Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde gevorderd omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is van daadwerkelijke uitbuiting en de toepassing van dwangmiddelen ten aanzien van [slachtoffer 1] (verder: [slachtoffer 1] ).
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de onder 1 subsidiair ten laste gelegde mensensmokkel ten aanzien van [slachtoffer 1] kan worden bewezen op grond van de verklaringen van [slachtoffer 1] , van verdachte ter terechtzitting van 3 oktober 2017, van de echtgenoot van verdachte, [getuige 1] , en van medeverdachte [medeverdachte 1] (verder: [medeverdachte 1] ).
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de onder 2 primair ten laste gelegde mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 2] (verder: [slachtoffer 2] ) kan worden bewezen op grond van de verklaringen van [slachtoffer 2] die worden ondersteund door de verklaringen van [slachtoffer 1] , verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (verder: [medeverdachte 2] ). Uit de bewijsmiddelen kan worden opgemaakt dat sprake was van seksuele uitbuiting waarbij door verdachte en haar medeverdachten met gebruikmaking van de dwangmiddelen misleiding, misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht is gehandeld ten opzichte van [slachtoffer 2] .
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie. Verder heeft de raadsman betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde mensensmokkel van [slachtoffer 1] . Niet kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] zou hebben benaderd/gevraagd en/of hebben voorgesteld om naar Nederland te komen en haar als prostituee heeft laten werken dan wel een deel van het door haar verdiende geld heeft ingenomen. Voor wat betreft de overige ten laste gelegde handelingen onder 1 subsidiair heeft de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde kan naar de mening van de raadsman alleen bewezen worden dat verdachte foto's heeft gemaakt van [slachtoffer 2] . Hierbij is geen sprake geweest van winstbejag. Van dit feit dient verdachte dan ook te worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het gebruik van enig dwangmiddel door verdachte en de medeverdachte ten opzichte van [slachtoffer 1] , dan wel dat sprake is geweest van daadwerkelijke uitbuiting van die [slachtoffer 1] . De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
De rechtbank past ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 mei 2014, opgenomen op pagina 21 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 14052014-HPV-02, d.d. 1 oktober 2014, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Op 14 mei 2014 hebben wij een onderzoek ingesteld naar illegale prostitutie. Ik, verbalisant [verbalisant] , heb hierop een advertentie van Speurders.nl in behandeling genomen, waarin seksuele diensten werden aangeboden op, naar bleek, het adres [straatnaam] te [pleegplaats] . Op 14 mei 2014, omstreeks 20.50 uur, werden in de woning op dit adres aangetroffen: [medeverdachte 1] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Beide vrouwen bleken in het bezit te zijn van een Braziliaans paspoort.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 15 mei 2014, opgenomen op pagina 177 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik ben nu naar Nederland gekomen om geld te verdienen als prostituee. Ongeveer 15 april ben ik naar Nederland gekomen. Ik ben van Lissabon naar Amsterdam gereisd met het vliegtuig.
(p. 178) Ik ben opgehaald door een taxi en ik ben naar de woning gebracht waar ik ben aangehouden. Het was niet een officiële taxi. De man die mij van Schiphol heeft gehaald is de man die samen met mij is aangehouden. Ik noem hem [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1] ).
Toen ik in de woning kwam zag ik dat daar meerdere meisjes waren. Die vrouwen
hadden wel een vergunning om als prostituee te werken. Zij hebben mij geadviseerd om terug te gaan naar Portugal omdat ik illegaal aan het werk was. Ik ben bekend als [slachtoffer 1] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 20 mei 2014, opgenomen op pagina 182 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als
verklaring van [slachtoffer 1] (in vraag en antwoord stijl):
(p. 184) V: Hoeveel advertenties waren er?
A: Ja, dat weet ik niet, omdat ik geen Nederlands spreek en bovendien regelde [medeverdachte 1] dat allemaal. De enige site waarvan ik weet is Kinky.
A: Ik werd dan wel gebeld door de telefoniste en dan werd er doorgegeven dat er een klant was. Soms werd het ook wel doorgegeven aan [medeverdachte 1] . Hij schreef dan op een papier hoe laat. Hij kon wel een beetje met mij praten. Hij schreef dan ook een bedrag en dat het een escort was of dat er een klant in het huis kwam.
V: En wie is de telefoniste?
A: Dat is [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte).
(p. 185) In totaal ben ik daar ongeveer 4 weekeinden geweest. Op het moment dat [verdachte] belde, dan sprak zij eerst met [medeverdachte 1] . Als er een klant was dan belde zij dus eerst [medeverdachte 1] .
