Beoordeling van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd ten aanzien van:
- het in de zaak met parketnummer 18/730441-16 primair ten laste gelegde;
- het in de zaak met parketnummer 18/730094-17 onder 1. primair en 2. ten laste gelegde;
- het in de zaak met parketnummer 18/730383-16 onder 2., 3. subsidiair, 4. en 5. primair ten laste gelegde;
- het in de zaak met parketnummer 18/720271-16 onder 1., 2. en 3. primair ten laste gelegde en
- het in de zaak met parketnummer 18/730042-17 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730383-16 onder 1. en 3. primair ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730441-16 ten laste gelegde aangevoerd dat de verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] geloofwaardig zijn en derhalve als uitgangspunt moeten gelden. De raadsman heeft daarbij aangegeven dat deze gelijkluidende verklaringen onafhankelijk van elkaar zijn afgelegd en dat de bij aangeefster aangetroffen schaafwonden niet passen bij haar verklaring.
Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat het opzet op geen enkele wijze was gericht op het wegnemen van een sleutel.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730094-17 onder 1. en 2. ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat er onvoldoende wettig bewijs is dat verdachte betrokken was bij de diefstal van de bivakmutsen.
Voorts kan niet bewezen worden dat verdachte de aangetroffen GHB in de auto van medeverdachte [medeverdachte] en in de woning van de verdachten voorhanden had, zoals onder 2. is ten laste gelegd.
In de zaak met parketnummer 18/730383-16 heeft de raadsman gemotiveerd vrijspraak bepleit van het onder 1., 2., 3. primair, 4. en 5. ten laste gelegde en heeft hiertoe onder meer het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat er geen opzet was op het vernielen van spullen.
De onder 4. ten laste bedreigingen moeten worden gezien als een uiting van frustratie en zijn op geen enkele wijze bedreigend bedoeld.
Ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde is er geen sprake geweest van een gezamenlijk handelen van de verdachten. Nu er geen bewijs is dat verdachte zelf een handeling heeft verricht en het slaan op de motorkap wordt betwist, is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs ten aanzien van dit feit.
Verdachte dient eveneens van het onder 1., 2., 3. primair en 3. subsidiair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/720271-16 vrijgesproken te worden, nu hiertoe volgens de raadsman onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.
De raadsman heeft voorts vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/730072-17. De raadsman heeft daarbij aangevoerd dat verdachte betrokkenheid bij deze diefstal ontkent en onvoldoende duidelijk is dat de goederen die in de auto van verdachte zijn aangetroffen de gestolen goederen van aangever zijn.
Het oordeel van de rechtbank
in de zaak met parketnummer 18/730441-16:
Aangeefster [slachtoffer1] (hierna: [slachtoffer1] ) heeft -samengevat en voor zover hier van belang- verklaard dat zij met geweld en onder bedreiging van geweld een sleutel heeft afgestaan aan twee daders, zodat deze daders in haar schuren konden zoeken naar weed.
Verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) bekennen dat zij de personen zijn die bij [slachtoffer1] zijn geweest, maar ontkennen stellig dat zij geweld hebben gebruikt of bedreigingen hebben geuit, teneinde hun beoogde doel, te weten het verkrijgen van weed, te bereiken.
De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster betrouwbaar. De verklaringen zijn consistent en de gedetailleerde beschrijving van het toegepaste geweld past bij het door een arts geconstateerde letsel. Daarbij overweegt de rechtbank in het bijzonder dat het heel goed mogelijk is dat de schaafwonden aan de arm van aangeefster zijn ontstaan op het moment dat zij is gedwongen om op de grond te gaan liggen. Daarnaast vindt de verklaring van aangeefster over het effect dat het intimiderende optreden van verdachten, het op haar toegepaste geweld en de geuite dreigende taal, op haar hebben gehad, steun in de verklaringen van diverse getuigen. Zo heeft haar zus verklaard dat zij gebeld werd door aangeefster vlak nadat de overval had plaatsgevonden en dat aangeefster erg overstuur en in paniek was. De dochter van aangeefster heeft in gelijke zin verklaard. De ambulancechauffeur die aangeefster kort na de overval gesproken heeft, omschrijft dat aangeefster zo geëmotioneerd was dat hij haar alleen gelaten heeft met de verpleegkundige. De beschrijving van de emotionele toestand waarin aangeefster zich kort na het gebeuren bevond past niet bij de verklaringen die de verdachten hebben afgelegd. Mede om die reden moet de verklaring van verdachte en zijn medeverdachte, dat aangeefster gewillig meewerkte, en spontaan de sleutel van de loods aan hen heeft aangereikt, en dat zij na te zijn bijgekomen van de eerste schrik van het zien van twee mannen met bivakmutsen op haar erf gemoedelijk met verdachten heeft gesproken, als niet geloofwaardig terzijde worden geschoven.
De rechtbank neemt op grond van het voorgaande de verklaring van aangeefster als uitgangspunt.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] onder bedreiging van geweld en met gebruikmaking van geweld de sleutel van aangeefster hebben verkregen teneinde toegang te krijgen tot de schuren van aangeefster waarin mogelijk weed zou liggen.
Onder bevoordeling als bedoeld in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht verstaat de rechtbank: elke verbetering van de positie, mits deze verbetering (dit voordeel) economische waarde heeft.
De sleutel kan naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als een voordeel met enige economische waarde. Immers, verdachte en de medeverdachte hadden - in hun eigen voorstelling van zaken - met deze sleutel de mogelijkheid om zichzelf wederrechtelijk weed toe te eigenen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte en de medeverdachte door verkrijging van de sleutel onder genoemde omstandigheden zich schuldig hebben gemaakt een voltooide afpersing, zoals primair ten laste gelegd. De rechtbank zal verdachte dan ook hiervoor veroordelen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 14 april 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik reed op 14 oktober 2016 vanuit de woning aan de [straatnaam] te Drachten, waar ik samen met mijn broer [medeverdachte] woon, naar mijn broer [medeverdachte] .
Ik heb van iemand gehoord dat er in de buurt van de woning op het perceel [straatnaam] te [pleegplaats] weed zou liggen. Toen ik op weg naar mijn broer langs dit perceel reed, zag ik dat er bij dit perceel geen auto stond.
