Beoordeling van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd ten aanzien van:
- het in de zaak met parketnummer 18/730440-16 primair ten laste gelegde;
- het in de zaak met parketnummer 18/730093-17 onder 1. primair en 2. ten laste gelegde;
- het in de zaak met parketnummer 18/730382-16 onder 2., 3. subsidiair, 4., 5. primair en 6. ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730382-16 onder 1. en 3. primair ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
In de zaak met parketnummer 18/730440-16 heeft de raadsman het volgende aangevoerd.
Uit de stukken van het dossier blijkt dat er een sleutel is weggenomen en dat dit volstrekt niet de reden was dat verdachte bij de woning van aangeefster was. De medeverdachte heeft aangegeven dat hij de sleutel heeft meegenomen. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte hier iets van wist. Het opzet van verdachte is derhalve niet gericht geweest op het wegnemen van de sleutel, ook niet in voorwaardelijke zin. De raadsman heeft op grond hiervan vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het meer subsidiaire ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaringen van verdachte als uitgangspunt moeten worden genomen bij de beoordeling, omdat zijn verklaringen - in tegenstelling tot die van aangeefster - wel worden ondersteund door andere bewijsmiddelen. Daarbij is tevens van belang dat het gefotografeerde letsel, met name de schrammen, niet past bij het vermeende stevig vastpakken door een van de verdachten.
De raadsman heeft op grond van het voorgaande verzocht om enkel bewezen te verklaren dat de verdachten hebben gevraagd naar weed en dat ze aangeefster bij de arm hebben gepakt.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730382-16 heeft de raadsman het volgende aangevoerd.
De raadsman heeft gemotiveerd vrijspraak bepleit van het onder 1. en 3. primair ten laste gelegde. Het onder 2. en 3. subsidiair ten laste gelegde kan volgens de raadsman wettig en overtuigend bewezen worden.
De raadsman heeft voorts vrijspraak bepleit van het onder 4. ten laste gelegde, te weten bedreigingen van [slachtoffer2] . De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte de ten laste gelegde strafbare bedreigingen heeft geuit en tevens kan hij niet als medepleger hiervan worden aangemerkt. Daarnaast blijkt de woede van verdachte vooral gericht te zijn op [slachtoffer3] en niet op zijn moeder, [slachtoffer2] . Bovendien kan de uitlating ‘ik maak ze kapot’ niet zonder meer als een bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling worden aangemerkt.
Ten aanzien van het onder 5. primair ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat er geen bewijs is voor het bestanddeel 'in vereniging' en verdachte derhalve van dit feit vrijgesproken dient te worden. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de verklaring van verdachte, dat hij de enige is die geweld heeft gebruikt, wordt ondersteund door de twee onafhankelijke getuigen. Het enkele aanwezig zijn van zijn broer is volgens vaste jurisprudentie onvoldoende om te oordelen dat hij een wezenlijke en significante bijdrage heeft geleverd aan dit geweld.
De raadsman heeft voorts gemotiveerd vrijspraak bepleit van het onder 6. ten laste gelegde nu, ondanks de bekennende verklaring van verdachte, niet ondubbelzinnig is vastgesteld dat er GHB in het aangetroffen flesje zat.
In de zaak met parketnummer 18/730093-17 heeft de raadsman ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde medeplegen, nu verdachte heeft bekend de bivakmutsen alleen te hebben gestolen.
Ten aanzien het onder 2. ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit van het opzettelijk aanwezig hebben van GHB in de woning aan de Westerstraat, nu er geen bewijs is dat verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van deze drugs in zijn woning.
Het oordeel van de rechtbank
In de zaak met parketnummer 18/730440-16
Aangeefster [slachtoffer1] (hierna: [slachtoffer1] ) heeft - samengevat en voor zover hier van belang - verklaard dat zij met geweld en onder bedreiging van geweld een sleutel heeft afgestaan aan twee daders, zodat deze daders in haar schuren konden zoeken naar weed.
Verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) bekennen dat zij de personen zijn die bij [slachtoffer1] zijn geweest, maar ontkennen stellig dat zij geweld hebben gebruikt of bedreigingen hebben geuit, teneinde hun beoogde doel, te weten het verkrijgen van weed, te bereiken.