4. De door verdachte op de terechtzitting van 3 oktober 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb voor [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1]) als telefoniste opgetreden. Ik nam de telefoon aan als er klanten voor haar belden en [medeverdachte 1] bracht haar naar de klanten. Ik kreeg een deel van het geld dat door [slachtoffer 1] met haar prostitutiewerkzaamheden werd verdiend.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 22 mei 2014, opgenomen op pagina 363 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
(p. 364) Ik heb deze vrouw (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ) verteld dat zij niet kan werken met een Braziliaans paspoort.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 22 mei 2014, opgenomen op pagina 366 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
(p. 367) Mijn werknaam was " [verdachte] ".
7. Een overzicht tapgesprekken, opgenomen op pagina 157 van voornoemd dossier, inhoudende:
Een op 16 mei 2014 door verdachte gevoerd telefoongesprek waarbij zij zegt: "De ene heeft alleen documenten om in Portugal te werken."
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 15 mei 2014, opgenomen op pagina 234 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] (in vraag en antwoord stijl):
(p. 238) V: Hoe is [slachtoffer 1] daar gekomen?
A: Via [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte).
(p. 239) V: Als we het goed begrijpen, heeft [verdachte] geregeld dat [slachtoffer 1] vanuit Portugal naar Nederland zou komen. Klopt dat?
A: Ja.
A: Ik heb haar van Schiphol opgehaald.
A: Dat was 7 à 8 weken terug.
V: Wie heeft gevraagd of je haar wilde ophalen?
A: [verdachte] . Ik heb haar rechtstreeks van Schiphol naar [pleegplaats] gebracht. [slachtoffer 1] bedoel ik.
A: [getuige 1] en [verdachte] waren er bij op Schiphol. We waren met twee auto's.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 17 mei 2014, opgenomen op pagina 242 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] :
(p. 243) De eerste paar dagen verbleef [slachtoffer 1] gewoon in de woning, maar later is zij ook prostitutiewerkzaamheden gaan doen, waaronder ook escortwerkzaamheden.
Ik heb haar ook wel eens een paar keer naar een klant gereden. Het werkte als volgt. [verdachte] plaatste advertenties op speurders.nl. Zij maakte pikante foto's van de meisjes en gebruikte deze voor de advertenties. Zij regelde alles, dus ook de afspraken.
(p. 244) Behalve [slachtoffer 1] , werkten er de laatste tijd nog een aantal vrouwen. Zij werkten allemaal op fifty-fifty-basis. Als er een klant kwam, dan kreeg ik een sms’je van [verdachte] . Zij gaf dan door welk meisje gewenst was door de klant. De klanten betaalden de vrouwen. De helft van het geld werd dan aan mij afgedragen. Dat bewaarde ik dan voor [verdachte] .
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 19 mei 2014, opgenomen op pagina 254 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] (in vraag- en antwoordstijl):
(p. 256) A: [verdachte] gebruikte mijn computer om de foto's te bewerken en in een advertentie te zetten. Ik heb haar wel eens geholpen om dit te doen. Zij deed dit meestal. Ik heb de advertenties wel eens omhoog geplaatst. Dit was gratis bij speurders.nl.
V: We hebben ook een aantal papieren in de woning aangetroffen, hier stonden onder
andere uren op met bedragen. Wie heeft dat opgeschreven?
A: Dat heb ik gedaan. Ik deed dat om te communiceren met de [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Zij
spreken geen Nederlands. Ik kreeg dan een sms'je met de afspraken voor klanten van
[verdachte] en gaf dit zo door aan hen.
V: We hebben ook nog een lijst gevonden met allemaal plaatsnamen. Wat kan je ons
hierover vertellen?
A: Dat heb ik opgetypt. Hier staan afstanden bij met plaatsnamen. Dit was voor de escort.
Dat heb ik opgetypt voor [verdachte] . Om de prijs te berekenen voor de klant. Ik reed soms wel eens escort. Ik was dan chauffeur.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 23 mei 2014, opgenomen op pagina 260 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] :
(p. 262) Voor het werk maakten wij gebruik van advertenties op speurders.nl. Later zetten wij ze ook wel op kinky.nl.. Zowel [verdachte] als ik maakten deze advertenties en ook deden we dit wel samen.