Ik ben toen naar mijn broer [medeverdachte] gereden. Ik ben hierna samen met [medeverdachte] naar het erf van de woning op het perceel [straatnaam] te [pleegplaats] gereden. Ons doel was om daar weed te stelen. Wij droegen beiden een overall en een bivakmuts. Ik had een breekijzer bij mij. Toen een vrouw, waarvan wij later hebben gehoord dat zij [slachtoffer1] heet, ons bij het hok nabij haar woning zag, zijn wij naar haar toegerend. Zij schrok daar van. Toen hebben wij gezegd dat we voor de weed kwamen. Wij hebben van [slachtoffer1] een sleutel gekregen waarmee wij een schuur konden openen om te bekijken of daar weed in lag. Deze sleutel is later aangetroffen in de auto waarmee [medeverdachte] en ik naar [pleegplaats] zijn gereden. Ik heb de hokken zelf open gedaan. Ik was degene die de hokken binnenging en daar rondkeek. [medeverdachte] bleef al die tijd bij de vrouw. Uiteindelijk zijn we naar haar woning gegaan. [medeverdachte] en ik zijn in de hal van de woning van [slachtoffer1] geweest.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 15 oktober 2016, opgenomen op pagina 282 e.v. van het dossier met nummer BVH PL0100-016294388 d.d. 1 maart 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer1] :
Het was 14 oktober 2016 15:00 uur. Rond 15:10 uur zette ik een bakje koffie. Ik hoorde toen gebonk. Ik ben even gaan kijken. Ik ging naar buiten en ik liep naar het hek en zag vanaf het hek twee mannen bij de caravan staan. Ik stond achter het hek dat op slot was. Ik dacht die hebben op de caravan staan slaan. In een flits zie je dan dat ze gemaskerd zijn en in reactie zei ik: 'hee wat moet dat daar'. Ze keken naar achteren en ik dacht even dat ze weg zouden rennen vanwege een beweging die ze maakten. Vervolgens lijkt het of ze even overleggen en in eens beginnen ze te gillen en te schreeuwen en komen ze naar het hek gestormd. De afstand tussen het hek en de caravan is denk ik ongeveer 15 meter. Ik dacht rennen en ik ging mijn voordeur binnen. Ik kon niet meer bij de sleutel en heb in paniek maar geprobeerd de deur tegen te houden. Ze bleven maar schreeuwen en gillen: 'We maken je kapot!' en 'Op de grond! '. Dat was zo intimiderend. Zij tegen die deur aan en ik kon het niet houden. Toen kwamen ze binnen en toen waren ze nog kwader. Vooral die kleine. Die stond vlak voor me en schreeuwde: 'Waar is de weed?!! '. Toen moest ik op mijn knieën en ze bleven maar schreeuwen. Hij duwde mij naar beneden. Dat was nog steeds in de hal en die lange stond er achter met dat ding zo. Volgens mij was het een ijzeren voorwerp aan de lichte kleur te zien. Het was een voorwerp van zo'n veertig tot vijftig centimeter met iets ronds aan het uiteinde. Ik dacht nog als ik hier een klap mee krijg ben ik dood. In mijn paniek begin ik te huilen: 'Ik weet het niet, ik weet het niet'. En ik hoorde toen schreeuwen: 'Waar is de weed!, waar is de weed!!' vlak voor mijn gezicht. Hij bleef dat maar herhalen, die kleine, en hij was zo kwaad, hij bibberde er van zo kwaad. Ik zei toen dat het in de schuur lag. Ik zei dat omdat ik hem rustiger wilde maken. Ik dacht dan gaan ze beide naar buiten. Maar dat was niet zo. Die grote deed wat de kleine zei. Die grote moest naar de schuur. En de kleine hield me vast. Die grote kwam terug en zei: 'Niks'. Ik zei toen dat ik het verkeerd had aangegeven en dat het de grote schuur was verderop. Ik zat toen nog op de grond er werd vastgehouden door die kleine bij mijn nek. Hij drukte mijn hoofd naar beneden. Daarom heb ik ook last van mijn nek nu. Hij zei toen: 'Ga mee!' tegen mij en 'Er naar toe, ga naar die schuur' tegen die grote. Ik zei toen: ‘Die grote schuur zit op slot.’ Ik hoorde de kleine schreeuwen: 'Pak die sleutel! Pak die sleutel! Die sleutel lag in de lade van een tafeltje en die heb ik gepakt. Die gaf ik toen aan die grote. Ik denk dat ze hier wel een kwartier zijn geweest. Ik was gedurende dit kwartier, de hele tijd, aan het huilen en smeken of ze mij niets aan wilden doen. Ik ben gisteren naar het ziekenhuis geweest van de stress. Ik merk het nu ook, ik krijg zo'n verschrikkelijke pijn in mijn maag. Ik was in shock en ze dachten dat ik last van mijn hart had. Dat bleek niet zo te zijn gelukkig. Mijn arm deed zo zeer dat ze dachten dat het gebroken was. Het is ook helemaal dik geworden. Dat gaat om mijn linker onderarm. Die pijn en verdikking is van de overval van gisteren. Er zitten bloed uitstortingen op. Ik weet niet precies waardoor dat gekomen is. Waarschijnlijk van het vasthouden van die kleine. Die heeft me wel vastgehouden bij mijn armen. Ze hebben me op de grond geduwd, in mijn nek geduwd. Ik ben vreselijk geïntimideerd. Ik vreesde echt voor mijn leven.
3. Een geneeskundige verklaring, op 19 januari 2017 opgemaakt en ondertekend door drs. C.A. Jansen, SEH-arts KNGM, opgenomen op pagina 288 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende, als zijn/haar verklaring:
Medische informatie betreffende [slachtoffer1]
Uitwendig waargenomen letsel: Zwelling en beginnende bloeduitstorting linkeronderarm.
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 14 oktober 2016
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 23 februari 2017, opgenomen op pagina 470 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam]:
Ik ben chauffeur op de ambulance. We waren op 14 oktober 2016 op de post in Drachten en kregen een spoedmelding dat er een overval was geweest. Ik had dienst met een verpleegkundige. Wij gingen samen naar de woning. De politie kwam aanlopen met een vrouw. De vrouw had korte kleren aan. Ik ben samen met die vrouw en de verpleegkundige in de auto gegaan. Mevrouw was geëmotioneerd. Dat merkte ik aan de manier waarop ze zich uitte, huilen. Ze begon gelijk te vertellen over wat er in haar optiek gebeurd was. Ze vertelde dat zij is overvallen door twee gemaskerde mannen. Ze was door hun bedreigd en ze had verzet geleverd. Ze zei niet de reden waarom die mannen daar waren. Niet dat ze wat mee hadden genomen. Dat ze zich gewelddadig naar binnen drongen. Maar een reden heeft ze niet verteld. Wat ik zag was zichtbaar letsel aan de arm. Die arm was al zichtbaar toen ze naar ons toe liep. Rode plekken op de bovenarm en rode plekken op de onderarm en schrammen op de onderarm. Ze klaagde erover dat het behoorlijk pijnlijk was. Eerst en snelle ABCD-check, omdat mevrouw zo geëmotioneerd was ben ik uit de ambulance gestapt, zodat zij alleen met de verpleegkundige was.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 16 oktober 2016, opgenomen op pagina 316 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 15 oktober 2016 zocht ik telefonisch contact met de zus van aangeefster, [naam] . Ik hoorde haar zeggen dat haar zus haar gisteren tussen 15:30 en 16:00 uur in paniek had opgebeld. Ze vertelde dat de aangeefster eerst haar man en dochter had gebeld.
[naam] vertelde mij dat haar zus erg overstuur en in paniek was. Zij moest haar zus eerst kalmeren om wat zinnigs uit haar te krijgen. Ze huilde. Haar zus vertelde haar dat zij was overvallen. Ze vertelde dat ze niet goed werd. Ze vertelde dat haar arm pijn deed. Ze vertelde dat ze bang was om dood te gaan. [naam] vertelde mij dat zij haar zus nog nooit zo overstuur aan de lijn had gehad.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland, d.d. 16 oktober 2016, opgenomen op pagina 327 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op zaterdag 15 oktober 2016 heb ik contact opgenomen met [naam] , dochter van [slachtoffer1] . Ik heb [naam] enkele vragen gesteld met betrekking tot de door haar gedane melding bij de politie over de overval op haar moeder. Daarop antwoordde zij mij dat haar moeder haar die dag om 15.35 uur belde en dat zij hoorde en merkte dat haar moeder heel erg overstuur was. Het kostte haar veel moeite om haar moeder rustig te krijgen. Haar moeder had haar verteld dat zij door twee mannen met bivakmutsen en een moersleutel in haar woning was bedreigd. Verder vertelde ze dat ze heel bang was geweest en voor haar leven had gesmeekt.
Het gesprek met haar moeder duurde lang omdat het tijd kostte om haar te kalmeren.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland, d.d. 14 oktober 2016, opgenomen op pagina 303 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten, althans één hunner:
Op vrijdag 14 oktober 2016 waren wij belast met onopvallende surveillance in Drachten. Omstreeks 15.56 uur kregen wij melding van een woningoverval op de [straatnaam] te Drachten. Omstreeks 16.43 uur reden wij over de Splitting te Drachten en zagen wij ons een zwarte Mercedes Vito tegemoet komen rijden. Wij zagen dat in dit voertuig de ons bekende [verdachte] en [medeverdachte] zaten. Wij besloten de bestuurder een stopteken te geven. De bestuurder voldeed daaraan. De bestuurder, [medeverdachte] , gaf ons toestemming in de Mercedes Vito te kijken. Ik, [naam], zag dat direct rechts naast de zijdeur een zwarte bivakmuts lag. Er lag een zwarte handschoen bij en er lag een rol vuilniszakken onder. Tevens zag ik dat er een schuursleutel lag met hieraan een wit label met de opdruk “ABC Hekwerk”.
