Bewijsmiddelen
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank past ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 29 maart 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb in opdracht van [medeverdachte1] kluizen geplaatst in panden op de volgende adressen in Leeuwarden: [straatnaam] , [straatnaam] , [straatnaam] , [straatnaam] en [straatnaam] .
Ik wist dat in deze kluizen grote geldbedragen zaten. Ik was erbij toen [medeverdachte1] geld stopte in de kluizen aan de [straatnaam] , aan de [straatnaam] en aan de [straatnaam] . In de kluis aan de [straatnaam] heeft hij toen ook goudstaven gestopt. Ik ben ook wel eens betaald met geld uit een andere kluis, dat was aan de [straatnaam] .
De partner van [medeverdachte1] , [medeverdachte2] , was er bij toen [medeverdachte1] geld bracht naar de [straatnaam] en in de kluis daar stopte. Zij heeft samen met [medeverdachte1] met haar zus [medeverdachte5] overlegd over de plaatsing van de kluis in de woning aan de [straatnaam] .
Gezien de omvang van de contante geldbedragen en de goudstaven hield ik ernstig rekening met de mogelijkheid dat deze uit misdrijf afkomstig waren. Ik heb bewust mijn ogen gesloten voor deze mogelijkheid.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (ZD-008) van Politie Noord-Nederland d.d. 8 juli 2015, opgenomen op pagina 9912 van map 40 van het dossier met nummer 02UFO13001-Arville d.d. 7 oktober 2015, inhoudende als verklaring van de verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Tijdens de doorzoeking van
[straatnaam]te Leeuwarden op 15 mei 2014 bleek dat in de badkamer vloertegels waren aangebracht. Het viel op dat één vloertegel, in tegenstelling tot de rest van de tegels, een zachte voeg had die ook in kleur iets afweek van de overige voegen. Na het opensnijden van die voeg kon de tegel worden weggenomen en werd de bovenzijde (deksel) van een vloerkluis zichtbaar. In de kluis werd een grote hoeveelheid bankbiljetten aangetroffen. Na telling bleek het een bedrag van € 279.950,- te zijn bestaande uit coupures van € 50,-.
Tijdens de doorzoeking van de
[straatnaam]te Leeuwarden op 15 mei 2014 werd een in de vloer gestorte vloerkluis aangetroffen, waarin 17 goudstaven en 8 stapels bankbiljetten met verschillende coupures werden aangetroffen. Na telling van de bankbiljetten bleek het om een bedrag van € 599.250,- te gaan.
Tijdens de doorzoeking van de
[straatnaam]te Leeuwarden op 21 mei 2014 werd een vloerkluis aangetroffen. De vloerkluis was gevestigd in de bijkeuken/schuur die is verbonden met de woning. In de schuur stonden onder andere drie kunststof voorraadkasten en drie ijzeren rekken. De vloer in de schuur was met tapijttegels bedekt. De kluis bevond zich onder één van de aanwezige kasten. In de kluis bevonden zich diverse pakketten bestaande uit bankbiljetten van hoofdzakelijk 50 euro. Na telling bleek het een bedrag van
€ 749.920 te zijn.
Tijdens de doorzoeking van de
[straatnaam]te Leeuwarden op 21 mei 2014 werd in de bijkeuken na het verplaatsen van een wasmachine en het verwijderen van vloertegels een vloerkluis aangetroffen met daarin een groot aantal bankbiljetten. Na telling bleek het te gaan om een bedrag van € 1.000.500,-.
Tijdens de doorzoeking van een loods aan de
[straatnaam]op 14 mei 2014 werd in de toiletruimte een vloerkluis aangetroffen. Door de tegels van de toiletruimte te bekloppen ontstond het vermoeden dat onder één van de tegels een holle ruimte zou zijn. Bovendien bleek die tegel, in tegenstelling tot de rest van de tegels, een zachte voeg te hebben. Na het open snijden van die voeg kon de tegel worden weggenomen en werd de bovenzijde (deksel) van de vloerkluis zichtbaar. Er werd een grote hoeveelheid biljetten van € 50,- aangetroffen en in beslag genomen. Na telling bleek dit een bedrag van € 100.050,- te zijn.
