In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 22 april 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen de ouders van twee minderjarige kinderen, die onder toezicht staan van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (de GI). De vader heeft verzocht om de schriftelijke aanwijzing van de GI, die de omgang tussen hem en zijn kinderen beperkte, al dan niet gedeeltelijk vervallen te verklaren. De ouders zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure en de kinderen verblijven bij de moeder. De GI had op basis van artikel 1:265f BW een schriftelijke aanwijzing gegeven, maar de kinderrechter oordeelt dat de GI niet op de juiste wettelijke basis heeft gehandeld, aangezien er geen uithuisplaatsing van de kinderen is en de GI een verzoek tot omgangsregeling aan de kinderrechter had moeten voorleggen op basis van artikel 1:265g BW. De kinderrechter concludeert dat het vervallen verklaren van de aanwijzing geen oplossing biedt voor het geschil en dat de vader recht heeft op een weloverwogen beslissing van de kinderrechter over de omgang. De kinderrechter houdt de beslissing aan en geeft de vader de gelegenheid om samen met zijn hulpverlener een plan van aanpak op te stellen, dat uiterlijk twee weken voor de volgende zitting moet worden ingediend.