Ik, [naam], heb telefonisch contact gehad met de eenheid die nog ter plaatse was op de plaats delict. De collega vertelde mij dat de sleutel die was weggenomen een hok/schuursleutel betrof met hieraan een wit label met de opdruk “ABC Hekwerk”. Volledig overeenkomstig met de door ons aangetroffen sleutel.
in de zaak met parketnummer 18/730094-17:
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 1. primair ten laste gelegde het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen twee of meer personen.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde het volgende af.
Zowel verdachte als de medeverdachte [medeverdachte] zijn met een bivakmuts in hun handen in de richting van de kassa van de groothandel [bedrijfsnaam] gelopen. Verdachte stond in de nabijheid van de medeverdachte op het moment dat de medeverdachte twee overalls -en dus niet de bivakmutsen- afrekende. De bivakmutsen zaten op dat moment kennelijk in de broekzak van de medeverdachte, zo valt af te leiden uit de beelden van de bewakingscamera. Op een later moment zijn de bivakmutsen van de genoemde groothandel aangetroffen in de auto van de medeverdachte.
Verdachte heeft erkend dat hij en de medeverdachte kort na hun bezoek aan de groothandel een bivakmuts hebben gedragen.
Op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van verdachte en de medeverdachte oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen van de diefstal van de bivakmutsen bewezen.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende.
De in de woning aangetroffen stof is, in tegenstelling tot de stof die is aangetroffen in de auto, niet door het NFI getest. De rechtbank ziet echter in de verklaring van de verdachte en de beschrijving van de stof voldoende wettig en overtuigend bewijs dat ook deze stof GHB bevat, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor het begrip 'aanwezig hebben' is het niet noodzakelijk dat de verdovende middelen de verdachte toebehoren. Voor strafbaarheid is voldoende dat het onder de Opiumwet vallende middel zich in de machtssfeer bevindt van de verdachte (zie bijvoorbeeld HR 15 september 1986, NJ 1987/359).
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen voor zowel de GHB in de auto als de GHB in de woning van verdachte blijkt dat deze zich in de machtssfeer van de verdachte en de medeverdachte bevond: zij konden er beiden feitelijk over beschikken.
De rechtbank acht aldus het onder 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde, redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 14 april 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik reed op 14 oktober 2016 vanuit de woning aan de [straatnaam] te Drachten, waar ik samen met mijn broer [medeverdachte] woon, naar mijn broer.
Ik ben daarna met hem in de groothandel [bedrijfsnaam] geweest. Ik herken mezelf op de foto die is opgenomen op pagina 361 in het dossier: ik ben de persoon met de rode pet op. Ik zie dat ik daar een bivakmuts in mijn handen heb.
[medeverdachte] en ik hebben samen op 14 oktober 2016 een slok gehad van de GHB die hij in zijn bestelauto, een Mercedes-Benz, had.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 20 oktober 2016, opgenomen op pagina 292 e.v. van het dossier met nummer BVH PL0100-016294388 d.d. 1 maart 2017, inhoudende als verklaring van [naam] :
Ik doe, namens groothandel [bedrijfsnaam] , aangifte van diefstal in vereniging van 2 bivakmutsen ROSKILDE Balac, code nr. HEZ75726990STD, kleur zwart.
Op 14 oktober 2016 omstreeks 15:05 uur kwamen er 2 jongemannen ons bedrijfspand aan de [straatnaam] binnen. Op de camerabeelden zag ik de beide mannen voor het schap van de voornoemde bivakmutsen staan. Ik zag dat ze beiden een bivakmuts in hun handen hadden. Vervolgens zag ik op de camerabeelden dat beide mannen wegliepen in de richting van de kassa met de zwarte bivakmutsen in hun handen. Vervolgens loopt diegene met het wit/grijze petje een paar keer door naar een ander schap. Vlak daarna zag ik dat deze jongeman in beeld verscheen en daarbij niets meer in zijn handen had. Vervolgens zag ik dat de beide jongemannen bij de kassa aankwamen en alleen 2 overalls per pin afrekenden. Mijn collega heeft deze betaling afgehandeld en hij heeft mij ook verteld dat de man met het wit/grijze petje alleen de 2 overalls heeft afgerekend.
Ik zag de eerder genoemde jongemannen uit ons bedrijfspand komen en richting de Mercedes Vito lopen, waarmee ze ook gekomen zijn. Op de camerabeelden, gericht op de buitenzijde van het bedrijfspand, is te zien dat de jongeman met het wit/grijze petje iets zwarts in zijn rechterhand heeft en dat er in zijn linker broekzak iets zwarts zichtbaar is. Nadat ik mijn administratie had geraadpleegd, bleek dat er, ondanks dat het schap van de bivakmutsen leeg was, 2 Roskilde Balac bivakmutsen aanwezig moesten zijn.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 26 januari 2017, opgenomen op pagina 229 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte] :
Mijn broertje gebruikte al GHB. Ik begon ook wat meer GHB te gebruiken. [verdachte] en ik hebben thuis, op 14 oktober 2016, ook nog een buisje GHB genomen. [verdachte] en ik gingen in mijn auto weg. We reden langs de winkel [bedrijfsnaam] . Ik ben met [verdachte] in de winkel gegaan om overalls te halen. Toen [verdachte] en ik in de winkel waren, dachten we: ook die bivakmutsen kunnen wel mee. En dan pak je het mee. De overalls heb ik afgerekend bij de kassa. De bivakmutsen had ik in mijn zak gedaan. Ik heb de bivakmutsen niet afgerekend.
Ik weet dat er op 14 oktober 2016 GHB in de woning lag. We hadden een feestje gehad en daar was het van.
4. Een schriftelijk bescheiden, te weten een Kennisgeving van inbeslagneming artikel 94 Wetboek van Strafvordering, opgenomen op pagina 86 van voornoemd dossier, inhoudende:
Inbeslagneming : in woning [straatnaam] te Drachten.
Datum : 14 oktober 2016
Goednummer : PL0100-2016294388-788701.
Categorie omschrijving: medicamenten/hulpmiddelen.
Object : verdovende middelen, GHB
Bijzonderheden : literfles rode dop kwart gevuld.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 14 oktober 2016, opgenomen op pagina 308 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Op 14 oktober 2016 hebben wij de Mercedes -Benz, type Vito, kenteken [nummer] doorzocht.
In het dashboardkastje zagen we een flesje met daarin een stroperige vloeistof, vermoedelijk GHB, een stof genoemd op lijst I van de Opiumwet.
Goederen: PL0100-2016294388-788649, medicamenten/hulpmiddelen, verdovende middelen, GHB.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 2 november 2016, opgenomen op pagina 536 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Op 31 oktober 2016 ontvingen wij een hoeveelheid vermoedelijke verdovende middelen.
Deze werden getest conform het daarvoor bestemde protocol. Voor het testen van het genomen monster werd gebruik gemaakt van de Ferrichloride test. Deze test is geschikt voor het testen van GHB (Gamma Hydroxy Boterzuur).
Waarnemingen en bevindingen.
Goednummer: PL0100-2016294388-788649
Omschrijving: plastic flesje met groene dop "Sisi Action Orange, 0,25 1" met daarin een kleurloze, heldere, lobbige vloeistof
Bruto gewicht: 60,42 gram
Netto gewicht: 37,39 gram
Het bovenstaande goed werd getest met de Ferrichloride test: positief op GHB.
De kleur-reactietest is een indicatie dat het testmateriaal waarschijnlijk GHB bevat. Genomen monster : SIN AAKC8225NL Het bovengenoemde monster wordt naar het NFI verzonden.
7. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2016.12.07.114, d.d. 14 december 2016, opgenomen op pagina 541 en verder van voornoemd dossier, opgemaakt door ing. P.H. Walinga, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudende als zijn/haar verklaring:
Identificatie van verdovende middelen.
Onderzoeksmateriaal : AAKC8225NL
Omschrijving : monster kleurloze viskeuze vloeistof
Conclusie : bevat GHB (4-hydroxyboterzuur).
in de zaak met parketnummer 18/730383-16:
De rechtbank acht het onder 1. en 3. primair ten laste gelegde, net als de officier van justitie en de raadsman, niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat er bij verdachte geen opzet was op het vernielen van spullen.
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte (en de medeverdachte), zoals deze naar voren komen uit de bewijsmiddelen, naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op vernieling gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen is de rechtbank niet gebleken. Het onder 2. tenlastegelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde het volgende.
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met brandstichting is - voor zover hier van belang - vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee verdachte dreigde, hier brandstichting, ook daadwerkelijk gepleegd zou worden (vgl. HR 7 juni 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT3659, NJ 2005/448). De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheden waaronder de woorden zijn gebezigd niet van dien aard zijn dat het bedreigende karakter daaraan wordt ontnomen. Er is immers geen sprake geweest van een eenmalige onbeheerste uiting van woede: verdachte is de dag ervoor aangehouden voor - kort gezegd - huiselijk geweld in de woning en in de aanwezigheid van [slachtoffer2] . De rechtbank verwerpt aldus het verweer van de raadsman en acht het onder 4. ten laste gelegde op grond van de hieronder opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van de onder 2., 3. subsidiair en 4. ten laste gelegde, redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 14 april 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik was op 23 augustus 2016 in de woning aan het [straatnaam] in Drachten. Daar was ik onder meer met mijn broer [medeverdachte] , mijn moeder [slachtoffer2] en haar vriend [slachtoffer3] . Ik heb [slachtoffer3] meerdere keren geslagen. Ik heb ook spullen van de tafel gegooid.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 23 augustus 2016, opgenomen op pagina 31 e.v. van het dossier met nummer 2016241542 d.d. 4 oktober 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer3] :
Op 23 augustus 2016 was ik bij mijn vriendin, [slachtoffer2] , aan het [straatnaam] in Drachten. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij begon te slaan. Ik zag dat hij dit met twee vuisten deed. Ik voelde dat hij mij op mijn hoofd sloeg. Ik voelde dat dit pijn deed aan mijn hoofd. Ik zag vervolgens dat [medeverdachte] op mij af kwam en ik zag en voelde dat hij mij ook begon te slaan met vuistslagen. Hierbij voelde ik wel pijn. Tijdens deze klappen zat ik ineen gedoken in een hoek van de kamer. Ik kon niet weg komen of de mishandeling stoppen. Na een tijdje werd een (1) van de jongens van mij afgetrokken, ik denk dat Maria dit deed. Ik kon vervolgens opstaan en bij de jongens wegkomen. Ik zag vervolgens dat [verdachte] en [medeverdachte] borden, bestek en pannen van tafel pakten en gooiden.
Tegelijkertijd zag ik dat [verdachte] ook een stoel pakte en deze gooide.
Door de vuistslagen die ik heb gekregen van [medeverdachte] en [verdachte] heb ik meerdere bulten boven mijn rechter oor op mijn hoofd. Ook heb ik rode zwelling onder mijn rechter oog en is mijn bovenlip opgezwollen en pijnlijk. Ook is door de klappen mijn linker voortand losgeraakt.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 23 augustus 2016, opgenomen op pagina 38 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer2] :
Vandaag 23 augustus 2016 was ik in mijn woning aan het [straatnaam] te Drachten. [verdachte] schiet langs mij en schiet als een dolle stier over de tafel heen naar [slachtoffer1] en begint op hem in te slaan. [slachtoffer1] deed helemaal niets. Terwijl [verdachte] [slachtoffer1] belaagde zag ik dat [medeverdachte] ook opsprong en [slachtoffer1] ook begon te slaan. Ik zag dat [slachtoffer1] probeerde weg te komen en dat hij ten val kwam. Hierdoor kwam hij in een hoek van de kamer terecht achter de tafel. [slachtoffer1] heeft zich niet kunnen verweren tegen [verdachte] en [medeverdachte] . Ze hebben met zijn tweeën op [slachtoffer1] zijn hoofd ingeslagen. Ik zag dat ze [slachtoffer1] zo vaak raakten. Ze hebben nog een van de tafelstoelen gepakt en gegooid. De tafelstoel is tegen een meubelkast gekomen die in de woonkamer stond. Deze is ook kapot. Ze hebben met borden, bestek, eten, alles lopen gooien in huis.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 24 augustus 2016, opgenomen op pagina 60 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van een verbalisant:
Tijdens mijn onderzoek op 24 augustus 2016 hoorde ik [verdachte] zeggen dat als hij een huisverbod zou krijgen, hij er dan voor zou zorgen dat zijn moeder ook geen onderdak meer zou hebben. Ik hoorde [verdachte] meerdere keren herhalen "ik geen huis, dan zij ook niet meer". Tevens hoorde ik [verdachte] zeggen dat hij nu vastzat door toedoen van moeder en stiefvader. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij het huis in de fik zou steken en dat we hem dan wel aan mochten houden, dat hij dan tenminste terecht vast zou zitten.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster van Politie Noord-Nederland d.d. 25 augustus 2016, opgenomen op pagina 46 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer2] :
Ik hoor van u, vandaag 25 augustus 2016 te Drachten, dat [verdachte] heeft gezegd dat hij het huis in de fik zou steken. Ik voel me hierdoor zeer zeker bedreigd.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van het onder 5. ten laste gelegde, redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 14 april 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik zat op 9 juli 2016 in de auto met mijn broer [medeverdachte] . Wij reden van Leeuwarden naar Drachten over de Rijksweg N31. Mijn broer heeft op die weg zijn auto tot stoppen gebracht. Wij zijn beiden uit onze auto gestapt en naar de andere auto toegelopen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 9 juli 2016, opgenomen op pagina 26 e.v. van het dossier met nummer 2016197313 d.d. 18 augustus 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer4] :
Ik doe aangifte van mishandeling. Dit is vandaag 9 juli 2016 gebeurt omstreeks 16:05 uur op de N31 van Leeuwarden richting Drachten.
Ik zag dat een bus voor mij ging rijden. Ik zag dat de bus steeds ging afremmen. Dit ging door totdat we stilstonden op de rechterstrook van de N31. Ik zag vervolgens aan beide kanten van de bus iemand uitstappen. Ik deed de deur open om vrijheid te krijgen om te bewegen. Ik zag dat de man van de bestuurderskant mijn deur met twee handen gespreid weer dicht sloeg op het glas. Ik zag dat diezelfde man de deur ook weer open trok. Ik zag dat de bestuurder als eerder uithaalde met zijn vlakke linkerhand. Ik voelde direct pijn bij de eerste klap. Ik zag dat mijn bril afviel in de bus. Ik voelde daarna nog een klap in mijn gezicht. Ik heb de klappen ook afgeweerd met mijn linkerhand en arm. Ik weet zeker dat ik beide personen heb zien slaan richting mijn gezicht. Ik weet niet of beiden mij geraakt hebben. Ik weet niet wie mij geschopt heeft. Ik voelde de schop op mijn linkerbeen. Dit was een schop met de voet in volledige voorwaartse beweging. Ik bedoel daarmee dat je schopt zoals je een deur dicht trapt met de zool volledig tegen deur aan. Ik heb twee trappen gevoeld. Ik voelde dat één trap goed aankwam en ik voelde hier pijn van. Dat zal wel een flinke blauwe plek opleveren.