Bewijsoverwegingen
Op grond van voormelde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] in opdracht van [medeverdachte1] op meerdere locaties bij familieleden en kennissen van [medeverdachte1] grondkluizen heeft ingebouwd, die zodanig goed verborgen zaten dat zij pas later, op aanwijzingen van [verdachte] zelf, door de politie gevonden konden worden. Op die manier is zowel de vindplaats van (de inhoud van) de kluizen verborgen, als verhuld wie de werkelijk rechthebbende daarop was. In deze kluizen zaten, zoals uit de bewijsmiddelen blijkt, grote hoeveelheden contant geld en goudstaven. Niet in geschil is dat de inhoud van de kluizen aan [medeverdachte1] toebehoorde. In de hiervoor gegeven algemene overweging heeft de rechtbank reeds vastgesteld dat het niet anders kan zijn dan dat deze contante geldbedragen en de (kennelijk) daarmee aangeschafte goudstaven en het horloge van enig misdrijf afkomstig zijn. [verdachte] heeft erkend dat hij bewust de ogen heeft gesloten voor die, gegeven de omstandigheden, ook in zijn beleving zeer reële mogelijkheid. Naar het oordeel van de rechtbank is [verdachte] derhalve opzettelijk, in ieder geval in voorwaardelijke zin, behulpzaam geweest bij het witwassen van deze voorwerpen door [medeverdachte1] en (in die gevallen waarin zij blijkens zijn verklaringen wist van de kluizen) [medeverdachte2] , zoals aan hem is tenlastegelegd.
De verdediging heeft ten aanzien van dit feit enkel een voorwaardelijk verweer gevoerd, voor het geval de rechtbank in de strafzaak tegen [medeverdachte1] zou oordelen dat de aangetroffen gelden en andere luxegoederen afkomstig zijn uit (diens) eigen misdrijf. In die situatie, zo heeft de raadsman betoogd, zou de rechtbank op grond van vaste rechtspraak van de Hoge Raad niet tot de kwalificatie witwassen kunnen komen en bestaat er derhalve geen strafbaar delict waaraan [verdachte] medeplichtig zou kunnen zijn geweest.
Nu op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld uit welk concreet misdrijf het geld en de andere luxegoederen afkomstig zijn, is evenmin met zekerheid vast te stellen of dit een door [medeverdachte1] zelf gepleegd misdrijf betreft. De rechtbank wijst er in dit verband op dat aan de stelling van een verdachte dat een bepaald voorwerp door zijn eigen misdrijf verkregen is, bepaaldelijk eisen mogen worden gesteld als het gaat om de concretisering van dat misdrijf.[medeverdachte1] heeft zich echter consequent op zijn zwijgrecht beroepen. Hem komt om die reden geen beroep toe op de door de Hoge Raad geformuleerde kwalificatieuitsluitingsgrond. De rechtbank heeft [medeverdachte1] bij vonnis van heden dan ook veroordeeld voor (onder meer) het witwassen van de inhoud van de hier besproken kluizen. Het verweer van de verdediging kan dan ook niet slagen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 maart 2017.
2. De hiervoor opgenomen algemene bewijsoverwegingen.
Met betrekking tot de [straatnaam] :
3. Een koopovereenkomst gesloten op 28 december 2011, opgenomen op pagina 3007 van map 7 van voornoemd dossier, waaruit blijkt dat [naam] het woonhuis [straatnaam] te Leeuwarden verkoopt aan [verdachte] .
4. Een akte van levering, opgenomen op pagina 5862 van map 14 van voornoemd dossier, waaruit blijkt dat het woonhuis aan de [straatnaam] te Leeuwarden op 14 februari 2012 aan [verdachte] geleverd is.
5. Een hypotheekakte d.d. 14 februari 2012, opgenomen op pagina 3016 van map 7 van voornoemd dossier, waaruit blijkt dat [verdachte] met betrekking tot de [straatnaam] te Leeuwarden hypothecaire leningen is aangegaan bij hypotheekhouder [naam] te Amsterdam.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal (ZD-003-01) van Politie Eenheid Noord-Nederland d.d. 14 september 2015, opgenomen op pagina 9566 van map 39 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van de verbalisant, waaruit blijkt dat de aankoopsom voor de [straatnaam] te Leeuwarden was opgebouwd uit een deel eigen inbreng van € 90.000 en een deel storting door de [naam] .
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 20 mei 2014, nummer AH-119-00, opgenomen op pagina 933 van map 2 van voornoemd dossier, inhoudende de door de verbalisant uitgewerkte
handgeschreven verklaring van verdachte.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 21 mei 2014, opgenomen op pagina 6712 van map 31 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte.
9. Een eigendomsverklaring, genummerd U-02-01-154, ondertekend op 14 februari 2012, opgenomen op pagina 3646 van map 9 van voornoemd dossier.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Eenheid Noord-Nederland d.d. 21 juli 2014, opgenomen op pagina 4218 van map 10 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [naam] .
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Eenheid Noord-Nederland d.d. 24 juli 2014, opgenomen op pagina 4236 van map 10 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [naam] .
Met betrekking tot de [straatnaam] :
12. Een overeenkomst van geldlening met betrekking tot de aankoop van het pand aan de [straatnaam] te Leeuwarden d.d. 23 april 2013, nummer U-02-01-90, opgenomen op pagina 3736 van map 9 van voornoemd dossier.
13. Een bankafschrift d.d. 19 mei 2013 van de rekening op naam van verdachte waaruit blijkt van een bijschrijving van € 67.628 ten behoeve van de aankoop van de [straatnaam] , nummer U-02-01-27-1-36, opgenomen op pagina 3695 van map 9 van voornoemd dossier.
14. Een schuldbekentenis en Akte van Geldlening d.d. 22 april 2013, met bijlage waarin is opgenomen dat de verbouwing van de [straatnaam] te Leeuwarden wordt betaald door [medeverdachte1] (som ad € 100.000,-), nummer [nummer], opgenomen op pagina 3515 van map 8 van voornoemd dossier.
15. een handgeschreven document van verdachte waarin is opgenomen:
[straatnaam] (…) verbouwing geheel betaald door [medeverdachte1] (100.000), nummer JC-01-02-03, opgenomen op pagina 3519 van map 8 van voornoemd dossier.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 maart 2017.
2. Een uittreksel uit het kentekenregister van de RDW, opgenomen op pagina 5953 van map 14 van voornoemd dossier, waaruit blijkt dat een personenauto [auto] met kenteken [nummer] van 15 maart 2011 tot 16 juli 2011 op naam van [verdachte] heeft gestaan.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland met bijlagen d.d. 22 oktober 2014, nummer AH-288-00, opgenomen op pagina 1801 van map 4 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van de verbalisant.
4. Een uittreksel uit het kentekenregister van de RDW, opgenomen op pagina 5928 van map 14 van voornoemd dossier, waaruit blijkt dat een personenauto [auto] met kenteken [nummer] van 18 mei 2009 tot 8 maart 2011 op naam van [verdachte] heeft gestaan.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland, OVC-001-163, d.d. 11 april 2014, opgenomen op pagina 4817 van map 11 van voornoemd dossier.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit
De rechtbank past ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 29 maart 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Vanaf januari 2014 wist ik dat er in het door mij gehuurde pand aan de [straatnaam] te Leeuwarden een hennepkwekerij aanwezig was. Ik werd daar maandelijks voor betaald.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 mei 2014, nummer PL0200-2014049953-38, van Politie Eenheid Noord-Nederland, opgenomen in map 41 van voornoemd dossier, inhoudende als de verklaring van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 13 mei 2014 vond er een doorzoeking ter inbeslagneming plaats in het bedrijfspand aan de [straatnaam] te Leeuwarden, waarin gevestigd was het bouwbedrijf [naam] van [verdachte] . In de kelder van het bedrijfspand werd een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. In totaal stonden er 378 hennepplanten in de hennepkwekerij. Ik, verbalisant, constateerde op grond van mijn kennis en ervaring dat het hennepplanten waren.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 24 juni 2014, opgenomen op pagina 6837 van map 31 van voornoemd dossier, inhoudende als de verklaring van verdachte:
[naam] , [naam] en [naam] hebben een aandeel in de kwekerij.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte een actieve rol heeft gespeeld bij de daadwerkelijke teelt van de op 13 mei 2014 aangetroffen hennepplanten. Op grond van voormelde bewijsmiddelen acht de rechtbank wel bewezen dat verdachte in elk geval 378 hennepplanten aanwezig heeft gehad in het door hem gehuurde pand.