ECLI:NL:RBNNE:2017:2605
Rechtbank Noord-Nederland
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiser in het kader van de Wet WIA met betrekking tot Ménière en tinnitus
In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 9 juni 2017, wordt de zaak behandeld van een eiser die in beroep is gegaan tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake zijn arbeidsongeschiktheid. Eiser, die lijdt aan de ziekte van Ménière en tinnitus, had een loongerelateerde WGA-uitkering aangevraagd, maar het Uwv had vastgesteld dat hij 54,23% arbeidsongeschikt was. Eiser betwistte deze beoordeling en voerde aan dat zijn beperkingen door het Uwv waren onderschat. De rechtbank beoordeelt of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid op de datum in geding, 13 oktober 2015, terecht heeft vastgesteld.
De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd. De verzekeringsarts had de medische gegevens van eiser, waaronder eerdere rapporten en de klachten van eiser, in zijn beoordeling betrokken. De rechtbank oordeelt dat er geen nieuwe medische gegevens zijn die de conclusie van het Uwv ondermijnen. De contra-expertise van de medisch adviseur van eiser, die stelde dat eiser meer beperkingen had, werd door de rechtbank niet als voldoende onderbouwd beschouwd. De rechtbank benadrukt dat de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid gebaseerd moet zijn op objectief vastgestelde medische beperkingen.
Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat het Uwv terecht de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser heeft vastgesteld op 54,23% en verklaart het beroep ongegrond. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, en dat eiser binnen zes weken hoger beroep kan instellen bij de Centrale Raad van Beroep.