De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster betrouwbaar. De verklaringen zijn consistent en de gedetailleerde beschrijving van het toegepaste geweld past bij het door een arts geconstateerde letsel. Daarbij overweegt de rechtbank in het bijzonder dat het heel goed mogelijk is dat de schaafwonden aan de arm van aangeefster zijn ontstaan op het moment dat zij is gedwongen om op de grond te gaan liggen. Daarnaast vindt de verklaring van aangeefster over het effect dat het intimiderende optreden van verdachten, het op haar toegepaste geweld en de geuite dreigende taal, op haar hebben gehad, steun in de verklaringen van diverse getuigen. Zo heeft haar zus verklaard dat zij gebeld werd door aangeefster vlak nadat de overval had plaatsgevonden en dat aangeefster erg overstuur en in paniek was. De dochter van aangeefster heeft in gelijke zin verklaard. De ambulancechauffeur die aangeefster kort na de overval gesproken heeft, omschrijft dat aangeefster zo geëmotioneerd was dat hij haar alleen gelaten heeft met de verpleegkundige. De beschrijving van de emotionele toestand waarin aangeefster zich kort na het gebeuren bevond, past niet bij de verklaringen die de verdachten hebben afgelegd. Mede om die reden moet de verklaring van verdachte en de medeverdachte, dat aangeefster gewillig meewerkte, en spontaan de sleutel van de loods aan hen heeft aangereikt, en dat zij na te zijn bijgekomen van de eerste schrik van het zien van twee mannen met bivakmutsen op haar erf gemoedelijk met verdachten heeft gesproken, als niet geloofwaardig terzijde worden geschoven.
De rechtbank neemt op grond van het voorgaande de verklaring van aangeefster als uitgangspunt.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] onder bedreiging van geweld en met gebruikmaking van geweld de sleutel van aangeefster hebben verkregen teneinde toegang te krijgen tot de schuren van aangeefster waarin mogelijk weed zou liggen.
Onder bevoordeling als bedoeld in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht verstaat de rechtbank: elke verbetering van de positie, mits deze verbetering (dit voordeel) economische waarde heeft.
De sleutel kan naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als een voordeel met enige economische waarde. Immers, verdachte en de medeverdachte hadden - in hun eigen voorstelling van zaken - met deze sleutel de mogelijkheid om zichzelf wederrechtelijk weed toe te eigenen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte en de medeverdachte door verkrijging van de sleutel onder genoemde omstandigheden zich schuldig hebben gemaakt aan een voltooide afpersing, zoals primair ten laste gelegd. De rechtbank zal verdachte dan ook hiervoor veroordelen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 14 april 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb van iemand gehoord dat er in de buurt van de woning op het perceel [straatnaam] te [pleegplaats] weed zou liggen. Ik reed op 14 oktober 2016 met mijn broer [naam] naar dit perceel. Ons doel was om daar weed te stelen. Wij droegen beide een overall en een bivakmuts. Toen een vrouw, waarvan wij later hebben gehoord dat zij [slachtoffer1] heet, ons bij het hok nabij haar woning zag, zijn wij naar haar toegerend. Zij schrok daar van. Toen hebben wij gezegd dat we voor de weed kwamen. Ik heb haar bij haar arm vastgehouden. Er is ook gezegd: 'liggen'. Wij hebben van [slachtoffer1] een sleutel gekregen waarmee wij een schuur konden openen om te bekijken of daar weed in lag. [naam] heeft in twee hokken gekeken. Ik bleef bij de vrouw staan.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 15 oktober 2016, opgenomen op pagina 282 e.v. van het dossier met nummer BVH PL0100-016294388 d.d. 1 maart 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer1] :
Het was 14 oktober 2016 15:00 uur. Rond 15:10 uur zette ik een bakje koffie. Ik hoorde toen gebonk. Ik ben even gaan kijken. Ik ging naar buiten en ik liep naar het hek en zag vanaf het hek twee mannen bij de caravan staan. Ik stond achter het hek dat op slot was. Ik dacht die hebben op de caravan staan slaan. In een flits zie je dan dat ze gemaskerd zijn en in reactie zei ik: 'hee wat moet dat daar'. Ze keken naar achteren en ik dacht even dat ze weg zouden rennen vanwege een beweging die ze maakten. Vervolgens lijkt het of ze even overleggen en in eens beginnen ze te gillen en te schreeuwen en komen ze naar het hek gestormd. De afstand tussen het hek en de caravan is denk ik ongeveer 15 meter. Ik dacht rennen en ik ging mijn voordeur binnen. Ik kon niet meer bij de sleutel en heb in paniek maar geprobeerd de deur tegen te houden. Ze bleven maar schreeuwen en gillen: 'We maken je kapot!' en 'Op de grond!'. Dat was zo intimiderend. Zij tegen die deur aan en ik kon het niet houden.