Ik heb op dit moment, 17:54 uur, pijn aan mijn neus en als ik loop aan mijn been. Dat been is hard en stijf.
3. Een geneeskundige verklaring, op 9 juli 2016 opgemaakt en ondertekend door J.A. Maring, huisarts Tolbert, opgenomen op pagina 34 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende, als zijn/haar verklaring:
Medische informatie betreffende [slachtoffer4]
Datum waarop persoon werd onderzocht: 9 juli 2016.
Uitwendig waargenomen letsel: rode plek/hematoom (= bloeduitstorting) rechter neusvleugel wat diffuus, oud geronnen bloed huid eromheen
Is er vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel? Klein spierhematoom palpabel linker bovenbeen, pijnlijk (bloeduitstorting in linker bovenbeen)
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 9 juli 2016, opgenomen op pagina 35 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
Ik reed vandaag, 9 juli 2016, over de N31 vanaf Leeuwarden naar Drachten met mijn man [slachtoffer4] .
Ik zag dat de bestuurder en de bijrijder van de zwarte bus beiden uitstapten op de N31. Ik zag dat beide jongens naar mijn man liepen. Ik zag dat de bestuurder van de zwarte bus de deur van mijn man open trok. Ik zag dat mijn man nog probeerde zijn deur dicht te houden. Dit lukte hem niet. Ik zag dat mijn man meteen een klap in zijn gezicht kreeg. Ik zag dat de bril van mijn man ten gevolg van de klap af ging. Ik zag dat mijn man zijn deur weer dicht kon trekken. Dat was van korte duur want de deur werd meteen weer opengetrokken door volgens mij wederom de bestuurder. Ik weet dat niet zeker. Ik zag dat mijn man wederom een klap in zijn gezicht kreeg. Ik weet niet wie hem die klap gaf. Ik was druk op zoek naar mijn telefoon. Ik zag ook dat mijn man een trap tegen zijn linker bovenbeen kreeg. Ik denk dat de jongen die hem de tweede klap gaf hem ook de trap gaf. Dit ging bijna tegelijk, eerst de klap en daarna de trap. Ik zag dat de bril van mijn man, die hij na de eerste klap weer had opgezet, wederom door de tweede klap af ging.
Ik zag dat de bijrijder van de zwarte bus nog enkele malen hard op de motorkap van de auto sloeg. Dit was aan mijn kant van de auto.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 13 juli 2106, opgenomen op pagina 42 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam]:
Op 9 juli 2016 was ik als bijrijder in de auto onderweg van Leeuwarden naar Groningen. Wij reden via de Wâldwei, de N31, en reden van Leeuwarden naar Drachten. Ik zag dat er twee busjes op de rechterrijbaan tot stilstand waren gekomen. Ik zag dat de inzittenden van de voorste bus bij het geopende bestuurdersportier van de achterste bus stonden. Ik zag dat er twee personen bij deze portier stonden. Ik zag dat één van deze jongemannen met kracht tegen de bestuurder in de achterste bus trapte en dat deze jongeman rake klappen uitdeelde aan de bestuurder van de achterste bus. Ik zag ook dat zijn armen met kracht tegen de bestuurder van de achterste bus kwamen. Ik zag dat de andere jongeman ook bij de geopende portier van het achterste busje stond.
Door de verdediging is betoogd dat de verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, aangezien hij geen opzet heeft gehad op de door de medeverdachte gepleegde geweldshandelingen, maar daarbij slechts aanwezig is geweest.
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
De rechtbank stelt op grond van voornoemde bewijsmiddelen de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte zat bij de medeverdachte in de auto op het moment dat de medeverdachte de auto van aangever op de autoweg tot stoppen heeft gedwongen. Verdachte is gelijktijdig of kort na de medeverdachte uit de auto gestapt, beide verdachten zijn naar de auto van aangever gelopen en verdachte stond bij de auto aan de bestuurderskant op het moment dat de medeverdachte geweldshandelingen jegens de bestuurder uitvoerde. Ook heeft hij zelf daarbij ten minste slaande bewegingen richting aangever gemaakt en op de motorkap van de auto geslagen.
Op grond hiervan staat voor de rechtbank vast dat verdachte de medeverdachte getalsmatig heeft versterkt en dat hij door te handelen als hiervoor vermeld, opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen en daaraan een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Daarmee is het verweer verworpen en komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 5. primair ten laste gelegde.
in de zaak met parketnummer 18/720271-16, onder 1. en 2. ten laste gelegde:
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 8 juni 2016, opgenomen op pagina 75 e.v. van het dossier met nummer 2016165686 d.d. 30 augustus 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer5] :
Hierbij doe ik aangifte van diefstal van mijn trailer met boot en een buitenboordmotor. Het betreft hier een trailer Friestyletrailer niet kantelbaar met de boot Friestyle 420Plus blauw/crème en een buitenboordmotor Hildea 15PK LS elektrische start.
Op maandag 6 juni 2016 omstreeks 16.00 uur heb ik de bovengenoemde boottrailer met boot en buitenboordmotor gebracht bij [bedrijfsnaam] aan de [straatnaam] te [pleegplaats] . Op 8 juni 2016 omstreeks 09.00 uur kreeg ik een telefoontje van de heer [naam] waarin hij mij mede deelde dat mijn trailer met boot gestolen was. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 8 juni 2016, opgenomen op pagina 91 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
Op 6 juni 2016 bracht de heer [naam] zijn sloep van het merk FrieStyle 420 Plus bij mijn bedrijf [bedrijfsnaam] voor onderhoud. Deze boot stond op een boottrailer van het merk FrieStyle trailers. Ik stalde de boot aan de achterkant van mijn bedrijf. De achterkant van mijn bedrijf is zichtbaar vanaf de [straatnaam]. De boottrailer stond op slot door middel van een powerlock disselslot.
Op 7 juni 2016, omstreeks 24:00 uur, deed ik een ronde over mijn erf. Ik sloot mijn bedrijf af. Ik sloot de toegangspoort tot mijn erf af door middel van het slot in de poort en door middel van een hangslot die ik om de spijlen in de poort plaatste.
Op 8 juni 2016, omstreeks 08:30 uur, zag ik dat er buizen uit mijn hekwerk misten. Ik zag dat deze buizen over de sloot lagen. Ik zag dat er een oprijplaat uit mijn aanhangwagen overheen lag. Ik zag dat er een oprijplaat in de sloot lag. Ik zag bandensporen in de berm aan de overkant van de sloot. Ik zag schoensporen in het zand staan.
Ik zag slipsporen op de weg aan de overkant van de sloot. Vervolgens keek ik rond om te kijken wat er miste. Ik zag dat de boot en de trailer van de heer [naam] uit [pleegplaats] weg waren.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 21 juli 2016, opgenomen op pagina 84 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
Ik ben eigenaar van N369handel, voormalig [bedrijfsnaam] aan de [straatnaam] te [pleegplaats] . Ten tijde van de diefstal van boot en trailer van de heer [naam] op 8 juni 2016 is er één en ander op mijn bedrijfsterrein vernield.
Ik zag woensdag 8 juni 2016 om 8.30 uur dat het disselslot van de gestolen trailer er niet meer was.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 4 juli 2016, opgenomen op pagina 97 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer6] :
Plaats delict: [straatnaam] , [pleegplaats] , binnen de gemeente Achtkarspelen.
Pleegdatum: Tussen 15 mei 2016 en 4 juli 2016.
Ik doe hierbij aangifte van diefstal van mijn stalen sloep met 9.9 Mercury aanhangmotor. Deze boot is geheel mijn eigendom net als de bijbehorende motor en de trailer waarop deze ligt. Ik schat dat de waarde van deze boot tussen de 15.000 en 20.000 euro ligt. Vandaag, 4 juli 2016, omstreeks 09:45 uur werd ik gebeld door de heer [naam] . Hij vertelde mij dat de politie hem had gebeld in verband met genoemde boot.
