ECLI:NL:RBNNE:2016:5581

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 december 2016
Publicatiedatum
20 december 2016
Zaaknummer
5482287 AR VERZ 16-223
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van arbeidsovereenkomst na herstelde arbeidsovereenkomst en werkweigering

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 14 december 2016 uitspraak gedaan in een ontbindingsprocedure tussen Stichting Meriant en [A]. De zaak betreft een ontbindingsverzoek van de werkgever, Meriant, na een herstelde arbeidsovereenkomst die was opgelegd door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De arbeidsovereenkomst was eerder ontbonden, maar na hoger beroep werd deze hersteld per 1 oktober 2016. Meriant verzocht de ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van verwijtbaar handelen van [A], die weigerde deel te nemen aan een verbetertraject. De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van werkweigering en dat de ontbinding op basis van verwijtbaar handelen niet gerechtvaardigd was. De kantonrechter concludeerde dat de arbeidsverhouding verstoord was en dat ontbinding op grond van een verstoorde arbeidsverhouding gerechtvaardigd was. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden per 1 maart 2017, en [A] kreeg recht op een transitievergoeding van € 63.000,00. De kantonrechter wees het verzoek om een billijke vergoeding af, omdat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. De proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 5482287 AR VERZ 16-223
beschikking van de kantonrechter ex artikel 7:671 lid 1 BW d.d. 14 december 2016
inzake
de stichting
Stichting Meriant,
gevestigd te Wolvega,
verzoekster,
gemachtigde: mr. H.J. Funke,
tegen
[A],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
gemachtigde: mr. E.W. Kingma.
Partijen zullen hierna Meriant en [A] worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1
Bij beschikking van 10 februari 2016 heeft de kantonrechter op verzoek van Meriant de per 1 mei 1978 tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst per 10 februari 2016 ontbonden. Bij beschikking van 2 september 2016 (op het beroep van [A] tegen de beschikking van 10 februari 2016) heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het gerechtshof) geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst ten onrechte is ontbonden en Meriant veroordeeld tot herstel van de arbeidsovereenkomst, met ingang van 1 oktober 2016. Voor de tussenliggende periode (10 februari 2016 tot 1 oktober 2016) heeft het gerechtshof geen voorziening getroffen. Tegen deze beschikking heeft [A] cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
1.2
Meriant heeft de arbeidsovereenkomst met [A] per 1 oktober 2016 hersteld, overeenkomstig de beschikking van 2 september 2016.
1.3
Op 1 november 2016 heeft Meriant verzocht de per 1 oktober 2016 herstelde arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [A] heeft op 24 november 2016 een verweerschrift ingediend.
1.4
De mondelinge behandeling van het ontbindingsverzoek heeft plaatsgevonden op
30 november 2016. Daarbij zijn verschenen [B] (hierna: [B] ), P&O-adviseur van Meriant, en [C] , directeur van Meriant, bijgestaan door mr. Funke voornoemd, en [A] , vergezeld van haar zoon en bijgestaan door mr. Kingma voornoemd.