Toen kwamen ze binnen en toen waren ze nog kwader. Vooral die kleine. Die stond vlak voor me en schreeuwde: 'Waar is het weed?!! '. Toen moest ik op mijn knieën en ze bleven maar schreeuwen. Hij duwde mij naar beneden. Dat was nog steeds in de hal en die lange stond er achter met dat ding zo. Volgens mij was het een ijzeren voorwerp aan de lichte kleur te zien. Het was een voorwerp van zo'n veertig tot vijftig centimeter met iets ronds aan het uiteinde. Ik dacht nog als ik hier een klap mee krijg ben ik dood. In mijn paniek begin ik te huilen: 'Ik weet het niet, ik weet het niet'. En ik hoorde toen schreeuwen: 'Waar is de weed!, Waar is de weed!' vlak voor mijn gezicht. Hij bleef dat maar herhalen, die kleine, en hij was zo kwaad, hij bibberde er van zo kwaad.
Ik zei toen dat het in de schuur lag. Ik zei dat omdat ik hem rustiger wilde maken. Ik dacht dan gaan ze beide naar buiten. Maar dat was niet zo. Die grote deed wat de kleine zei.
Die grote moest naar de schuur. En de kleine hield me vast. Die grote kwam terug en zei: 'Niks'. Ik zei toen dat ik het verkeerd had aangegeven en dat het de grote schuur was verderop. Ik zat toen nog op de grond er werd vastgehouden door die kleine bij mijn nek. Hij drukte mijn hoofd naar beneden. Daarom heb ik ook last van mijn nek nu.
Hij zei toen: 'Ga mee!' tegen mij en 'Er naar toe, ga naar die schuur' tegen die grote. Ik zei toen: 'Die grote schuur zit op slot.' Ik hoorde de kleine schreeuwen: 'Pak die sleutel! Pak die sleutel! Die sleutel lag in de lade van een tafeltje en die heb ik gepakt. Die gaf ik toen aan die grote. Ik denk dat ze hier wel een kwartier zijn geweest. Ik was gedurende dit kwartier, de hele tijd, aan het huilen en smeken of ze mij niets aan wilden doen. Ik ben gisteren naar het ziekenhuis geweest van de stress. Ik merk het nu ook, ik krijg zo'n verschrikkelijke pijn in mijn maag. Ik was in shock en ze dachten dat ik last van mijn hart had. Dat bleek niet zo te zijn gelukkig. Mijn arm deed zo zeer dat ze dachten dat het gebroken was. Het is ook helemaal dik geworden. Dat gaat om mijn linker onderarm. Die pijn en verdikking is van de overval van gisteren. Er zitten bloed uitstortingen op. Ik weet niet precies waardoor dat gekomen is.
Waarschijnlijk van het vasthouden van die kleine. Die heeft me wel vastgehouden bij mijn armen. Ze hebben me op de grond geduwd, in mijn nek geduwd. Ik ben vreselijk geïntimideerd. Ik vreesde echt voor mijn leven.
3. Een geneeskundige verklaring, op 19 januari 2017 opgemaakt en ondertekend door drs. C.A. Jansen, SEH-arts KNGM, opgenomen op pagina 288 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende, als zijn/haar verklaring:
Medische informatie betreffende [slachtoffer1]
Uitwendig waargenomen letsel: Zwelling en beginnende bloeduitstorting linker onderarm.
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 14 oktober 2016
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 23 februari 2017, opgenomen op pagina 470 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
Ik ben chauffeur op de ambulance. We waren op 14 oktober 2016 op de post in Drachten en kregen een spoedmelding dat er een overval was geweest. Ik had dienst met een verpleegkundige. Wij gingen samen naar de woning. De politie kwam aanlopen met een vrouw. De vrouw had korte kleren aan. Ik ben samen met die vrouw en de verpleegkundige in de auto gegaan. Mevrouw was geëmotioneerd. Dat merkte ik aan de manier waarop ze zich uitte, huilen. Ze begon gelijk te vertellen over wat er in haar optiek gebeurd was. Ze vertelde dat zij is overvallen door twee gemaskerde mannen. Ze was door hun bedreigd en ze had verzet geleverd. Ze zei niet de reden waarom die mannen daar waren.
Niet dat ze wat mee hadden genomen. Dat ze zich gewelddadig naar binnen drongen. Maar een reden heeft ze niet verteld. Wat ik zag was zichtbaar letsel aan de arm. Die arm was al zichtbaar toen ze naar ons toe liep. Rode plekken op de bovenarm en rode plekken op de onderarm en schrammen op de onderarm. Ze klaagde erover dat het behoorlijk pijnlijk was. Eerst en snelle ABCD-check, omdat mevrouw zo geëmotioneerd was ben ik uit de ambulance gestapt, zodat zij alleen met de verpleegkundige was.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 16 oktober 2016, opgenomen op pagina 316 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 15 oktober 2016 zocht ik telefonisch contact met de zus van aangeefster, [naam] Ik hoorde haar zeggen dat haar zus haar gisteren tussen 15:30 en 16:00 uur in paniek had opgebeld. Ze vertelde dat de aangeefster eerst haar man en dochter had gebeld.
