RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Privaatrecht
Zaak\rolnummer: 5794004 VV EXPL 17-36
Vonnis van de kantonrechter van 25 april 2017
[naam],
wonende te [woonplaats], [adres],
eiseres, hierna [werkneemster] te noemen,
gemachtigde mr. M.J. de Coninck, advocaat te Groningen (postbus 1100, 9701 BC),
AOG Contractonderwijs B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te (9711 EK) Groningen, Radesingel 50,
gedaagde, hierna AOG te noemen,
gemachtigde mr. S. Smink, advocaat te Groningen (postbus 8029, 9702 KA).
Op de in de inleidende dagvaarding genoemde gronden heeft [werkneemster] gevorderd AOG, bij wijze van voorlopige voorziening, te veroordelen:
primair
om [werkneemster] toe te laten tot de bedongen werkzaamheden voor 144,67 uren per maand, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag met een maximum van € 50.000,00;
tot betaling van het verschuldigde (restant) uurloon aan [werkneemster] van € 15,30 bruto op basis van een gemiddelde arbeidsomvang van 144,67 uren per maand exclusief vakantiebijslag, vanaf 22 december 2016 tot aan de dag der dagvaarding, zoveel mogelijk vermeerderd met de wettelijke verhoging zoals bepaald in artikel 7:625 van het Burgerlijk Wetboek (BW) alsmede de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, althans in ieder geval vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
tot betaling van minimaal het gemiddelde maandloon van € 2.213,45 bruto per maand exclusief vakantiebijslag, vanaf de dag der dagvaarding totdat aan de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig een einde zal zijn gekomen;
subsidiair
om [werkneemster] toe te laten tot de bedongen werkzaamheden voor 131,40 uren per maand, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag met een maximum van € 50.000,00;
tot betaling van het verschuldigde (restant) uurloon aan [werkneemster] van € 15,30 bruto op basis van een gemiddelde arbeidsomvang van 131,40 uren per maand exclusief vakantiebijslag, vanaf 22 december 2016 tot aan de dag der dagvaarding, zoveel mogelijk vermeerderd met de wettelijke verhoging zoals bepaald in artikel 7:625 BW alsmede de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, althans in ieder geval vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
tot betaling van minimaal het gemiddelde maandloon van € 2.010,42 bruto per maand exclusief vakantiebijslag, vanaf de dag der dagvaarding totdat aan de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig een einde zal zijn gekomen;
alsmede
tot voldoening van een bedrag van € 330,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van deze uitspraak tot aan de dag der algehele voldoening;
tot voldoening van de proceskosten, alsmede nakosten van € 131,00 zonder betekening en van € 199,00 in geval van betekening, indien AOG niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis aan de veroordelingen heeft voldaan, voorts te vermeerderen met de wettelijke rente over|(na)kosten indien betaling niet binnen de hiervoor gestelde termijn geschiedt.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 april 2017. Partijen (AOG vertegenwoordigd door [naam]) en hun gemachtigden zijn ter zitting verschenen, waar zij hun wederzijdse standpunten (nader) uiteen hebben gezet, mede aan de hand van de door de gemachtigde van AOG opgestelde pleitaantekeningen. Van het verhandelde heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
Uitspraak is bepaald op heden.