De vordering van de Gemeente strekt ertoe, dat de rechtbank, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden c.s.] hoofdelijk veroordeelt:
I. tot betaling van de hoofdsom van in totaal EUR 107.944,57, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de uiterste betaaldatum van de aan dit bedrag ten grondslag liggende facturen tot en met de dag der algehele betaling;
II. tot betaling van de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, groot EUR 10.585,22, althans een bedrag dat de rechtbank in goede justitie juist voorkomt, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de uiterste betaaldatum van de aan dit bedrag ten grondslag liggende facturen tot en met de dag der algehele betaling;
III. tot betaling van de kosten van deze procedure, daaronder begrepen de nakosten, met het verzoek die forfaitair vast te stellen op een bedrag van EUR 131,00, te vermeerderen met EUR 68,00 in geval van betekening en met EUR 258,00 in geval van beslaglegging, te vermeerderen met de wettelijke rente over de gehele proceskostenveroordeling vanaf veertien dagen na dit vonnis tot en met de dag der algehele voldoening.