[naam] vertelde mij dat haar zus erg overstuur en in paniek was. Zij moest haar zus eerst kalmeren om wat zinnigs uit haar te krijgen. Ze huilde. Haar zus vertelde haar dat zij was overvallen. Ze vertelde dat ze niet goed werd. Ze vertelde dat haar arm pijn deed. Ze vertelde dat ze bang was om dood te gaan. [naam] vertelde mij dat zij haar zus nog nooit zo overstuur aan de lijn had gehad.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland, d.d. 16 oktober 2016, opgenomen op pagina 327 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op zaterdag 15 oktober 2016 heb ik contact opgenomen met [naam] , dochter van [slachtoffer1] Ik heb [naam] enkele vragen gesteld met betrekking tot de door haar gedane melding bij de politie over de overval op haar moeder. Daarop antwoordde zij mij dat haar moeder haar die dag om 15.35 uur belde en dat zij hoorde en merkte dat haar moeder heel erg overstuur was. Het kostte haar veel moeite om haar moeder rustig te krijgen. Haar moeder had haar verteld dat zij door twee mannen met bivakmutsen en een moersleutel in haar woning was bedreigd. Verder vertelde ze dat ze heel bang was geweest en voor haar leven had gesmeekt.
Het gesprek met haar moeder duurde lang omdat het tijd kostte om haar te kalmeren.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland, d.d. 14 oktober 2016, opgenomen op pagina 303 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten, althans één hunner:
Op vrijdag 14 oktober 2016 waren wij belast met onopvallende surveillance in Drachten. Omstreeks 15.56 uur kregen wij melding van een woningoverval op de [straatnaam] te Drachten. Omstreeks 16.43 uur reden wij over de [straatnaam] te Drachten en zagen wij ons een zwarte Mercedes Vito tegemoet komen rijden. Wij zagen dat in dit voertuig de ons bekende [naam] en [medeverdachte] zaten. Wij besloten de bestuurder een stopteken te geven. De bestuurder voldeed daaraan. De bestuurder, [medeverdachte] , gaf ons toestemming in de Mercedes Vito te kijken. Ik, [naam] , zag dat direct rechts naast de zijdeur een zwarte bivakmuts lag. Er lag een zwarte handschoen bij en er lag een rol vuilniszakken onder. Tevens zag ik dat er een schuursleutel lag met hieraan een wit label met de opdruk “ABC Hekwerk”.
Ik, [naam] , heb telefonisch contact gehad met de eenheid die nog ter plaatse was op de plaats delict. De collega vertelde mij dat de sleutel die was weggenomen een hok/schuursleutel betrof met hieraan een wit label met de opdruk “ABC Hekwerk”. Volledig overeenkomstig met de door ons aangetroffen sleutel.
In de zaak met parketnummer 18/730093-17
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 1. primair ten laste gelegde het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen twee of meer personen.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van beide verdachten bij het ten laste gelegde het volgende af.
Zowel verdachte als de medeverdachte [naam] zijn met een bivakmuts in hun handen in de richting van de kassa van de groothandel [bedrijfsnaam] gelopen. Medeverdachte [naam] stond in de nabijheid van verdachte op het moment dat verdachte twee overalls - en niet de bivakmutsen - afrekende. De bivakmutsen zaten op dat moment in de broekzak van de verdachte. Op een later moment zijn de bivakmutsen van de genoemde groothandel aangetroffen in de auto van de verdachte. De gestolen bivakmutsen zijn door beide verdachten gedragen.
Op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van verdachte en de medeverdachte oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen van de diefstal van de bivakmutsen bewezen.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende.
De in de woning aangetroffen stof is, in tegenstelling tot de stof die is aangetroffen in de auto, niet door het NFI getest. De rechtbank ziet echter in de verklaring van de verdachte en de beschrijving van de stof voldoende wettig en overtuigend bewijs dat ook deze stof GHB bevat, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor het begrip 'aanwezig hebben' is het niet noodzakelijk dat de verdovende middelen de verdachte toebehoren. Voor strafbaarheid is voldoende dat het onder de Opiumwet vallende middel zich in de machtssfeer bevindt van de verdachte (zie bijvoorbeeld HR 15 september 1986, NJ 1987/359).
