna: Notitie). Volgens verweerder voldoet eiser niet aan de voorwaarden om op basis van de Notitie in aanmerking te komen voor de door hem gewenste functie. Voorts volgt verweerder eiser niet in zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel en acht verweerder geen gronden aanwezig voor het toepassen van de hardheidsclausule.
2. Eiser voert aan dat hij zijn oorspronkelijke functie van Senior Observatie al meer dan drie jaar niet meer uitvoert, dat hij in overwegende mate de werkzaamheden uitoefent die horen bij de functie van Operationeel Expert Observatie, gewaardeerd in schaal 9, dat hij voldoet aan de voorwaarden van de Notitie en dat het in stand laten van de plaatsing per 1 juli 2016 een onbillijkheid van overwegende aard oplevert. Voorts stelt eiser dat hij geplaatst dient te worden in de door hem gewenste functie, omdat sprake is van een direct passende functie. Daarbij doet hij een beroep op het gelijkheidsbeginsel. De gemachtigde van eiser heeft er in dit verband op gewezen dat hem ambtshalve bekend is dat er 249 personen zijn geplaatst in een door hen gewenste functie in een hogere schaal.
3. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4. De rechtbank overweegt allereerst, ambtshalve, dat het bestreden besluit namens de korpschef is genomen en is ondertekend door de directeur Human Resources Management. Deze functionaris ontleent daartoe bevoegdheid aan de artikelen 5B.1 en 5B.2 van het Mandaatbesluit Politie november 2015 (Stcrt. 4 november 2015, nr. 38813).
5. Op grond van artikel 55v van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) kan het bevoegd gezag, na afweging van de belangen van het individu en van de organisatie, van de regels afwijken indien de toepassing van dit hoofdstuk of de nadere regels ter uitvoering van dit hoofdstuk in individuele gevallen leidt tot onbillijkheden van overwegende aard of indien er sprake is van een bijzondere situatie van een individuele herplaatsingskandidaat.
De korpschef heeft, invulling gevend aan de in artikel 55v van het Barp gegeven bevoegdheid om de hardheidsclausule toe te passen, in overleg met de politievakbonden ten aanzien van enkele groepen ambtenaren regels ontwikkeld waardoor die ambtenaren geplaatst konden worden in de functie die zij feitelijk vervulden. De regels zijn beschreven in de Notitie.
Ambtenaren die tot één van die groepen behoren komen in aanmerking voor plaatsing op basis van de Notitie wanneer zij aan vier voorwaarden voldoen. In het kader van deze procedure zijn de eerste en de tweede in de Notitie beschreven voorwaarden van belang, nu tussen partijen niet in geding is dat eiser voldoet aan de derde en de vierde voorwaarde.
De eerste voorwaarde luidt: “
De betrokkene dient op het moment van het verzoek of bezwaarschrift gedurende minimaal drie jaar ononderbroken de door hem gevraagde LFNP-functie uit te hebben geoefend. Opgemerkt dient te worden dat bij aanvang van de werkzaamheden niet altijd duidelijk zal zijn geweest welke LFNP-functie werd uitgeoefend c.q. opgedragen. Bij aanvang zal de functie dan ook niet altijd zijn genoemd. Indien in dat geval achteraf bezien sprake is van uitoefening van de gevraagde LFNP-functie, geeft dit recht op plaatsing indien aan de overige voorwaarden is voldaan. De medewerker dient op het moment van het verzoek of indienen bezwaar de functie nog steeds uit te oefenen.”
De tweede voorwaarde luidt:
“De tewerkstelling dient schriftelijk te kunnen worden onderbouwd door de medewerker.”
6. Partijen verschillen van mening over de vraag in welke LFNP-functie eiser geplaatst diende te worden per 1 juli 2016. Verweerder heeft hem geplaatst in de functie Senior Observatie. Eiser stelt aanspraak te maken op plaatsing in de functie Operationeel Expert Observatie. Partijen zijn het er over eens dat eiser behoort tot één van de groepen van ambtenaren ten behoeve waarvan de Notitie is vastgesteld. Het geschil spitst zich toe op de vraag of eiser aan de twee in rechtsoverweging 5 beschreven voorwaarden voldoet.
7. Met betrekking tot de vraag of eiser voldoet aan de eerste voorwaarde, dus of hij op het moment van het verzoek of bezwaarschrift gedurende minimaal drie jaar ononderbroken de door hem gevraagde LFNP-functie heeft uitgeoefend, overweegt de rechtbank het volgende.
