4.10.Genoemd overzicht uit de brief van 7 augustus 2013 van Accon AVM ziet eruit als volgt:
- Bankrekeningen: € 62.298,00
- Effecten € 178.046,00
- Vordering [gedaagde ] (zoon) € 325.835,00
- Vordering [eiseres 2] (dochter) € 53.080,00
- Restant€ 1.534,00
Totaal: € 620.793,00
- Schuldigerkenning [eiser 3] € 14.975,00
- Schuldigerkenning [eiseres 1] € 14.975,00
- Schulden erfgenamen vader € 350.944,00
- Overlijdenskosten € 6.377,00
- Restant€ 753,00
Totaal: € 388.024,00
4.10.1.Wat betreft de bezittingen constateert de rechtbank dat partijen het - afgezien van de vordering op [gedaagde ] vanwege de verjaarde geldlening - niet eens zijn over de posten "bankrekeningen", "effecten" en "restant", nu [eisers] daarbij (vooralsnog) vraagtekens heeft gezet, zulks in afwachting van de door [gedaagde ] nog af te leggen rekening en verantwoording. Daarbij verdient opmerking dat partijen het er wel over eens zijn dat deze posten in ieder geval niet lager zijn dan de bedragen waarvoor zij zijn opgenomen in voornoemd overzicht, zodat de rekening en verantwoording hooguit kan leiden tot de conclusie dat de posten "bankrekeningen", "effecten" en "restant" hoger uitvallen. Niet in geschil is de vordering inzake de geldlening van € 53.080,00 aan [eiseres 2] . Gelet hierop kan tussen partijen als vaststaand worden aangenomen - als in zoverre niet in geschil - dat de bezittingen ten minste een waarde vertegenwoordigen van € 294.958,00 (ofwel € 620.793,00 − € 325.835,00).
4.10.2.Zodra [gedaagde ] rekening en verantwoording zal hebben afgelegd, zal uit de door hem daarbij te voegen bewijsstukken/bankafschriften blijken of de omvang van de nalatenschap na het overlijden van erflaatster nog is gewijzigd, bijvoorbeeld doordat ter zake van spaarrente of dividend nog gelden zijn ontvangen en/of doordat de effecten tot aan het moment van verkoop nog in waarde zijn toegenomen. Bij de bepaling van de wijze van verdeling zal de rechtbank deze eventueel toegenomen omvang van de nalatenschap in aanmerking nemen als een p.m. post (hierna aan te duiden als p.m. post 1).
4.10.3.Wat betreft de schulden constateert de rechtbank dat partijen het eens zijn over de schulden aan [eisers 3 en 1] , van elk € 14.975,00 plus rente. Vermeerderd met de overeengekomen rente van 6% vanaf de datum waarop de leningen zijn aangegaan levert dit (berekend tot 19 juli 2017) twee maal een bedrag op van € 41.533,68, ofwel in totaal € 83.067,36. Tot aan de dag waarop voldoening van deze schulden plaatsvindt zullen zij uiteraard nog verder aangroeien met de overeengekomen rente, terwijl de waarde van de nalatenschap met gelijke tred zal afnemen. Bedoelde voldoening zal in ieder geval voorafgaande aan dan wel in het kader van de verdeling dienen te geschieden. Bij de bepaling van de wijze van verdeling zal de rechtbank deze renteaangroei in aanmerking nemen als een p.m. post (hierna aan te duiden als p.m. post 2).
4.10.4.De post overlijdenskosten van € 6.377,00 heeft [gedaagde ] naar het oordeel van de rechtbank middels de door hem bij zijn conclusie van antwoord overgelegde bijlagen voldoende onderbouwd en de post restant, van € 753,00, is niet in geschil.
4.10.5.Bij de schulden dient naar het oordeel van de rechtbank nog te worden opgeteld het door [gedaagde ] bij antwoord genoemde bedrag van € 13.503,13 ter zake van kosten afwikkeling nalatenschap en een bedrag van € 481,96 aan notariskosten, een en ander gelet op de door hem ter zake overgelegde bewijsstukken. Evenzo dienen bij de schulden nog de na heden ten behoeve van de verdeling nog te maken kosten te worden opgeteld, daaronder begrepen de kosten van de notaris. Bij de bepaling van de wijze van verdeling zal de rechtbank ten deze rekening houden met een p.m. post (hierna aan te duiden als p.m. post 3).
4.10.6.In de door [eisers] overgelegde aangifte erfbelasting (productie XIII van
[eisers] ) is de door partijen verschuldigde erfbelasting berekend op een bedrag van
€ 4.207,00 per persoon, ofwel in totaal € 16.828,00. Een aanslag dienaangaande bevindt zich evenwel niet bij de stukken en evenmin een bewijs van betaling van laatstgenoemd bedrag, terwijl ook niet is gesteld dat dit al is betaald. Gelet hierop en op de omstandigheid dat reeds in de aangifte erfbelasting zelf bij voorbaat bezwaar is aangetekend tegen de op te leggen aanslag erfbelasting, lijkt het erop dat een dergelijke aanslag nog niet is opgelegd. Of niettemin vanuit de nalatenschap een betaling ter zake van erfbelasting heeft plaatsgevonden zal eenvoudig kunnen blijken uit de door [gedaagde ] in het kader van rekening en verantwoording nog aan te reiken bewijsstukken/bankafschriften. Ook hier zal de rechtbank bij de bepaling van de wijze van verdeling rekening houden met een p.m. post (hierna aan te duiden als p.m. post 4), ter zake van eventueel voor de erfgenamen betaalde erfbelasting.
4.10.7.De voor verdeling van de onverdeeldheid in aanmerking komende waarde laat zich, gelet op al het voorgaande, per heden omschrijven als volgt:
- Bankrekeningen: € 62.298,00
- Effecten € 178.046,00
- Vordering [eiseres 2] (dochter) € 53.080,00
- Restant€ 1.534,00
Totaal: € 294.958,00 + p.m. post 1
- Schuldigerkenning [eiser 3] € 41.533,68
- Schuldigerkenning [eiseres 1] € 41.533,68
- Overlijdenskosten € 6.377,00
- Kosten afwikkeling € 13.503,00
- Restant€ 753,00
Totaal: € 103.700,36 + p.m. posten 2, 3 en 4
De te verdelen waarde:
€ 294.958,00 + p.m. post 1
€ 103.700,36 + p.m. posten 2, 3 en 4−
€ 191.257,64 + p.m. post 1 − p.m. posten 2, 3 en 4
4.10.8.Het bovenstaande houdt in dat elk der erfgenamen in beginsel aanspraak kan maken op 1/4de deel van voormeld bedrag van € 191.257,64, ofwel op € 47.814,41, gecorrigeerd (verminderd dan wel vermeerderd) met 1/4de deel van het totaal van de p.m. posten.