2.De feiten

2.1
Beide partijen hebben in de onderhavige procedure verwezen naar de twee eerdere procedures en de in die procedures gegeven beschikkingen van 10 februari 2016 en
2 september 2016 (AR-Updates.nl 2016, 1004, ECLI:NL:GHARL:2016:7100). Voor de feiten in de onderhavige procedure verwijst de kantonrechter daarom allereerst naar de feiten, zoals weergegeven in de beschikking van 10 februari 2016 en aangevuld in de beschikking van 2 september 2016. Voorts betrekt de kantonrechter bij de beoordeling van het onderhavige ontbindingsverzoek de navolgende feiten.
2.2
Naar aanleiding van de beschikking van 2 september 2016 heeft Meriant
[A] bij brief van 14 september 2016 aangeboden om de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 oktober 2016 te herstellen, tegen dezelfde arbeidsvoorwaarden van de ontbonden arbeidsovereenkomst. Daarbij heeft Meriant [A] het volgende te kennen gegeven:
"Nadrukkelijk wordt u erop gewezen dat indien u met ingang van 1 oktober 2016 weer in dienst treedt bij Meriant, ook met ingang van die datum het reeds eerder met u ingezette verbetertraject zal worden voortgezet. Indien u weigert deel te nemen aan dit verbetertraject, zal dit voor Meriant aanleiding vormen om wederom ontbinding van uw arbeidsovereenkomst te vragen. Mede gezien overweging 5.4 van de beschikking van het Gerechtshof, dient u deze brief bij indiensttreding per 1 oktober 2016 te beschouwen als een oproep voor werk en deelname aan het met u overeengekomen verbetertraject. Indien u geen gevolg geeft aan deze oproep zal dit worden opgevat als werkweigering en meer in het bijzonder een weigering om deel te nemen aan het verbetertraject."
2.3
Bij brief van 16 september 2016 heeft Meriant [A] onder meer het volgende meegedeeld:
"Hierbij bevestig ik dat u op 16 september 2016 telefonisch aan [D] , clusterhoofd van locatie Coornhert State, heeft doorgegeven dat u op het aanbod van 14 september 2016 wenst in te gaan. Dit betekent dat u met ingang van 1 oktober 2016 weer in dienst bent van Meriant. Per deze datum zal ook het met u ingezette verbetertraject worden voortgezet. Per 1 oktober 2016 wordt u ingezet op locatie BerkenStede te Wolvega. Een afspraak met [E] , clusterhoofd van locatie BerkenStede, wordt ingepland."
2.4
Bij brief van 21 september 2016 heeft [A] Meriant laten weten dat zij het aanbod om per 1 oktober 2016 weer in dienst te treden van Meriant aanvaard. Zij heeft daar aan toegevoegd, voor zover van belang:
"Echter ik kan mij niet verenigen om ook met ingang van die datum opnieuw het verbetertraject in te gaan en ga dus niet akkoord met dit verbetertraject. Ook betwist ik dat wij het verbetertraject zijn overeengekomen zoals u stelt in uw brief. Ik heb alleen ingestemd met de overplaatsing naar locatie Anna Schotanus in Heerenveen vanwege [F] en hierbij is afgesproken dat ik mijn reguliere werkzaamheden zou hervatten. Pas in Anna Schotanus werd aangegeven dat ik een verbetertraject zou moeten volgen wat ik toen noodgedwongen heb gedaan. Mocht blijken dat ik tijdens mijn aankomende reguliere werkzaamheden slecht functioneer, dan ben ik uiteraard bereid om mij te verbeteren en indien nodig een verbetertraject te volgen. Het huidige verbetertraject dateert van ruim een jaar geleden (achterhaald) en is opgesteld op basis van o.a. het door u gestelde disfunctioneren en vermeende incidenten waarvan ik de toedracht betwist.
Er heeft dus geen objectieve vaststelling van feiten plaatsgevonden. Op 16 september 2016 heb ik telefonisch contact gezocht met [D] (clusterhoofd Coornhertstate te Heerenveen) vanwege voormelde beschikking en met als doel het maken van een afspraak voor het hervatten van mijn werk. [D] verwees mij door naar [E] (clusterhoofd BerkenStede te Wolvega) en gaf aan dat [E] mijn nieuwe clusterhoofd zal worden. Er is met [E] telefonisch een afspraak gemaakt voor een gesprek op 26 september 2016 om 14.30 uur locatie BerkenStede Wolvega. Kort hierna ontving ik uw brief van 14 september 2016. Vervolgens ontving ik op 20 september 2016 uw brief daterend van 16 september 2016 met als onderwerp bevestiging telefoongesprek. U geeft in deze brief aan dat ik zou hebben doorgegeven op het aanbod van 14 september 2016 te willen ingaan. Ik betwist en bestrijd dat voormelde aan de orde is geweest. Ik heb alleen aangegeven een afspraak met [D] te willen maken voor het hervatten van mijn werk. Verder lees ik in uw brief dat u mij wilt overplaatsen naar de locatie BerkenStede te Wolvega. Ik zie niet in waarom u mij wederom weer wilt overplaatsen en wil graag mijn reguliere werkzaamheden in eerste instantie hervatten op de locatie Coornhertstate te Heerenveen."
2.5
Bij brief van 21 september 2016 heeft [E] voornoemd, clusterhoofd BerkenStede, [A] uitgenodigd voor een gesprek op 27 september 2016, in aanwezigheid van [B] , P&O-adviseur van Meriant.
2.6
In reactie op deze uitnodiging heeft [A] Meriant bij brief van
26 september 2016 het volgende laten weten:
"De afgelopen dagen heb ik vrijwel dagelijks een brief van Meriant ontvangen. