3.4Ingevolge artikel 26 van de Awir is de belanghebbende, indien een herziening van een tegemoetkoming of een herziening van een voorschot leidt tot een terug te vorderen bedrag dan wel een verrekening van een voorschot met een tegemoetkoming daartoe leidt, het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd.
4. In het bestreden besluit heeft verweerder aan eiseres medegedeeld dat zij niet tegemoetkomt aan het bezwaar. Hiertoe heeft verweerder onder meer overwogen dat een aanvrager op de hoogte dient te zijn van de geldende regels inzake een aanvraag om toeslag. Daarnaast heeft verweerder aangegeven dat de voorwaarden waaraan een aanvraag dient te voldoen op de website van de Belastingdienst / Toeslagen staan en dat het geven van voorlichting of het faciliteren van een aanvraag door een bestuursorgaan niet betekent dat daaraan het vertrouwen kan worden ontleend dat de aanvraag zal resulteren in een positief resultaat. Hierbij heeft verweerder aangegeven dat eiseres op 23 oktober 2012 een aanvraagformulier huurtoeslag heeft ingediend en dat in deze aanvraag [medebewoner] ([medebewoner]) heeft aangegeven en ondertekend dat hij de toeslagpartner van eiseres is. Ten aanzien van het door eiseres gestelde, dat zij door de definitieve vaststelling van haar huurtoeslag over het jaar 2012 er vanuit mocht gaan dat zij aan alle voorwaarden voldoet om ook over 2013 recht te kunnen doen gelden op huurtoeslag, geeft verweerder aan dat een dergelijke verwachting niet mag worden ontleend aan een definitieve vaststelling over een eerder jaar. Tenslotte heeft verweerder aangegeven dat [medebewoner] in het kader van de aanvraag van eiseres om huurtoeslag voor 2013 terecht is aangemerkt als medebewoner en dat dit ook niet wordt bestreden. De aanvrager van de toeslag blijft, aldus verweerder, ten allen tijde verantwoordelijk voor de terugbetaling van teveel uitbetaalde toeslag. Het verzoek om nadeelcompensatie / schadevergoeding wijst verweerder af, nu het medebewonerschap van [medebewoner] niet wordt betwist.
5. Eiseres betoogt - onder meer en samengevat - dat het bestreden besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel, het beginsel van een deugdelijke motivering, het rechtszekerheidsbeginsel, het égalitébeginsel en diverse (Europese) verdragen. Eiseres geeft aan dat het besluit haar in onredelijke mate treft in haar belangen, nu zij niet op de hoogte kon zijn van het bezit en / of het vermogen van haar medebewoner [medebewoner] en zij te goeder trouw een aanvraag voor huurtoeslag heeft ingediend. Hiertoe heeft eiseres aangegeven dat zij, zelfs indien zij op de hoogte was van de voorwaarde dat haar medebewoner geen vermogen mocht hebben, niet kon vermoeden dat haar medebewoner over een in het kader van de hier aan de orde zijnde toeslag over een relevant vermogen beschikte. Nu het primaire besluit eiseres pas in 2015 heeft bereikt, kan eiseres ook voor 2014 een terugvordering tegemoet zien, terwijl zij zelfstandig bezien en gelet op haar beperkte inkomsten, wel recht heeft op huurtoeslag. Hierbij heeft eiseres aangegeven dat verweerder het recht tot terugvordering van het jaar 2013 heeft verspeeld door pas in 2015 huurtoeslag terug te vorderen. Daarnaast geeft eiseres aan dat verweerder haar niet actief heeft geïnformeerd, hetgeen er toe leidt dat haar de mogelijkheid is ontnomen om zelf bijtijds de huurtoeslag te staken. Verder heeft eiseres aangegeven dat verweerder onvoldoende een beoordeling heeft gegeven van haar individuele situatie, nu verweerder terugvalt op een algemene uitsluiting op grond van artikel 7 van de Awir. Ook heeft eiseres aangegeven dat het bestreden besluit innerlijk tegenstrijdig is, nu verweerder enerzijds aangeeft dat zowel eiseres als medebewoner [medebewoner] de te veel ontvangen huurtoeslag dienen terug te betalen, terwijl verweerder anderzijds aangeeft dat zij eiseres verantwoordelijk houdt voor de terugbetaling. Tenslotte heeft eiseres aangegeven dat zij recht heeft op een schadevergoeding van verweerder nu verweerder heeft nagelaten om de mogelijke gevolgen voor het recht op huurtoeslag indien sprake is van een medebewoner te vermelden op het aanvraagformulier, alsmede nu verweerder heeft nagelaten om concrete informatie aan eiseres te verstrekken omtrent de bezit- en/of vermogenspositie van haar medebewoner [medebewoner]. Meer subsidiair verzoekt eiseres om nadeelcompensatie wegens het rechtmatig nemen van een besluit dan wel wegens het rechtmatig nalaten van het verstrekken van informatie omtrent de bezit- en/of vermogenspositie van haar medebewoner.
6. Verweerder heeft in het verweerschrift - onder meer en samengevat - aangegeven dat [medebewoner] terecht als medebewoner voor het berekeningsjaar 2013 is aangemerkt en dat eiseres dit punt niet betwist. Daarnaast heeft verweerder aangegeven dat voor de berekening van de huurtoeslag van eiseres, gelet op artikel 7 van de Wht, het vermogen van [medebewoner] van belang is. Hierbij heeft verweerder aangegeven dat uit de definitieve aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2013 van [medebewoner] is gebleken dat zijn vermogen meer is dan het heffingsvrije vermogen uit de inkomstenbelasting. Gelet hierop en op artikel 7, vierde lid, van de Awir, heeft verweerder overwogen dat eiseres geen recht heeft op huurtoeslag.
7. Tussen partijen is in geschil of verweerder de huurtoeslag voor het berekeningsjaar 2013 terecht definitief heeft vastgesteld op € 0,–. Eveneens is in geschil of verweerder terecht € 3.182,– van eiseres heeft teruggevorderd. Met betrekking tot dit geschil overweegt de rechtbank als volgt.