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen voor zowel de GHB in de auto als de GHB in de woning van verdachte blijkt dat deze zich in de machtssfeer van de verdachte en de medeverdachte bevond: zij konden er beiden feitelijk over beschikken.
De rechtbank acht aldus het onder 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde, redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 14 april 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb op 14 oktober 2016 twee bivakmutsen gestolen bij de groothandel [bedrijfsnaam] . Mijn broer [naam] was met mij in de genoemde groothandel. We hebben beiden deze bivakmutsen gedragen.
[medeverdachte] en ik hebben samen op 14 oktober 2016 een slok gehad van de GHB die ik in mijn bestelauto, een Mercedes-Benz, had.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 20 oktober 2016, opgenomen op pagina 292 e.v. van het dossier met nummer BVH PL0100-016294388 d.d. 1 maart 2017, inhoudende als verklaring van [naam] :
Ik doe, namens groothandel [bedrijfsnaam] , aangifte van diefstal in vereniging van 2 bivakmutsen ROSKILDE Balac, code nr. HEZ75726990STD, kleur zwart.
Op 14 oktober 2016 omstreeks 15:05 uur kwamen er 2 jongemannen ons bedrijfspand aan de [straatnaam] binnen. Op de camerabeelden zag ik de beide mannen voor het schap van de voornoemde bivakmutsen staan. Ik zag dat ze beiden een bivakmuts in hun handen hadden. Vervolgens zag ik op de camerabeelden dat beide mannen wegliepen in de richting van de kassa met de zwarte bivakmutsen in hun handen. Vervolgens loopt diegene met het wit/grijze petje een paar keer door naar een ander schap. Vlak daarna zag ik dat deze jongeman in beeld verscheen en daarbij niets meer in zijn handen had. Vervolgens zag ik dat de beide jongemannen bij de kassa aankwamen en alleen 2 overalls per pin afrekenden. Mijn collega heeft deze betaling afgehandeld en hij heeft mij ook verteld dat de man met het wit/grijze petje alleen de 2 overalls heeft afgerekend.
Ik zag de eerder genoemde jongemannen uit ons bedrijfspand komen en richting de Mercedes Vito lopen, waarmee ze ook gekomen zijn. Op de camerabeelden, gericht op de buitenzijde van het bedrijfspand, is te zien dat de jongeman met het wit/grijze petje iets zwarts in zijn rechterhand heeft en dat er in zijn linker broekzak iets zwarts zichtbaar is. Nadat ik mijn administratie had geraadpleegd, bleek dat er, ondanks dat het schap van de bivakmutsen leeg was, 2 Roskilde Balac bivakmutsen aanwezig moesten zijn.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 26 januari 2017, opgenomen op pagina 229 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Mijn broertje gebruikte al GHB. Ik begon ook wat meer GHB te gebruiken. [naam] en ik hebben thuis, op 14 oktober 2016, ook nog een buisje GHB genomen. [naam] en ik gingen in mijn auto weg. We reden langs de winkel [bedrijfsnaam] Ik ben met [naam] in de winkel gegaan om overalls te halen. Toen [naam] en ik in de winkel waren, dachten we: ook die bivakmutsen kunnen wel mee. En dan pak je het mee. De overalls heb ik afgerekend bij de kassa. De bivakmutsen had ik in mijn zak gedaan. Ik heb de bivakmutsen niet afgerekend.
Ik weet dat er op 14 oktober 2016 GHB in de woning lag. We hadden een feestje gehad en daar was het van.
4. Een schriftelijk bescheiden, te weten een Kennisgeving van inbeslagneming artikel 94 Wetboek van Strafvordering, opgenomen op pagina 86 van voornoemd dossier, inhoudende:
Inbeslagneming : in woning [straatnaam] te Drachten.
Datum : 14 oktober 2016
Goednummer : PL0100-2016294388-788701.
Categorie omschrijving: medicamenten/hulpmiddelen.
Object : verdovende middelen, GHB
Bijzonderheden : literfles rode dop kwart gevuld.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 14 oktober 2016, opgenomen op pagina 308 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Op 14 oktober 2016 hebben wij de Mercedes -Benz, type Vito, kenteken [nummer] doorzocht.
In het dashboardkastje zagen we een flesje met daarin een stroperige vloeistof, vermoedelijk GHB, een stof genoemd op lijst I van de Opiumwet.
Goederen: PL0100-2016294388-788649, medicamenten/hulpmiddelen, verdovende middelen, GHB.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 2 november 2016, opgenomen op pagina 536 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Op 31 oktober 2016 ontvingen wij een hoeveelheid vermoedelijke verdovende middelen.