Opmerking verbalisant: "Op de boot zat een koperen plaatje met daarom contact gegevens van de heer [naam] welke door mij gebeld was".
Hierop heb ik contact opgenomen met de politie via 0900 8844 en kreeg ik u aan de telefoon. U vertelde mij dat u een boot had aangetroffen en dat het vermoeden was dat deze van diefstal afkomstig was. Ik wist op dat moment nog niet dat de boot gestolen was.
Ik ben in het bezit gekomen van deze boot ongeveer een half jaar geleden via een handeltje. Ik heb de motor er achter laten hangen door een bedrijf. De motor had ik al, een zwarte Mercury van 9.9 pk. Ik wil de boot verkopen en had hem daarom op de trailer langs de weg staan op genoemde locatie. Ik had de boot nog niet gemist en dacht dat deze in mijn loods stond. De boot hing met de trailer achter een auto zodat deze 's nachts binnen gestald kon worden. Ik dacht dat de boot binnen gestald was en had hem daarom nog niet gemist.
U verteld mij dat de aanhangmotor wel aanwezig is maar niet meer achter de boot hangt.
U verteld mij dat de slangen van de motor zijn losgeknipt. Ik wil de boot natuurlijk graag terug hebben en wil de schade die er aan de boot is toegebracht vergoed hebben.
Bijlage goederen: naam schip: [naam] .
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 4 juli 2016, opgenomen op pagina 190 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
Diefstal boot te [pleegplaats]
Het is zo dat ik die boten samen met [verdachte] gestolen heb. [verdachte] vertelde dat hij wel een boot op een trailer wist die wij konden stelen en dan konden verkopen. Wij zijn toen 's nachts in mijn auto naar [pleegplaats] gereden. Die boot op trailer merk FrieStyle stond bij een soort van woning / bedrijf buiten op het erf.
Wij konden op dat terrein komen door over de sloot te springen. Wij hebben toen samen die boot op trailer over de sloot getrokken. We hadden buizen en een soort van rijplaat over de sloot gelegd. Dat spul lag achter de boot. Daar trokken we de trailer over heen. Toen dat gelukt was hebben we alles achter mijn auto gekoppeld en hebben wij de boot bij mij thuis in de loods gezet. Wij zouden de boot verkopen maar het is er nog niet van gekomen. [verdachte] had wel kopers zei die maar het is er nooit van gekomen
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 5 juli 2016, opgenomen op pagina 196 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
Opmerking verbalisant - Ik toon verdachte een foto van de boot/ sloep " [naam] " die bij verdachte inbeslaggenomen is.
Verdachte - Ook die boot heb ik samen met [verdachte] gestolen. [verdachte] wist die boot te staan. Hij zei tegen mij dat wie die gewoon konden pakken. Ik weet niet meer op welke dag het was, maar in de nachtelijke uren ben ik samen met [verdachte] in mijn auto naar [pleegplaats] gereden. Die boot zat ook op een trailer. De trailer met boot zat gekoppeld aan een Mercedes ML. Alles stond langs de kant van de weg. We hebben toen de trailer met boot losgekoppeld en achter mijn auto gedaan. Daarna hebben we alles naar mijn huis gebracht en daar in de loods gezet.
Wij hebben de motor losgeknipt. [verdachte] wilde de motor apart verkopen. We wilden alles verkopen om geld te verdienen.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 4 juli 2016, opgenomen op pagina 136 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten, althans één hunner:
Op maandag 4 juli 2016, omstreeks 09.30 uur, betraden wij, ter opsporing, het erf van [naam] op het perceel [straatnaam] te [pleegplaats] . Wij zagen dat er achter op het erf een houten schuur stond. De voorzijde van deze schuur was open en niet voorzien van een deur. Wij zagen dat er een drietal boten, op trailers, achter elkaar in deze schuur stonden.
Wij zagen dat achter boot 1 een tweede boot op een trailer stond; Wij zagen dat het ging om een stalen sloep met een houten opbouw. Op het stuurgedeelte zag ik, verbalisant [naam] , een plaatje met daarop gegevens van de eigenaar; [naam] .
Uit telefonisch contact met deze [naam] hoorde ik, [naam] , dat deze de huidige eigenaar zou bellen om hem te vragen of die contact met mij wilde opnemen. Korte tijd later werd ik gebeld door: [naam] , geboren [geboortedatum], wonende te [woonplaats]. De heer [naam] verklaarde dat hij eigenaar was van deze boot en dat deze gestolen was. Door het eerder gepleegde telefoontje kwam hij erachter dat de boot gestolen was. Hij had hem nog niet eerder gemist. Ik, verbalisant [naam] , heb later van hem een telefonische aangifte opgenomen van diefstal van deze boot, trailer en aanhangmotor (zwarte Mercury 9.9 pk).
Wij verbalisanten zagen dat er een aanhangmotor, een zwarte Mercury 9.9 pk, vlak naast de achterzijde van deze boot stond. Wij zagen dat de afstandsbediening van deze motor was doorgeknipt. Wij zagen aan de bedrading op de boot dat daar ook afstandsbedieningskabels waren doorgeknipt. Wij hadden hierdoor het vermoeden dat deze motor oorspronkelijk bij deze boot hoorde.
Wij zagen dat achter boot 2 een derde boot op een trailer stond; Wij zagen dat het ging om een polyester sloep, kleur blauw, voorzien van een witte kabelaring. Wij zagen dat er een aanhangmotor achter deze boot was bevestigd van het merk Hidea, 15 pk. Wij zagen dat deze boot op een FrieStyle trailer lag.
Wij zagen dat op deze trailer een kentekenplaat was bevestigd; [nummer] . Wij herkenden deze boot, motor en trailer als gestolen te [pleegplaats] , waarvan aangifte was gedaan 8 juni 2016. Bij navraag bleek het genoemde kenteken op naam te staan van aangever.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 8 juli 2016, opgenomen op pagina 165 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
Mijn vriend heet [naam] . Ik ken [verdachte] en [naam] via [naam] .
Een tijdje geleden was [verdachte] bij mij thuis. [verdachte] vertelde aan mij en [naam] dat hij samen met [naam] een boot had gestolen. Hij liet ons toen ook een bericht op Wâldnet zien van deze diefstal. Ik weet nog van dat bericht dat die boot via buizen of zo over de sloot heen is getrokken en zo is gestolen. [verdachte] vertelde aan mij en [naam] dat hij die boot wel wilde laten zien. Wij zijn toen met z’n drieën in de auto van [verdachte] gestapt en naar de woning van [naam] gereden. Toen wij daar waren nam [verdachte] ons mee naar een soort van houten carport die helemaal achter op het erf staat. [naam] was er toen ook hij. [verdachte] en [naam] vertelden ons dat zij twee boten gestolen hadden. Toen ik in die houten carport keek zag ik in ieder geval een witte boot op een trailer staat. Ik heb verder ook niet goed in die carport gekeken. Volgens mij stonden er twee boten, dus die witte en nog 1. [naam] en [verdachte] stonden de hele tijd maar stoer te vertellen hoe ze het gedaan hadden en zo.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 14 juli 2016, opgenomen op pagina 176 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
Op 11 juni 2016, vertelde [verdachte] mij dat hij boten had gestolen met mijn broer [naam] . [verdachte] vertelde dat zij dat met z’n beiden hebben gestolen. [verdachte] heeft mij deze boten laten zien toen ik dus op de [straatnaam] was, de boten stonden achter op het erf onder de carport. Ik hoorde dus [verdachte] zeggen dat hij en [naam] deze 2 boten hadden gestolen. Ik zag dat de beide boten op een botentrailers stonden.
in de zaak met parketnummer 18/720271-16, onder 3. ten laste gelegde:
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 20 juni 2016, opgenomen op pagina 121 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2016165686 d.d. 30 augustus 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer7] :
Ik doe aangifte van inbraak in mijn woning gelegen aan de [straatnaam] te Drachten. De buren van de [straatnaam] , de familie [naam] , pasten op onze woning gedurende onze vakantie. Van mevrouw [naam] heb ik gehoord dat zij op zondag 12 juni 2016 omstreeks 23:00 uur onze woning had verlaten en dat alles toen nog in orde was. Toen zij op maandag 13 juni 2016 omstreeks 08:30 uur weer in onze woning wilde kijken, ontdekte zij dat er was ingebroken in onze woning. Alle kasten waren overhoop gehaald. Uit de woning zijn verschillende goederen weggenomen en zijn er twee sloten, één van de zij/achterdeur en één van de bijkeukendeur vernield en de kozijnen zijn hierbij beschadigd om de woning binnen te komen.
