Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Peperzaken B.V.,
1.Het procesverloop
2.De feiten
Wij hebben het afgelopen jaar verschillende malen met u gesproken over uw functioneren. Dit functioneren is onvoldoende. U bent niet in staat invulling te geven aan het projectmatige werk. Op dit moment laat ik in het midden of die ongeschiktheid van u tot het verrichten van de bedongen arbeid aan u verwijtbaar is of niet. Wel kan worden vastgesteld dat er sprake is van een onoverbrugbaar verschil in visie op de uitvoering van uw werkzaamheden, hetgeen inmiddels heeft geleid tot een verstoorde arbeidsverhouding. Om die reden hebben wij het voornemen opgevat om zowel de statutaire als de arbeidsrechtelijke relatie te beëindigen.
3.Het standpunt van [A]
4.Het standpunt van Peperzaken
5.De beoordeling
wèlrechtsgeldig is (billijke vergoeding) en anderzijds het eveneens voorwaardelijke verzoek van Peperzaken voor het geval dit AvA-besluit
geenstand houdt (ontbinding).
naasthet wettelijk recht op een transitievergoeding, dat dient ter compensatie van de gevolgen van het ontslag, "verzet het stelsel van de Wwz zich niet ertegen dat met de gevolgen van het ontslag rekening wordt gehouden bij het bepalen van de omvang van de billijke vergoeding waarop de wet een werknemer aanspraak geeft omdat de werkgever van het ontslag als zodanig een ernstig verwijt kan worden gemaakt, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het de werkgever te maken verwijt", aldus de Hoge Raad in voormeld arrest. Immers, de aanspraak van de werknemer op loondoorbetaling bij een vernietigbaar ontslag kan niet geacht worden volledig te zijn gecompenseerd door de transitievergoeding en de bedoeling van de billijke vergoeding is nu juist dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). Naar het oordeel van de rechtbank doet zich hier een dergelijke situatie voor. Daarover wordt het volgende overwogen.
Kamerstukken II, 2013–2014, 33 818, nr. 3, pag. 32-34 en
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 7, pag. 91). Als ontslag het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, dan dient de werknemer hiervoor volgens die wetsgeschiedenis te worden gecompenseerd, ook om dergelijk handelen of nalaten van de werkgever te voorkomen. De hoogte van de billijke vergoeding moet daarom worden bepaald op een wijze die en op het niveau dat aansluit bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval. Bij arrest van 30 juni 2017 (ECLI:NL:HR:2017:1187) heeft de Hoge Raad de daarvoor geldende maatstaf nader geduid, zoals hiervoor in rechtsoverweging 5.13 is omschreven. Hoewel het hier niet gaat om een vernietigbaar ontslag maar een ontbinding zijn de overwegingen met betrekking tot de hoogte van de billijke vergoeding en de vraag of de gevolgen van het ontslag daarbij ook een rol kunnen spelen ook in deze zaak van belang.