7.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat geen sprake is geweest van het in volle omvang verrichten van werkzaamheden die horen bij de functie van Operationeel Expert Observatie.
7.2.
Blijkens de omschrijving van de functie Operationeel Expert Observatie behoren onder meer tot het takenpakket: het opstellen van plannen van aanpak, het organiseren en aansturen van de uitvoering volgens vastgestelde plannen van aanpak, het actief initiëren, onderhouden en regisseren van netwerken en het voeren van voortgangsgesprekken en functioneringsgesprekken met de door hem aangestuurde functionarissen.
7.3.
Het bestreden besluit berust in belangrijke mate op inlichtingen die zijn verstrekt door de teamchef van eiser, [naam 2] . Deze heeft in een brief van 3 februari 2016 - onder meer en voor zover hier van belang - het volgende opgemerkt:
“ [naam 1] heeft bij de uitvoering van sommige werkzaamheden ook laten zien dat hij het niveau,
behorende bij de functie van Operationeel Expert Observatie, prima aan kan. Kijkend naar de score van zijn laatste beoordeling (december 2015) kan gesteld worden dat deze al aangeeft dat [naam 1] , boven het niveau van Senior Observatie werkzaam is.”
7.4.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat uit deze informatie niet ondubbelzinnig kan worden afgeleid dat eiser in overwegende mate de functie van Operationeel Expert Observatie heeft uitgeoefend. Daarbij heeft verweerder het e-mailbericht van 8 september 2017 kunnen betrekken, waarin [naam 2] desgevraagd nadere informatie heeft verstrekt. Hij heeft daarin - onder meer en voor zover hier van belang - het volgende naar voren gebracht:
“ [naam 1] Blaauw heeft wezenlijk andere werkzaamheden verricht dan de werkzaamheden die horen bij de LFNP functie van de Operationeel Expert. [naam 1] heeft plannen van aanpak opgesteld echter die lagen op het niveau van de senior medewerker Observatie op het gebied van operationele werkzaamheden. Deze plannen zijn niet vertaald naar collectieve activiteiten en resultaten naar individuele werkafspraken. Hij heeft ook geen voortgangs- en functioneringsgesprekken gevoerd.
[naam 1] heeft geen initiërende en regisserende rol gehad in het tot stand brengen of houden van verschillende netwerken. [naam 1] nam wel deel aan overlegvormen die Eenheid overstijgend waren echter die waren bedoeld om operationele zaken te bespreken en afstemming te organiseren op operationeel niveau.
In de jaren voorafgaand aan 2016 waren zoals eerder genoemd drie OE’s werkzaam die samen het
managementteam vormde van de afdeling Observatie en techniek. [naam 1] heeft nimmer deel uitgemaakt van dit team of van de structurele overlegvormen waaraan deze drie OE’s aan deelnamen. Rand voorwaardelijke afspraken werden in dit overleg geïnitieerd en besproken. In de uitvoering van die afspraken heeft [naam 1] , op het niveau van senior medewerker, sturing gegeven aan de uitvoering.”
7.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder mede aan de hand van deze informatie de conclusie kunnen trekken dat eiser niet of niet in overwegende mate de taakverzwarende elementen van de functie Operationeel Expert Observatie heeft verricht, die deze functie onderscheidt van de functie Senior Observatie. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiser niet heeft onderbouwd - bijvoorbeeld aan de hand van stukken - dat hij deze functieverzwarende elementen wél in overwegende mate heeft verricht. Daarmee voldoet eiser evenmin aan de tweede voorwaarde van de Notitie. Dat eiser met ingang van 25 maart 2017 alsnog is benoemd in de functie Operationeel Expert Observatie, maakt het voorgaande niet anders.
8. Voor zover eiser overigens een beroep doet op de hardheidsclausule heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid kunnen concluderen dat niet gebleken is van een onbillijkheid van overwegende aard, reeds nu hij dit beroep niet nader heeft onderbouwd.
9. Voor zover eiser een beroep doet op het gelijkheidsbeginsel en daartoe gegevens in het geding heeft gebracht van een collega, overweegt de rechtbank dat deze collega een andere functie heeft en in een andere functieschaal is ingedeeld. Reeds om die reden is geen sprake van een gelijk geval en kan deze beroepsgrond niet slagen.
10. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder het bestreden besluit op goede gronden heeft genomen.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, voorzitter, en mr. W.F. Bijloo en mr. P.G. Wijtsma, leden, in aanwezigheid van mr. E.H. Pot, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 november 2017.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.