Uit de woning zijn verdwenen een Panasonic 47 inch TV met zilverkleurige achterkant, een Basic Wave Music systeem radio/CD, een laptop van het merk Hewlett Packard en een decoupeerzaag Black & Decker. Van de zolder zijn weggenomen ongeveer 7 à 8 locomotieven van de merken Märklin en Fleischmann en 12 wagons van diverse typen. Ook zijn er ongeveer honderd sportmedailles verdwenen. Ook zijn er zilveren sierraden weggenomen. Een gouden Parker vulpen in een etui van leer met mijn naam [slachtoffer7]
er ingegraveerd en tevens zat er in dit etui een zilverkleurige balpen. Ook zijn drie biljetten voor in totaal 25 Zwitserse Franken weggenomen en een zwart fluwelen antiek handtasje met een zilveren beugel. En een handspiegel bronskleurig met een geborduurd motief op de achterzijde. Ook is er een zwarte met grijze rugtas/zak meegenomen.
Bijlage weggenomen goederen: ook zijn weggenomen een naaimachine, Lewenstein en gereedschap, te weten een dopsleutelset.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 7 juli 2016, opgenomen op pagina 160 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van een verbalisant:
Op 17 juni 2016 deed aangever [slachtoffer7] , aangifte terzake inbraak woning [straatnaam] te Drachten. Aangever verklaarde dat uit zijn woning was weggenomen o.a. een zilverkleurige TV merk Panasonic 47 inch. Op 4 en 5 juli 2016, verklaarde aangehouden verdachte
[naam] , dat hij samen met [verdachte] en [naam] , had ingebroken op de [straatnaam] te Drachten. Verdachte [naam] verklaarde dat [verdachte] uit deze woning een TV merk Panasonic had meegenomen naar zijn nieuwe woning. Volgens [naam] zou [verdachte] een nieuwe woning hebben, gelegen boven supermarkt de [bedrijfsnaam] en [bedrijfsnaam] aan de [straatnaam] te Drachten. Het nummer van de woning zou 16 zijn. Op 6 juli 2016, meldde zich vrijwillig aan het politiebureau te Drachten verdachte [verdachte] . Aldaar werd [verdachte] aangehouden voor o.a. voornoemde inbraak woning. [verdachte] gaf tijdens zijn insluiting in het cellencomplex te Drachten aan dat bij sinds een tijdje verblijft in een woning boven de [bedrijfsnaam] te Drachten. Opmerking verbalisant: Het complex [bedrijfsnaam] / [bedrijfsnaam] , zit gevestigd aan de [straatnaam] te Drachten.
Op 6 juli 2016 trad ik samen met collega [naam] , binnen in de woning gelegen aan de [straatnaam] te Drachten. In de woning werd een zilvergrijze TV merk Panasonic 47 inch aangetroffen. Deze TV werd inbeslaggenomen.
Op 6 juli toonde ik de inbeslaggenomen TV aan bestolene [slachtoffer7]. [slachtoffer7] vertelde dat zijn gestolen TV er net zo uitzag als de aan hem getoonde TV. [slachtoffer7] liet mij een aankoopbon zien van de gestolen TV. Blijkens deze bon zou het type nummer van deze tv een TX L47 AS740 moeten zijn. Aangever liet ons het oude instructieboekje zien van de gestolen TV. Uit plaatjes die in dit boekje stonden bleek dat de aangetroffen TV overeenkomt met type nummer TX L47 AS740.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 5 juli 2016, opgenomen op pagina 196 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
Woninginbraak [straatnaam] te Drachten.
O: Ik toon verdachte een foto van de [straatnaam] te Drachten.
V: Is dit de woning waar jullie hebben ingebroken?
A: Ja, bij deze woning hebben wij ingebroken. [naam] kwam met het idee. Hij had de woning geobserveerd en wist dat de bewoners op vakantie waren. [verdachte] had een apparaat om het slot kapot te krijgen.
We zijn toen met z'n drieën 's avonds laat / 's nachts in mijn auto naar die woning gereden. Daar heeft [verdachte] het slot van een deur kapot gekregen. Toen het slot kapot was zijn wij alle drie de woning binnen gegaan. Daar hebben we alles doorzocht. We hebben kasten en lades open gemaakt en overhoop gehaald. Ook zijn er andere deuren in die woning open gebroken. Ik weet dat [verdachte] daar o.a. een TV meegenomen heeft. Volgens mij van het merk Panasonic. Die heeft hij nu in zijn nieuwe woning hangen. Hij woont met zijn vriendin in een flat boven de [bedrijfsnaam] en een [bedrijfsnaam] in Drachten. Verder hebben wij daar o.a. een laptop, modelbouw treintjes, een stereospeler, sieraden en nog veel meer spullen meegenomen en in mijn auto gelegd. We zijn toen naar de woning van [naam] gereden. Daar hebben wij wat tassen met spullen die wij gestolen hadden bekeken. Daar zaten o.a. de sieraden in. [verdachte] en [naam] zeiden dat dit allemaal niets waard was en dat het geen echt zilver was en dat ik als ik naar huis ging dit moest dumpen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 6 juli 2016, opgenomen op pagina 201 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
Over de diefstal uit de woning te Drachten verklaar ik het volgende. Wij zijn naar de achterdeur gegaan. [verdachte] en [naam] hebben de achterdeur open gemaakt. [verdachte] heeft een ding, waarmee je een schroefje in het slot draaide. Met een speciale tang, die je op het schroefje kan zetten wilden ze de deur open maken. Dit mislukte met dit stuk gereedschap. Toen hebben ze de cilinder afgebroken met een waterpomptang. Hierna zijn wij naar binnen gegaan. Binnen was nog een deur op slot die hebben ze open gemaakt met een koevoet. Dit was de tweede deur binnen. Hier hebben [verdachte] en [naam] om ongeveer 40 centimeter van de grond, de koevoet tussen de deur gezet. Ze hebben er nog wel even werk van gehad. Ik heb niet naar de schade aan de deur gekeken. Toen zijn wij naar binnen gegaan. [naam] zei: "We moeten de laden doorzoeken." We kwamen sieraden tegen in de lades. [verdachte] was bezig met de TV, want die wilde hij hebben. Op de zolder kwamen wij modeltreintjes tegen. [naam] heeft die naaimachine.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 8 juli 2016, opgenomen op pagina 165 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
Mijn vriend heet [naam] . [naam] heeft [verdachte] via mij leren kennen. Hij gaat de laatste tijd ook wel om met [naam] . [naam] is de laatste tijd regelmatig 's avonds en 's nachts op pad met [naam] en/of [verdachte] . Ik weet dat [verdachte] een TV heeft die niet eerlijk is.
[verdachte] vroeg op een zaterdagavond of [naam] , [naam] en ik meegingen naar zijn nieuwe woning. [verdachte] had toen net een nieuwe woning boven de [bedrijfsnaam] . Toen wij daar binnen waren liet hij mij een TV zien. Hij was toen stoer tegen mij aan het praten dat hij deze tv gratis had. Zoals hij over die tv aan het praten was, snapte ik wel dat het niet een eerlijke tv was.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 14 juli 2016, opgenomen op pagina 176 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
Mijn broer is [naam] . [naam] kwam samen met [verdachte] bij ons over de vloer. Ik heb in de periode vlak voor de aanhouding van [naam] meerdere keren gezien dat [naam] en [naam] 's ochtends thuiskwamen.