Deze werden getest conform het daarvoor bestemde protocol. Voor het testen van het genomen monster werd gebruik gemaakt van de Ferrichloride test. Deze test is geschikt voor het testen van GHB (Gamma Hydroxy Boterzuur).
Waarnemingen en bevindingen.
Goednummer: PL0100-2016294388-788649
Omschrijving: plastic flesje met groene dop "Sisi Action Orange, 0,25 1" met daarin een kleurloze, heldere, lobbige vloeistof
Bruto gewicht: 60,42 gram
Netto gewicht: 37,39 gram
Het bovenstaande goed werd getest met de Ferrichloride test: positief op GHB.
De kleur-reactietest is een indicatie dat het testmateriaal waarschijnlijk GHB bevat. Genomen monster: SIN AAKC8225NL Het bovengenoemde monster wordt naar het NFI verzonden.
7. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2016.12.07.114, d.d. 14 december 2016, opgenomen op pagina 541 e.v. verder van voornoemd dossier, opgemaakt door ing. P.H. Walinga, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudende als zijn/haar verklaring:
Identificatie van verdovende middelen.
Onderzoeksmateriaal : AAKC8225NL
Omschrijving : monster kleurloze viskeuze vloeistof
Conclusie : bevat GHB (4-hydroxyboterzuur).
In de zaak met parketnummer 18/730382-16 ten aanzien van het onder 1., 2., 3., 4. en 6. ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 1. en 3. primair ten laste gelegde, net als de officier van justitie en de raadsman, niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank is - met de officier van justitie en de raadsman - van oordeel dat het onder 2. en 3. subsidiair ten laste gelegde kan worden bewezen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde het volgende.
De rechtbank is - met de officier van justitie en de raadsman - van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte dreigend de woorden 'ik steek hun huis in de fik' heeft geuit en ook niet kan worden aangemerkt als medepleger van deze uitingen.
Ten aanzien van de ten laste gelegde woorden 'als ik vrij kom maak ik ze af' is de rechtbank -met de raadsman - van oordeel dat niet is gebleken dat verdachte deze of soortgelijke woorden (richting zijn moeder) heeft gebruikt.
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 4. ten laste gelegde.
De rechtbank acht het onder 6. ten laste gelegde eveneens op grond van de bekennende verdachte die hij bij de politie heeft afgelegd en het resultaat van de indicatieve test van de aangetroffen stof wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van de onder 2., 3. subsidiair, 4. en 6. ten laste gelegde, redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 14 april 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik was op 23 augustus 2016 in de woning aan [straatnaam] in Drachten. Daar was ik onder meer met mijn broer [naam] , mijn moeder [slachtoffer2] en haar vriend [slachtoffer3] . Ik en mijn broer hebben [slachtoffer3] meerdere keren geslagen. Ik heb ook spullen van de tafel gegooid.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 23 augustus 2016, opgenomen op pagina 31 e.v. van het dossier met nummer 2016241542 d.d. 4 oktober 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer3] :
Op 23 augustus 2016 was ik bij mijn vriendin, [slachtoffer2] , aan [straatnaam] in Drachten. Ik zag en voelde dat [naam] mij begon te slaan. Ik zag dat hij dit met twee vuisten deed. Ik voelde dat hij mij op mijn hoofd sloeg. Ik voelde dat dit pijn deed aan mijn hoofd. Ik zag vervolgens dat [medeverdachte] op mij af kwam en ik zag en voelde dat hij mij ook begon te slaan met vuistslagen. Hierbij voelde ik wel pijn. Tijdens deze klappen zat ik ineen gedoken in een hoek van de kamer. Ik kon niet weg komen of de mishandeling stoppen. Na een tijdje werd een (1) van de jongens van mij afgetrokken, ik denk dat [slachtoffer2] dit deed. Ik kon vervolgens opstaan en bij de jongens wegkomen. Ik zag vervolgens dat [naam] en [medeverdachte] borden, bestek en pannen van tafel pakten en gooiden.
Tegelijkertijd zag ik dat [naam] ook een stoel pakte en deze gooide.
