Bij de beoordeling of sprake is van een dringende reden voor het ontslag stelt de kantonrechter voorop dat de stichting zich zeker onaangenaam verrast mocht voelen door de informatie die haar op 17 februari 2017 bereikte. In de aanloop naar het maken van de "nieuwe start", maar ook al eerder, had [verzoeker] zich tegenover (zijn leidinggevenden bij) de stichting laten ontvallen, kort gezegd, dat hij bang was om te werken met klanten, in het bijzonder één-op-één met vrouwelijke klanten, en bang was om naar buiten te gaan. Verder had [verzoeker] de stichting beloofd, in het kader van het door hem te volgen ontwikkeltraject, dat hij open en transparant zal communiceren en eerlijk zal zijn. De stichting mocht zich er dan ook hogelijk over verbazen dat [verzoeker] in de aanloop naar het maken van de "nieuwe start" op 4 december 2016 kennelijk wel op stap kon gaan met cliënten van [C] , waaronder een vrouwelijke cliënt, en op 20 december 2016 een etentje met collega's van [C] kon hebben bij een (externe) horecagelegenheid, terwijl hij zich per 20 december 2016 bij de stichting ziek had gemeld en er bij de stichting op had aangedrongen om hem te laten onderzoeken door de bedrijfsarts. [verzoeker] heeft weliswaar gesteld dat het denkbaar is dat hij wegens ziekte niet in staat is zijn werk voor de stichting te doen, maar tegelijkertijd wel kan werken voor [C] , maar de kantonrechter gaat hieraan voorbij nu [verzoeker] deze stelling niet gemotiveerd heeft onderbouwd. Bovendien staat genoegzaam vast dat zowel [C] als de stichting mensen met een (verstandelijke) beperking begeleiden, zowel mannen als vrouwen. De kantonrechter acht dan ook niet goed voorstelbaar dat [verzoeker] wel klanten van [C] kan begeleiden maar op dat moment niet in staat is om klanten van de stichting te begeleiden. Hoe dan ook, duidelijk is dat [verzoeker] over zijn uitstapjes op 4 en 20 december 2016 niet open, transparant en eerlijk is geweest richting de stichting. Dit geldt ook voor het volgen van de AED-cursus op 27 januari 2016 bij [C] , per welke datum [verzoeker] zich notabene ziek had gemeld bij de stichting. Door zijn handelwijze (de hiervoor meermalen genoemde activiteiten en het zwijgen hierover tegenover de stichting) heeft [verzoeker] het door de stichting in hem gestelde vertrouwen beschaamd. Naar het oordeel van de kantonrechter stond het de stichting daarom zeker vrij om arbeidsrechtelijke maatregelen te treffen tegen [verzoeker] .
Een op staande voet gegeven ontslag, verreweg de meest drastische arbeidsrechtelijke maatregel, is naar het oordeel van de kantonrechter echter niet op zijn plaats. In augustus 2016 heeft de stichting de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] te ontbinden. Bij beschikking van 19 oktober 2016 heeft de kantonrechter dit ontbindingsverzoek echter afgewezen. De stichting heeft zich hierbij neergelegd. De stichting heeft besloten het verleden achter zich te laten en een "nieuwe start" met [verzoeker] te maken. Uiteindelijk, na een positief advies van de bedrijfsarts, heeft [verzoeker] hiermee op
17 januari 2017 een aanvang gemaakt, op de locatie [B] , onder leiding van [F] . Vast staat dat [verzoeker] tot 17 februari 2017 naar tevredenheid heeft gefunctioneerd als
locatie-assistent. Ook staat vast, zo is ter zitting wel duidelijk geworden, dat de stichting er van op de hoogte was dat [verzoeker] naast zijn werk bij de stichting ook werkte voor [C] , zij het in een bescheiden urenomvang. De stichting neemt het [verzoeker] , anders dan zijn gemachtigde heeft gesuggereerd, ook niet kwalijk dat hij actief is voor [C] , naast zijn werk voor de stichting. Tegen deze achtergrond acht de kantonrechter, hoe zeer de stichting zich ook onaangenaam verrast mocht voelen door de informatie die haar op 17 februari 2017 bereikte en de daarop volgende, onvermijdelijke constatering dat [verzoeker] hierover met geen woord heeft gerept tegenover de stichting, een ontslag op staande voet, relatief kort na de aanvang van "de nieuwe start", niet op zijn plaats. De kantonrechter zal het ontslag op staande voet daarom vernietigen.