Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
de heffingsambtenaar van de gemeente Súdwest-Fryslân, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Doel
€ 475 en het gebruikersdeel € 381. Verweerder heeft de onroerende zaak hierbij aangemerkt als een niet-woning.
Ik wil u hierbij informeren dat ik de omschrijving in de taxatie van de schiphuizen heb aangepast, zodat ik hetgeen we hebben afgesproken kan blijven toepassen. De omschrijving wordt LIGPLAATS en daarbij zal wederom het woning-tarief gehanteerd worden”.
artikel 5 van de “verordening OZB 2016” wordt vervangen door:
Fryslân. De belastingrechter is in beginsel niet bevoegd om over het in de Eerste wijzigingsverordening OBZ 2016 vastgelegde tarief te oordelen, tenzij deze tariefstelling of tariefstijging in strijd is met een hogere wettelijke regeling, leidt tot een willekeurige of onredelijke belastingheffing die de wetgever bij het toekennen van deze bevoegdheid niet op het oog kan hebben gehad, danwel in strijd is met enig rechtsbeginsel (vergelijk de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 oktober 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:7497).