Door de vuistslagen die ik heb gekregen van [medeverdachte] en [naam] heb ik meerdere bulten boven mijn rechter oor op mijn hoofd. Ook heb ik rode zwelling onder mijn rechter oog en is mijn bovenlip opgezwollen en pijnlijk. Ook is door de klappen mijn linker voortand losgeraakt.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 23 augustus 2016, opgenomen op pagina 38 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer2] :
Vandaag 23 augustus 2016 was ik in mijn woning aan [straatnaam] te Drachten. [naam] schiet langs mij en schiet als een dolle stier over de tafel heen naar [slachtoffer3] en begint op hem in te slaan. [slachtoffer3] deed helemaal niets. Terwijl [naam] [slachtoffer3] belaagde zag ik dat [medeverdachte] ook opsprong en [slachtoffer3] ook begon te slaan. Ik zag dat [slachtoffer3] probeerde weg te komen en dat hij ten val kwam. Hierdoor kwam hij in een hoek van de kamer terecht achter de tafel. [slachtoffer3] heeft zich niet kunnen verweren tegen [naam] en [medeverdachte] . Ze hebben met zijn tweeën op [slachtoffer3] zijn hoofd ingeslagen. Ik zag dat ze [slachtoffer3] zo vaak raakten. Ze hebben nog een van de tafelstoelen gepakt en gegooid. De tafelstoel is tegen een meubelkast gekomen die in de woonkamer stond. Deze is ook kapot. Ze hebben met borden, bestek, eten, alles lopen gooien in huis.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 24 augustus 2016, opgenomen op pagina 65 e.v. van het dossier met nummer 2016241542 d.d. 4 oktober 2016, inhoudende als verklaring van verdachte:
V: Er is ook een flesje aangetroffen waar lenzenvloeistof heeft ingezeten. We hebben het vermoeden dat hier nu GHB in zit.
A: Dit is van mij. Ik ga 1 keer in de twee maanden naar een feestje. Er zit GHB in het flesje.
5. Een schriftelijk stuk, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen op pagina 2 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Inbeslagneming : [straatnaam] te Drachten.
Omstandigheden : Het goed is aangetroffen op de slaapkamer van de verdachte.
Beslagene : [verdachte] .
Volgnummer : PL0100-2016241542-781196.
Bijzonderheden : GHB verpakt in een Kruidvat lenzenvloeistof flesje.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verdovende middelen van Politie Noord-Nederland d.d. 10 oktober 2016, opgenomen op pagina 70 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Goednummer PL0100-2016241542-781196
Omschrijving een flesje van wit plastic met etiket 'Kruidvat opticare all-in-one vloeistof zachte lenzen' met daarin een kleurloze heldere stroperige vloeistof
Bruto 79,25 gram
Netto 44,51 gram
Het bovenstaande goed werd getest met een Ferrichloride test: positief op GHB.
In de zaak met parketnummer 18/730382-16 ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van het onder 5. ten laste gelegde, redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 14 april 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik reed op 9 juli 2016 in de auto met mijn broer [naam] . Wij reden van Leeuwarden naar Drachten over de Rijksweg N31. Ik heb mijn auto op de autoweg tot stoppen gebracht.
Mijn broer en ik zijn beiden uit onze auto gestapt en naar de andere auto toegelopen. Ik trok de deur van de andere auto open. Mijn broer stond toen ook bij de deur. Ik heb de bestuurder van de andere auto geslagen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 9 juli 2016, opgenomen op pagina 26 e.v. van het dossier met nummer 2016197313 d.d. 18 augustus 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer4] :
Ik doe aangifte van mishandeling. Dit is vandaag 9 juli 2016 gebeurt omstreeks 16:05 uur op de N31 van Leeuwarden richting Drachten.
Ik zag dat een bus voor mij ging rijden. Ik zag dat de bus steeds ging afremmen. Dit ging door totdat we stilstonden op de rechterstrook van de N31. Ik zag vervolgens aan beide kanten van de bus iemand uitstappen. Ik deed de deur open om vrijheid te krijgen om te bewegen. Ik zag dat de man van de bestuurderskant mijn deur met twee handen gespreid weer dicht sloeg op het glas. Ik zag dat diezelfde man de deur ook weer open trok. Ik zag dat de bestuurder als eerder uithaalde met zijn vlakke linkerhand. Ik voelde direct pijn bij de eerste klap. Ik zag dat mijn bril afviel in de bus. Ik voelde daarna nog een klap in mijn gezicht. Ik heb de klappen ook afgeweerd met mijn linkerhand en arm. Ik weet zeker dat ik beide personen heb zien slaan richting mijn gezicht. Ik weet niet of beiden mij geraakt hebben. Ik weet niet wie mij geschopt heeft. Ik voelde de schop op mijn linkerbeen. Dit was een schop met de voet in volledige voorwaartse beweging. Ik bedoel daarmee dat je schopt zoals je een deur dicht trapt met de zool volledig tegen deur aan. Ik heb twee trappen gevoeld. Ik voelde dat één trap goed aankwam en ik voelde hier pijn van. Dat zal wel een flinke blauwe plek opleveren.