(p. 263) [slachtoffer 1] is via Portugal gekomen. [verdachte] had contact met [slachtoffer 1] en [verdachte] had ook een foto van [slachtoffer 1] om haar te herkennen op Schiphol.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 12 juni 2014, opgenomen op pagina 264 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] :
(p. 267) [verdachte] en ik maakten de erotische advertenties meestal samen klaar. Zij schreef zelf wel erotische advertenties maar meestal keek ik dat dan na en haalde ik de schrijffouten eruit. Jullie laten mij nu een rood notitieblok met nummer 2 zien. Ik zie dat dit de administratie van de escortwerkzaamheden van de dames betreft. Alleen [verdachte] en ik hielden deze administratie bij.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 10 juli 2014, opgenomen op pagina 303 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] :
(p. 305) Jullie laten mij nu een soort mappenstructuur zien. Deze mappen heb ik aangemaakt. In deze mappen staan foto's van dames. Deze foto's heeft [verdachte] allemaal gemaakt. [verdachte] bewerkte de foto's van dames en selecteerde hier foto's uit. Ik plaatste ze vervolgens bij de advertenties al deed [verdachte] dit ook wel eens zelf.
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 10 juni 2014, opgenomen op pagina 351 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
(p. 353) V: Wanneer ben u voor het laatst op Schiphol geweest?
A: Een week of vier /vijf geleden. Samen met mijn vrouw (de rechtbank begrijpt: verdachte) hebben we een meisje opgehaald, die vanuit Portugal kwam. De klusjesman heeft haar toen meegenomen naar [pleegplaats] . [medeverdachte 1] heeft die vrouw meegenomen. Zo heet de klusjesman.
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 25 juni 2014, opgenomen op pagina 205 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
(p. 206) [verdachte] had op een gegeven moment met die [medeverdachte 1] in Vledder een soort escort bedrijf. Later eenzelfde bedrijf in [pleegplaats] . Zij ( [verdachte] ) regelde volgens mij alles
telefonisch. Hierna ging de opdracht door naar [medeverdachte 1] en die regelde dan alles. Zij deed de afspraken en [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ) deed het vervoer.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 mei 2014, opgenomen op pagina 21 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 14052014-HPV-02, d.d. 1 oktober 2014, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Op 14 mei 2014 hebben wij een onderzoek ingesteld naar illegale prostitutie. Ik, verbalisant [verbalisant] , heb hierop een advertentie van Speurders.nl in behandeling genomen, waarin seksuele diensten werden aangeboden op, naar bleek, het adres [straatnaam] te [pleegplaats] . Op 14 mei 2014, omstreeks 20.50 uur, werden in de woning op dit adres aangetroffen: [medeverdachte 1] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Beide vrouwen bleken in het bezit te zijn van een Braziliaans paspoort.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 15 mei 2014, opgenomen op pagina 164 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
(p. 165) We vertrokken op 6 mei vanuit Brazilië en ik ben hier dus nu 9 dagen. [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2] ) heeft me vanuit Brazilië meegenomen naar Nederland om hier te werken. Ik zou in Nederland aan het werk als manicure. Ik zou dus de nagels van dames gaan doen en mogelijke schoonmaakwerkzaamheden.
Ik wilde naar Nederland komen omdat [medeverdachte 2] me al 5 jaar vroeg om mee te gaan naar Nederland. Eenmaal in Nederland vertelde [medeverdachte 2] dat vanwege de taal het moeilijk werd om als manicure te werken. [medeverdachte 2] heeft toen tegen me gezegd dat ik eerst de nagels ging doen van vrouwen in het huis waar ik door haar naar toe ben gebracht. [medeverdachte 2] heb ik overigens in mijn mobiele telefoon staan onder de naam [medeverdachte 2] . Er zijn foto's van mij gemaakt door weer een andere vrouw. Ik moest van [medeverdachte 2] deze foto's laten maken. Ik sta in ieder geval in lingerie op deze gemaakte foto's.
Volgens [medeverdachte 2] wilde ik gemakkelijk werk hebben en moest ik volgens haar ook
belasting/tax betalen op de luchthaven om terug te kunnen gaan ondanks dat ik zelf mijn
ticket had betaald. Er waren volgens [medeverdachte 2] kosten die ik moest betalen en waarom ik aan
het werk moest. Ik werd door [medeverdachte 2] naar een plek gebracht om "programma te maken" met mannen.
(p. 166) Ik heb nog wel tegen [medeverdachte 2] gezegd dat ik dit niet deed die omgang met mannen. Ik wilde terug naar huis. Ik moest [medeverdachte 2] geld betalen. Tegen [medeverdachte 2] heb ik gezegd dat ik dit prostitutiewerk nog nooit gedaan heb. [medeverdachte 2] had het me uitgelegd. Omdat de taal een probleem was om bij anderen de nagels te kunnen doen ben ik door haar naar het huis gebracht om omgang met mannen te hebben. Ze heeft misbruik van mij gemaakt. Ik heb uiteindelijk met haar voorstellen ingestemd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 20 mei 2014, opgenomen op pagina 168 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
(p. 169) Ik heb in de tijd dat ik in die woning was wel twee mannelijke klanten gehad. Er was een vrouw die telefonisch met mij sprak en mij zei wat ik moest doen. Deze opdracht kreeg ik via [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2] ) haar telefoon. [medeverdachte 2] sprak een andere vrouw aan de telefoon en gaf het door. Voor mijn werk als masseur kreeg ik in dit geval ook € 60,-. De helft van het geld gaf ik aan [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1] ).