Mijn moeder vertelde mij nog dat [naam] haar een naaimachine had aangeboden.
[verdachte] vertelde mij dat de TV die [naam] , [naam] en hij hadden gestolen bij hem in de woning hangt. [verdachte] vertelde mij dat hij deze TV uit een woning heeft gehaald, zij hadden namelijk een tip gekregen dat de bewoners op vakantie waren. Hij vertelde ook dat zij een apparaat hadden gekocht waarmee je een slot gemakkelijk kunt openen. Hij vertelde dat je dit apparaat op een slot zet en dat met een schroef erin het slot in de deur dan kan worden geopend.
in de zaak met parketnummer 18/730042-17:
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 21 september 2016, opgenomen op pagina 60 e.v. van het dossier met nummer 2016339860 d.d. 1 december 2016, inhoudende als verklaring van [naam] van [bedrijfsnaam] :
Ik ben namens [bedrijfsnaam] , gelegen aan de [straatnaam] te [pleegplaats] , gemeente Achtkarspelen, gerechtigd tot het doen van aangifte. Dit is een bedrijfspand/terrein gelegen aan de openbare weg. Het terrein is omgeven door een hekwerk, welke afgesloten wordt middels twee hangsloten. Op zaterdag 17 september 2016 werd het terrein met bijbehorende loodsen onbeschadigd en slotvast afgesloten. Op maandag 19 september werd ik gebeld door een werknemer die aangaf dat er weer was ingebroken en de hangsloten van het toegangshek geforceerd waren. Ik ben ter plaatse gegaan. Ik zag dat alle vier overhead deuren en de loopdeur van de loods openstonden. Ik zag dat het raam naast de loopdeur vernield was. Men heeft meerdere goederen van [bedrijfsnaam] weggenomen. Het gaat om de volgende goederen: rond de tweehonderd kilo stroomkabel, drie zwarte compressoren, merk l'Unite, Kopermessing, ongeveer 50 kg, een Makita kettingzaag en een koperen distilleerketel.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 19 september 2016, opgenomen op pagina 72 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten, althans één hunner:
Op 19 september 2016 kregen wij het verzoek te gaan richting [straatnaam] te Drachten. Aldaar zouden twee personen allemaal goederen overladen van een kleine donkere personenauto naar een grijze Renault. Deze goederen zouden vermoedelijk afkomstig zijn van diefstal volgens melder. Dit zouden onder andere gereedschap, tuinslangen en elektrische heggenscharen zijn. De kleine donkere personenauto zou weggereden zijn en één van de personen zou een woning ingelopen zijn met een groen/witte zonwering voor het raam. Ons is ambtshalve bekend dat in deze straat [verdachte] verblijft op de [straatnaam] . Ons is bekend dat hij een grijze Renault in zijn bezit heeft met kenteken [nummer] . Ons is bekend dat de woning van de [straatnaam] groen/witte zonwering heeft. Wij kwamen ter plaatse op de [straatnaam] te Drachten en zagen de Renault met kenteken [nummer] staan.
Ik, verbalisant [naam] , heb in de personenauto gekeken en zag een kleed liggen over de gehele achterbank. Het was duidelijk dat daar iets onder lag. Ik, verbalisant [naam] , zag dat aan de bestuurderskant achterin meerdere koperen spullen lagen. Dit waren koperen buizen.
Ik, verbalisant [naam] , heb het portier achter van de bestuurderskant open gedaan. Dit portier was niet afgesloten. Wij zagen dat er meerdere kratten vol met koper achterin lagen en heel veel rollen met dikke kabels. Aan de bijrijderskant achterin lag een groot koperen vat. Wij keken richting de woning met de groen/witte zonwering. Dit betreft [straatnaam] . Wij zagen een manspersoon voor het raam staan. Hij keek richting ons vanuit zijn woning. Wij zagen en herkenden dat de persoon die voor het raam stond ons ambtshalve bekende [verdachte] was. Hij is tevens de tenaamgestelde van de Renault die vol met koper en dikke kabels lag.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 20 september 2016, opgenomen op pagina 80 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van een verbalisant:
Ik zag op 20 september 2016 omstreeks 10:00 uur beelden van een bewakingscamera welke door aangever beschikbaar zijn gesteld aan de politie. In de nacht van zondag 18 september op maandag 19 september 2016 heeft er een koperdiefstal plaats gevonden bij [bedrijfsnaam] aan de [straatnaam] te [pleegplaats] . Op de beelden zag ik twee jongemannen. Ik hoorde de mannen ook met elkaar praten. Een van de mannen herkende ik als zijnde één van de gebroeders [straatnaam] . De gebroeders [straatnaam] zijn mij ambtshalve bekend. Ik ken ze als [medeverdachte] en [verdachte] , beiden geboren op 9 februari 1996. Zij zijn een eeneiige tweeling en lijken veel op elkaar. Ik heb meerdere keren bemoeienis met beide jongemannen gehad. Een aantal weken geleden heb ik de gebroeders [straatnaam] nog aangehouden voor openlijke geweldpleging. Op de beelden wordt gesproken en ik herken de stem ook, als zijnde van [medeverdachte] of [verdachte] . Toen ik de beelden bekeek hoorde ik een van de mannen zeggen; ‘hé [verdachte] moet je eens kijken’ of woorden van gelijke strekking. Daardoor vermoed ik dat het [verdachte] is geweest, samen met een andere man, welke ik niet herken.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 20 september 2016, opgenomen op pagina 81 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van een verbalisant:
Op 20 september 2016 bekeek ik beelden die waren aangeleverd door het bedrijf [bedrijfsnaam] uit [pleegplaats] . Ik bekeek de beelden en luisterde naar de stemmen. Ik zag dat over het beeld twee personen over het terrein van de [bedrijfsnaam] liepen. Ik herkende in één van die personen de mij ambtshalve bekende [verdachte] . Ik heb [verdachte] recent nog gehoord in een zaak die ik behandelde. Ik herkende zijn gezicht positief. Ik herkende ook zijn stem toen hij in gesprek was met de andere persoon op het beeld. Ik hoorde dat die andere persoon meerdere malen [verdachte] bij zijn voornaam noemde.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 20 september 2016, opgenomen op pagina 82 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van een verbalisant:
Op 20 september 2016, bekeek ik beelden die waren aangeleverd door het bedrijf [bedrijfsnaam] uit [pleegplaats] . Eerder dit jaar had ik, in verband met een staande houding, contact met verdachte [naam] en ik herken hem op de camerabeelden volledig als zijnde: [naam] , geboren op 16 september 1988 te Groningen. Ik hoor [naam] ook bepaalde dingen zeggen waarbij de naam ‘ [naam] ’ werd genoemd. Het is mij ambtshalve bekend dat [naam] vriendin [naam] uit Drachten is.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 20 september 2016, opgenomen op pagina 83 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van een verbalisant:
Ik hoorde aangever [bedrijfsnaam] het volgende verklaren naar aanleiding van een geplaatst artikel, genaamd 'goederen en voertuig in beslag genomen', gedateerd op 19 september 2016, op de site www.waldnet.nl: "Ik herken de goederen op de foto’s als zijnde mijn eigendom. Ik herken de manier van labelen. Ik herken de labels aan de kleur en aan het formaat. Tevens herken ik een koperen distilleervat, een koperen pijp voor een distilleervat, drie compressors en een koelaggregaat. Het koelaggregaat moet van met het merk l’Unitec zijn."
7. een kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen op pagina 3 van voornoemd dossier, inhoudende:
Inbeslagneming: plaats: [straatnaam] Drachten op 19 september 2016 te 02.53 uur. Goed: voertuig, Renault Laguna, [nummer] .