Ik heb op dit moment, 17:54 uur, pijn aan mijn neus en als ik loop aan mijn been. Dat been is hard en stijf.
3. Een geneeskundige verklaring, op 9 juli 2016 opgemaakt en ondertekend door J.A. Maring, huisarts Tolbert, opgenomen op pagina 34 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende, als zijn/haar verklaring:
Medische informatie betreffende [slachtoffer4]
Datum waarop persoon werd onderzocht: 9 juli 2016.
Uitwendig waargenomen letsel: rode plek/hematoom (= bloeduitstorting) rechter neusvleugel wat diffuus, oud geronnen bloed huid eromheen
Is er vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel? Klein spierhematoom palpabel linker bovenbeen, pijnlijk (bloeduitstorting in linker bovenbeen)
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 9 juli 2016, opgenomen op pagina 35 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
Ik reed vandaag, 9 juli 2016, over de N31 vanaf Leeuwarden naar Drachten met mijn man [slachtoffer4] .
Ik zag dat de bestuurder en de bijrijder van de zwarte bus beiden uitstapten op de N31. Ik zag dat beide jongens naar mijn man liepen. Ik zag dat de bestuurder van de zwarte bus de deur van mijn man open trok. Ik zag dat mijn man nog probeerde zijn deur dicht te houden. Dit lukte hem niet. Ik zag dat mijn man meteen een klap in zijn gezicht kreeg. Ik zag dat de bril van mijn man ten gevolg van de klap af ging. Ik zag dat mijn man zijn deur weer dicht kon trekken. Dat was van korte duur want de deur werd meteen weer opengetrokken door volgens mij wederom de bestuurder. Ik weet dat niet zeker. Ik zag dat mijn man wederom een klap in zijn gezicht kreeg. Ik weet niet wie hem die klap gaf. Ik was druk op zoek naar mijn telefoon. Ik zag ook dat mijn man een trap tegen zijn linker bovenbeen kreeg. Ik denk dat de jongen die hem de tweede klap gaf hem ook de trap gaf. Dit ging bijna tegelijk, eerst de klap en daarna de trap. Ik zag dat de bril van mijn man, die hij na de eerste klap weer had opgezet, wederom door de tweede klap af ging.
Ik zag dat de bijrijder van de zwarte bus nog enkele malen hard op de motorkap van de auto sloeg. Dit was aan mijn kant van de auto.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 13 juli 2106, opgenomen op pagina 42 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam]
Op 9 juli 2016 was ik als bijrijder in de auto onderweg van Leeuwarden naar Groningen. Wij reden via de Wâldwei, de N31, en reden van Leeuwarden naar Drachten. Ik zag dat er twee busjes op de rechterrijbaan tot stilstand waren gekomen. Ik zag dat de inzittenden van de voorste bus bij het geopende bestuurdersportier van de achterste bus stonden. Ik zag dat er twee personen bij deze portier stonden. Ik zag dat één van deze jongemannen met kracht tegen de bestuurder in de achterste bus trapte en dat deze jongeman rake klappen uitdeelde aan de bestuurder van de achterste bus. Ik zag ook dat zijn armen met kracht tegen de bestuurder van de achterste bus kwamen. Ik zag dat de andere jongeman ook bij de geopende portier van het achterste busje stond.
Door de verdediging is betoogd dat de verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken van het openlijk in verenging gepleegd geweld, aangezien de medeverdachte enkel aanwezig is geweest bij de door verdachte gepleegde mishandeling van [slachtoffer4] en daaraan geen aandeel heeft gehad.
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
De rechtbank stelt op grond van voornoemde bewijsmiddelen de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Beide verdachten bevonden zich in dezelfde auto op het moment dat verdachte de auto van aangever tot stoppen heeft gedwongen. De medeverdachte is gelijktijdig of kort na de verdachte uit de auto gestapt, beide verdachten zijn naar de auto van aangever gelopen en de medeverdachte stond bij de auto van aangever aan de bestuurderskant op het moment dat verdachte geweldshandelingen jegens de bestuurder uitvoerde. Ook heeft de medeverdachte tenminste slaande bewegingen richting aangever gemaakt en op de motorkap van de auto geslagen.
Op grond hiervan staat voor de rechtbank vast dat de medeverdachte verdachte getalsmatig heeft versterkt en dat hij door te handelen als hiervoor vermeld, opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen en daaraan een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Daarmee is het verweer verworpen en komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 5. primair ten laste gelegde.