De volgende personen heb ik in de woning gezien: [medeverdachte 2] , de vrouw die mij uit Brazilië hier bracht, de vrouw die de foto's van mij heeft gemaakt en waarvan ik geen naam weet, [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] uit het huis die ook werden gearresteerd door de politie.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 juli 2014, opgenomen op pagina 109 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 26 juni 2014 is onderzoek gedaan naar de inhoud van de iPad van [verdachte] , die op 15 mei 2014in de woning aan de [straatnaam] te [pleegplaats] is aangetroffen.
Uit de internethistorie van de ipad is af te lezen dat er door de gebruiker van de iPad diverse
bezoeken zijn gebracht aan de website http://www.speurders.nl, waarin gericht en specifiek is gezocht op de zoekterm ' [slachtoffer 2] ' in de rubriek 'Erotiek'.
De zoekterm ' [slachtoffer 2] ' binnen de rubriek 'Erotiek' heeft als resultaat opgeleverd de advertentie met nummer 141063613, genaamd " [slachtoffer 2] lekker heette Dominicaanse".
Ik zag dat een aantal fotobestanden zijn opgeslagen op de ipad. Deze fotobestanden zijn gekenmerkt met hetzelfde advertentienummer (141063613) en maken onlosmakelijk deel uit van de advertentie. Eerder onderzoek heeft reeds uitgewezen dat de vrouw op deze afbeeldingen te identificeren is als [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] hanteert als werknaam ' [slachtoffer 2] '.
5. De door verdachte op de terechtzitting van 3 oktober 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb in de woning in [pleegplaats] foto's van [slachtoffer 2] gemaakt. [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2]) heeft haar met de auto naar deze woning gebracht.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 26 mei 2014, opgenomen op pagina 318 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van (de medeverdachte [medeverdachte 2] (in vraag- en antwoordstijl):
(p. 321) A: Ik ben naar Brazilië gegaan. Een vriendin van onze familie wilde met mij mee terug naar Nederland. Deze vriendin heet [slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ). Toen [slachtoffer 2] bij mij in Den Haag was, heb ik uitgevonden dat haar echte naam [slachtoffer 2] is.
V: Hoe noemt [slachtoffer 2] jou?
A: [medeverdachte 2] .
V: Welke namen gebruik je nog meer?
A: [medeverdachte 2] voor het werken.
V: Wanneer ben je naar die woning (de rechtbank begrijpt: de woning van verdachte) gegaan?
A: Het was de eerste vrijdag nadat ik terug kwam op 5 mei. Dat moet dus op 9 mei zijn geweest. Wij (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2] en " [slachtoffer 2] ") zijn samen naar de woning van [verdachte] gegaan.
(p. 322) A: Bij [verdachte] hebben heel veel vrouwen gewerkt in de prostitutie.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 27 mei 2014, opgenomen op pagina 324 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] :
(p. 330) Volgens mij heb je een Spaans, nee Nederlands paspoort nodig om hier te werken.
[slachtoffer 2] heeft een toeristenvisum.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 22 mei 2014, opgenomen op pagina 363 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik heb een huis gehuurd in [pleegplaats] , [straatnaam] . Ik bedoel, dat mijn man dit voor mij heeft gehuurd.
(p. 364) Toen [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1]) werd opgepakt in [pleegplaats] , was er nog een ander meisje. Het meisje is door [medeverdachte 2] / [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2]) meegenomen vanuit Brazilië. Deze vrouw huilde toen en vertelde mij, dat zij 1000 Reias moest betalen aan [medeverdachte 2] , dit is ongeveer 350 Euro. Zij wilde toch gaan werken om [medeverdachte 2] te betalen. Ik heb die middag nog enkele foto's van haar gemaakt met het fototoestel van [medeverdachte 1] . Dit waren foto's in bikini en dergelijke. Deze foto's moesten dan op Kinky.nl om te adverteren voor haar.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 22 mei 2014, opgenomen op pagina 366 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als
verklaring van verdachte:
(p. 367) Mijn werknaam was " [verdachte] ".
(p. 368) Ook de vrouw die [medeverdachte 2] meegenomen had werkte in het huis te [pleegplaats] . Het zijn allemaal Braziliaanse meiden die er werkten. Met hun had ik de afspraak dat ze 30% of 50% betaalden van hun verdiensten.
Mijn fout is dat ik foto's heb gemaakt van dat meisje dat [medeverdachte 2] meegenomen had. Het meisje
huilde vanwege de omstandigheden dat ze werken moest. Het was me ook duidelijk dat zij
iemand was die dit werk, de prostitutie, nog nooit gedaan had. Ik vroeg aan haar wat ze dan
hier deed. Ze zei dat [medeverdachte 2] haar heel lang al kende en dat ze naar Nederland wou. Voor de
ticket terug naar Brazilië moest ze nog en bedrag van 1000 Reais aan [medeverdachte 2] betalen en
daarvoor moest ze aan het werk. Natuurlijk was ze slachtoffer. Ik hoor van u dat ze [slachtoffer 2] heet. Ze werkte onder de nam [slachtoffer 2] .
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 15 mei 2014, opgenomen op pagina 234 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] (in vraag en antwoord stijl):
(p. 238) A: Ook [slachtoffer 2] is in contact met [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) gekomen en die heeft dat geregeld.
A: Een vriendin, met de naam [medeverdachte 2] , heeft haar gebracht.
(p. 240) V: [slachtoffer 2] , wat deed zij?
A: Prostitutie. Op de dag dat ze is gekomen en de dag erna heeft ze een klant gehad.
V: Hoe waren die klanten geregeld?
A: Via [verdachte] , via Speurders.nl. Er staat een telefoonnummer bij en de klant belt dan een
telefoonnummer en dan regelt [verdachte] de afspraak.
V: Er zijn ook foto's gemaakt?
A: Die heeft [verdachte] gemaakt.
V: Wie heeft ze toen op de foto gezet?
A: Alleen [slachtoffer 2] .
V: Hoe was [slachtoffer 2] toen gekleed?
A: In lingerie kleding. Dat heeft puur te maken voor de advertenties op internet.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 17 mei 2014, opgenomen op pagina 242 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte [medeverdachte 1] :
(p. 244) Zij werkten allemaal op fifty-fifty-basis. Als er een klant kwam, dan kreeg ik een sms'je van [verdachte] . Zij gaf dan door welk meisje gewenst was door de klant. De klanten betaalden de vrouwen. De helft van het geld werd dan aan mij afgedragen. Dat bewaarde ik dan voor [verdachte] .
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 19 mei 2014, opgenomen op pagina 254 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] (in vraag- en antwoordstijl):
(p. 256) A: [verdachte] gebruikte mijn computer om de foto's te bewerken en in een advertentie te zetten. Ik heb haar wel eens geholpen om dit te doen. Zij deed dit meestal. Ik heb de advertenties wel eens omhoog geplaatst. Dit was gratis bij speurders.nl.
V: We hebben ook een aantal papieren in de woning aangetroffen, hier stonden onder
andere uren op met bedragen. Wie heeft dat opgeschreven?
A: Dat heb ik gedaan. Ik deed dat om te communiceren met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Zij
spreken geen Nederlands. Ik kreeg dan een sms'je met de afspraken voor klanten van
[verdachte] en gaf dit zo door aan hen.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 23 mei 2014, opgenomen op pagina 260 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte [medeverdachte 1] :
(p. 261) [slachtoffer 2] heeft op de dag dat ze werd gebracht onmiddellijk een klant gehad. Er waren al bestaande advertenties op de sekssites geplaatst en toen er klanten belden naar een van die nummers vertelde [verdachte] hen dat [slachtoffer 2] er ook was en dan werd er overlegd met de klant welk meisje hij wilde. [verdachte] belt deze afspraak dan door aan mij en ik geef het door aan het betreffende meisje. Het geld dat [slachtoffer 2] verdiende dan kreeg zij dat van de mannen. [slachtoffer 2] droeg mij dan de helft af en dit deed ik in een geldkistje. Dit geld was voor [verdachte] .
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 15 mei 2014, opgenomen op pagina 177 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
(p. 178) Ik ben bekend als [slachtoffer 1] . [slachtoffer 2] is gebracht door [medeverdachte 2] .
(p. 179) Ik had de indruk dat [slachtoffer 2] dit werk niet wilde doen. [slachtoffer 2] heeft wel die foto's laten maken, want zij wilde vervroegd naar Brazilië terug keren. Hiervoor moest haar ticket worden gewijzigd en dit kost geld. [slachtoffer 2] heeft van mij een telefoon gekregen. Ik vond haar zielig omdat zij geen contact met haar familie kon hebben.
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 20 mei 2014, opgenomen op pagina 182 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
(p. 184) V: En de naam [medeverdachte 2] . Wat zegt je dat?
A: Dat is denk ik haar werknaam en die stond op de site. Zij was maar vier dagen in het huis. Zij is de dag voordat wij gearresteerd zijn vertrokken. Dus op de dinsdag.
16. Een proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris in deze rechtbank d.d. 18 april 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
[slachtoffer 2] heeft tegen mij gezegd dat zij als pedicure/manicure wilde werken, maar niet in de prostitutie.
17. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 25 juni 2014, opgenomen op pagina 205 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
(p. 206) [verdachte] had op een gegeven moment met die [medeverdachte 1] in Vledder een soort escort bedrijf. Later eenzelfde bedrijf in [pleegplaats] . Zij regelde volgens mij alles
telefonisch. Hierna ging de opdracht door naar [medeverdachte 1] en die regelde dan alles.
Met betrekking tot het onder 1 subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende.
Kort gezegd is tenlastegelegd dat verdachte samen met een ander behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van wederrechtelijke toegang tot Nederland van [slachtoffer 1] (lid 1 van artikel 197a Sr., hierna: lid 1) en dat verdachte die [slachtoffer 1] samen met een ander uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het verschaffen van wederrechtelijk verblijf in Nederland (lid 2 van artikel 197a Sr., hierna: lid 2).
De rechtbank stelt vast dat de toegang tot en het verblijf in Nederland voor [slachtoffer 1] wederrechtelijk waren, nu zij naar Nederland is gekomen met de bedoeling om in Nederland als prostituee te gaan werken en in Nederland werkzaam was als prostituee, terwijl zij daartoe als vreemdeling met Braziliaanse nationaliteit niet gerechtigd was.
Ten aanzien van het bestanddeel winstbejag (lid 2) overweegt de rechtbank als volgt.
Blijkens de wetsgeschiedenis is 'winst' iedere stoffelijke verrijking die zou kunnen intreden ten gevolge van het begaan van het verboden feit, daargelaten of deze verrijking om te zetten is in bepaalde valuta of economische eenheden. Bovendien gaat het bij winstbejag om een gerichtheid op verrijking. De verrijking behoeft niet daadwerkelijk te zijn ingetreden; voldoende is dat blijkt dat de dader op de hier bedoelde verrijking uit was.
De rechtbank is van oordeel dat het feit (zowel lid 1 als lid 2) op grond van de opgenomen bewijsmiddelen kan worden bewezen als nader aangegeven en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank leidt uit de verklaring van [medeverdachte 1] af dat verdachte de komst van [slachtoffer 1] naar Nederland heeft geregeld en dat hij [slachtoffer 1] op verzoek van verdachte van Schiphol heeft afgehaald en naar de woning van verdachte in [pleegplaats] heeft gebracht. Volgens [medeverdachte 1] waren verdachte en haar echtgenoot [getuige 1] bij het afhalen van [slachtoffer 1] van Schiphol aanwezig en had verdachte toen een foto van [slachtoffer 1] bij zich ter herkenning. Verdachte heeft dit alles ter terechtzitting ontkend, echter de rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid van de verklaring van [medeverdachte 1] te twijfelen, nu deze onder meer wordt ondersteund door de verklaring van [getuige 1] , inhoudende dat hij samen met verdachte een meisje van Schiphol heeft opgehaald dat vanuit Portugal kwam en dat door [medeverdachte 1] is meegenomen naar [pleegplaats] . In en vanuit de woning van verdachte in [pleegplaats] heeft [slachtoffer 1] vervolgens prostitutie- en escortwerkzaamheden verricht, waaraan verdachte en [medeverdachte 1] hebben meegewerkt als omschreven in de tenlastelegging.
Verdachte wist daarbij dat de toegang tot en het verblijf in Nederland van [slachtoffer 1] wederrechtelijk waren, nu het van meet af aan de bedoeling was dat [slachtoffer 1] in Nederland als prostituee ging werken en zij in Nederland ook daadwerkelijk als prostituee werkzaam was, terwijl zij daartoe als vreemdeling met Braziliaanse nationaliteit niet gerechtigd was. Dat de toegang tot en het verblijf in Nederland onder de gegeven omstandigheden wederrechtelijk was wordt een ieder geacht te weten en dit geldt temeer voor verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] , die zich al lange tijd bezighielden met escort en prostitutie. Uit het feit dat verdachte heeft verklaard dat zij een ander, te weten [slachtoffer 2] , heeft verteld dat zij niet kon werken met een Braziliaans paspoort blijkt ook dat verdachte op de hoogte is van de desbetreffende regelgeving. Dit komt ook naar voren uit het verslag van een telefoongesprek dat verdachte heeft gevoerd en waarin zij zegt: “De ene heeft alleen documenten om in Portugal te werken.”
Gelet op de omstandigheid dat [slachtoffer 1] een deel van haar verdiensten aan medeverdachte [medeverdachte 1] ten behoeve van verdachte moest afstaan acht de rechtbank tevens bewezen dat verdachte daarbij uit winstbejag heeft gehandeld.
Medeplegen
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte het feit als bedoeld in lid 1 tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd, nu van enige betrokkenheid van [medeverdachte 1] bij dit onderdeel niet is gebleken.
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte het feit als bedoeld in lid 2 tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] heeft gepleegd. Verdachte en [medeverdachte 1] hebben samen gehandeld als hiervoor is overwogen.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde leidt de rechtbank uit de gebezigde bewijsmiddelen af dat de aan verdachte ten laste gelegde sub-onderdelen 1, 3, 4, 6 en 9 van lid 1, art. 237f Sr bewezen kunnen worden, waarbij jegens [slachtoffer 2] de dwangmiddelen misleiding, misbruik van een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie zijn toegepast.
Misleiding
Met betrekking tot het dwangmiddel misleiding overweegt de rechtbank dat medeverdachte [medeverdachte 2] [slachtoffer 2] in Brazilië heeft benaderd en haar heeft overgehaald naar Nederland te komen waar zij, zo had [medeverdachte 2] haar verteld, zou kunnen werken als manicure. Eenmaal in Nederland aangekomen heeft [medeverdachte 2] [slachtoffer 2] verteld dat het vanwege taalproblemen moeilijk voor haar werd om in Nederland als manicure aan de slag te gaan. [medeverdachte 2] heeft [slachtoffer 2] vervolgens naar de woning van verdachte in [pleegplaats] gebracht waar zij geld kon gaan verdienen met prostitutiewerkzaamheden.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat [medeverdachte 2] aldus [slachtoffer 2] heeft misleid door haar voor te houden dat zij in Nederland ander werk dan prostitutiewerk kon gaan doen. Immers, [medeverdachte 2] wist dat [slachtoffer 2] de Nederlandse taal niet machtig was. Daarnaast wist [medeverdachte 2] dat [slachtoffer 2] niet op legale wijze als manicure in Nederland kon gaan werken. [medeverdachte 2] heeft immers verklaard dat [slachtoffer 2] een toeristenvisum had en dat je (wat daar overigens ook van zij) om te mogen werken in Nederland een Nederlands paspoort nodig hebt.
De verklaring van [slachtoffer 2] dat zij onder het voornoemde, door [medeverdachte 2] voorgehouden, valse voorwendsel naar Nederland is gekomen wordt ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris, inhoudende dat [slachtoffer 2] tegen haar heeft gezegd dat zij als pedicure/manicure wilde werken, maar niet in de prostitutie en overige hiervoor opgenomen verklaringen, waaronder die van verdachte, waaruit blijkt dat [slachtoffer 2] geen prostitutiewerkzaamheden wilde verrichten.
Misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
Met betrekking tot het dwangmiddel misbruik van een kwetsbare positie geldt dat dit begrip in lid 6 van artikel 237f Sr is gedefinieerd in die zin dat daaronder mede wordt begrepen “een situatie waarin een persoon geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan.”
Met betrekking tot het dwangmiddel misbruik van uit feitelijk overwicht voorvloeiend overwicht geldt blijkens de wetsgeschiedenis dat, waar het de prostitutie betreft, dit misbruik kan worden verondersteld indien de prostitué(e) in een situatie verkeert of komt te verkeren die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostitué(e) in Nederland pleegt te verkeren.
Volgens de Hoge Raad is voor het bewijs van door “misbruik" handelen toereikend dat de dader zich bewust moet zijn geweest van de relevante feitelijke omstandigheden van de
betrokkene waaruit het overwicht voortvloeit, dan wel verondersteld moet worden voort
te vloeien, in die zin dat tenminste voorwaardelijk opzet ten aanzien van die
omstandigheden bij hem aanwezig moet zijn. Datzelfde geldt voor gevallen waarin
sprake is van een kwetsbare positie van het slachtoffer.
