Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[eiseres] te Leeuwarden, eiseres
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Groningen, verweerder
de Minister van Veiligheid en Justitie, de Minister.
Procesverloop
€ 777 aan belastingrente in rekening gebracht.
Overwegingen
In voormeld opleidingsplan staat onder paragraaf “2.2 Opleidingsvraag” vermeld:
[A-school] en haar partner [B] hebben van [eiseres] de vraag gekregen om haar personeel te scholen richtingzakelijke communicatie, leidinggeven en sales. Dit in verband met de wens van de klant, die niet alleen technische ondersteuning maar ook een klantgeoriënteerde houding verwacht van haar werknemers.
Onder paragraaf “2.3 Algemene informatie over het leertraject” staat vermeld:
“ [eiseres] is van plan om bovengenoemde functionarissen (bij) te scholen op het gebied van zakelijke communicatie, leidinggeven en sales. Het totale leertraject zal 24 maanden in beslag nemen en de opleiding wordt afgerond met het maken van toetsen en/of opdrachten (o.a. het verzorgen van een presentatie). De afronding van het praktijkgedeelte gebeurt door middel van het uitwerken van praktijkopdrachten. De desbetreffende werknemers worden geacht de deelkwalificatie certificaten zakelijke communicatie, leidinggeven en sales te halen en zullen daarbij worden bijgestaan door de praktijkopleider (“de bedrijfsmentor”). De praktijkopleider zal de ECABO basistraining tot praktijkopleider hebben gevolgd of gaan volgen.”.
En onder paragraaf “3.2 Beroepspraktijkvorming (BPV)” staat weergegeven:
Tijdens de beroepspraktijkvorming (BPV) bij het erkende leerbedrijf wordt de deelnemer begeleid bij het afronden van de eindtermen. De bedrijfsmentor (de praktijkbegeleider) zal de deelnemer in de praktijk begeleiden bij genoemd leerproces en zal hiervan verslag doen Indien de deelnemer de volledige opleiding (theorie en praktijk) met een voldoende heeft afgerond, dan ontvangt de deelnemer zijn/haar MBO certificaten “zakelijke communicatie 3, leidinggeven 4 en Sales 4”.”.
de werknemer die de beroepspraktijkvorming volgt van de beroepsbegeleidende leerweg van een in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs bedoelde beroepsopleiding, op de grondslag van een in artikel 7.2.8 van die wet bedoelde overeenkomst, gesloten door de in artikel 7.2.9 van die wet genoemde partijen en mede ondertekend door het bestuur van het desbetreffende kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven;”.
Belanghebbende maakt aanspraak op de afdrachtvermindering die is voorzien in artikel 14, lid 1, aanhef en letter a, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (tekst 2010 en 2011; hierna: de Wva). Deze afdrachtvermindering is van toepassing met betrekking tot “de werknemer die de beroepspraktijkvorming volgt van de beroepsbegeleidende leerweg van een [HR: nader aangeduide] beroepsopleiding”. Hierin kan niet de eis worden gelezen dat de werknemer een (volledige) beroepsopleiding volgt. Hetgeen de werknemer moet volgen is ‘de beroepspraktijkvorming’. Wel volgt hieruit dat het moet gaan om een beroepspraktijkvorming die als zodanig deel uitmaakt van de beroepsbegeleidende leerweg van een van de beroepsopleidingen die in voornoemde bepaling worden aangeduid.
paragraaf 3.2 Beroepspraktijkvorming (BPV)”van de bij 1.4 en 1.5 bedoelde opleidingsplannen bedoelde verslaglegging van het leerproces is niets in de portfolio’s opgenomen. Evenals verweerder, ziet de rechtbank daarnaast geen, althans nauwelijks, aansluiting tussen de in de portfolio’s opgenomen (enkele) documenten inzake de door de deelnemer uitgevoerde activiteiten, de op de verzamelstaten vermelde bedrijfsopdrachten en de leerdoelen van de opleiding. De rechtbank acht de portfolio’s verder incompleet, nu deze geen Onderwijs- en Examenregelingen bevatten (zie bij 1.9), terwijl in de bij 1.8 bedoelde “Onderwijsovereenkomst voor beroepsopleidingen” staat vermeld dat onderwijs en toetsing nader zijn omschreven in deze regelingen. Eiseres heeft deze Onderwijs- en Examenregelingen ook overigens niet overgelegd (zie bij 1.9). Tot slot blijkt uit de portfolio’s niets van de betrokkenheid van de [A-school] bij de beroepspraktijkvorming, terwijl in artikel 5, eerste lid, van de POK staat dat de deelnemer gedurende de gehele beroepspraktijkvorming, naast de begeleiding namens eiseres, zal worden begeleid door een begeleider namens de [A-school] . Hierbij wijst de rechtbank eiseres erop dat uit het enkele feit dat de [A-school] wel MBO-certificaten heeft uitgereikt, mede in het licht van het rapport van de Inspectie van Onderwijs, niet zonder meer kan worden geconcludeerd dat de [A-school] ook steeds zicht had op en betrokken was bij de beroepspraktijkvorming van de ingeschreven werknemers.
Beslissing
- verklaart de beroepen ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de zaak 15/1448 tot het betalen van een immateriële schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 1.000;
- draagt verweerder op de helft van het voor elk van deze zaken betaalde griffierecht van € 331, ofwel in totaal (0,5 * € 993=) € 496,50 aan eiseres te vergoeden;
- draagt de Minister op de helft van het voor elk van deze zaken betaalde griffierecht van € 331, ofwel in totaal (0,5 * € 993=) € 496,50 aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de helft van de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 155 per zaak, ofwel in totaal € 465;
- veroordeelt de Minister in de helft van de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 155 per zaak, ofwel in totaal € 465.