In deze zaak heeft [A] verzocht om ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst met De Wâlden, een besloten vennootschap, op grond van artikel 7:671c lid 1 BW. [A] was sinds 1 juli 2010 in dienst bij de vennootschap onder firma [naam VOF], die later is omgevormd tot De Wâlden. Hij heeft zich op 26 mei 2015 ziek gemeld, waarna De Wâlden de loonbetaling heeft gestaakt. [A] heeft in kort geding loondoorbetaling gevorderd, wat is toegewezen, maar De Wâlden heeft niet betaald. [A] stelt dat hij tussen wal en schip is geraakt, omdat hij geen salaris ontvangt en het UWV hem ook geen uitkering verstrekt. Hij vraagt om een transitievergoeding van € 1.463,52 en een billijke vergoeding van € 4.390,--. De Wâlden verzet zich tegen de ontbinding en stelt dat er geen dienstverband meer bestaat sinds 1 mei 2015, en dat [A] onder de no riskpolis van het UWV valt, waardoor zij geen loon hoeft te betalen.
De kantonrechter oordeelt dat er wel degelijk een dienstverband bestaat en dat De Wâlden ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door geen loon te betalen. De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst per 1 maart 2016 en kent [A] een transitievergoeding toe van € 1.527,17 bruto, maar wijst de aanvraag voor een billijke vergoeding af. De proceskosten worden aan De Wâlden opgelegd.