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 2] op het moment dat zij met [medeverdachte 2] in Nederland aankwam niet over zelfstandige woonruimte beschikte en voor onderdak afhankelijk was van [medeverdachte 2] . Verder was [slachtoffer 2] de Nederlandse taal niet machtig, kende zij buiten [medeverdachte 2] niemand in Nederland en had zij niet de beschikking over een telefoon. [slachtoffer 2] beschikte niet over financiële middelen, maar had wel geld nodig voor haar terugreis naar Brazilië, zo was haar door [medeverdachte 2] te verstaan gegeven. Terwijl haar door [medeverdachte 2] was verteld dat zij niet als manicure kon werken, en het benodigde geld derhalve niet op die wijze kon verdienen, is zij door verdachte ondergebracht in de woning van verdachte, waarin en van waaruit prostitutiewerkzaamheden werden verricht. Om het benodigde geld bij elkaar te krijgen zag [slachtoffer 2] geen andere mogelijkheid dan zich te prostitueren. Verdachte heeft al op de dag van aankomst van [slachtoffer 2] in haar woning foto's van haar gemaakt ten behoeve van seksadvertenties op internet, terwijl zij zag dat [slachtoffer 2] huilde omdat ze geen prostitutiewerkzaamheden wilde verrichten. Van het geld dat [slachtoffer 2] verdiende heeft ze eenmaal de helft moeten afdragen aan [medeverdachte 1] wat bestemd was voor verdachte.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat uit deze feitelijke omstandigheden volgt dat [slachtoffer 2] zich ten opzichte van verdachte en [medeverdachte 2] in een afhankelijke positie bevond waarin zij geen andere reële keuze had dan in de prostitutie te gaan werken. De positie waarin zij verkeerde was totaal niet vergelijkbaar met de positie van een mondige prostituee in Nederland. [slachtoffer 2] verkeerde aldus in een uitbuitingssituatie en verdachte maakte daar misbruik van.
Uitbuiting
Uit de wettekst van sub-onderdelen 1 en 6 van lid 1, artikel 237f Sr volgt dat voor bewezenverklaring van deze sub-onderdelen is vereist dat sprake is van (het oogmerk van) uitbuiting. Uit de jurisprudentievolgt dat de in de overige sub-onderdelen omschreven gedragingen eveneens alleen strafbaar zijn indien zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. Uitbuiting moet derhalve worden aangemerkt als een impliciet bestanddeel van deze sub-onderdelen. In lid 2 van artikel 237f Sr is bepaald dat onder uitbuiting in ieder geval uitbuiting in de prostitutie valt.
Ten aanzien van het oogmerk van uitbuiting overweegt de rechtbank dat hiervoor is vereist dat het handelen van verdachte, naar zij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus door haar gewild gevolg meebracht dat de ander werd of zou kunnen worden uitgebuit.
Nu naar het oordeel van de rechtbank vaststaat dat [slachtoffer 2] er met toepassing van voornoemde dwangmiddelen door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] toe is gebracht om zich te prostitueren en verdachte hier financieel voordeel uit heeft gehaald, is de rechtbank van oordeel dat verdachte [slachtoffer 2] heeft uitgebuit. Dat verdachte daadwerkelijk handelde met het oogmerk van uitbuiting, vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort uit hetgeen reeds is overwogen ten aanzien van de dwangmiddelen misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht.
Het op deze wijze financieel voordeel behalen uit werkzaamheden die door een ander in de prostitutie worden verricht, terwijl er sprake is van dwang, zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, leidt tot uitbuiting als bedoeld in artikel 273f Sr.
De rechtbank is derhalve, anders dan de raadsman, van oordeel dat sprake was van uitbuiting van [slachtoffer 2] door verdachte en dat verdachte daar ook het oogmerk op heeft gehad.
Medeplegen
De rechtbank is daarbij tevens van oordeel dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] .
[medeverdachte 2] heeft [slachtoffer 2] door misleiding uit Brazilië gehaald en ondergebracht in de woning van verdachte in [pleegplaats] waar zij is gehuisvest om zich te prostitueren. Verdachte heeft foto's van [slachtoffer 2] gemaakt ten behoeve van seksadvertenties, regelde de afspraken met klanten en streek de helft van het door [slachtoffer 2] verdiende geld op. De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat sprake was van een dusdanig nauwe en bewuste samenwerking van verdachte met [medeverdachte 2] dat medeplegen bewezen kan worden.
Nu niet is gebleken dat [slachtoffer 2] escortwerkzaamheden heeft verricht, uit de verklaringen blijkt niet dat zij klanten heeft gehad buiten de woning in [pleegplaats] , acht de rechtbank niet bewezen dat zij naar escortklanten is vervoerd.
Verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.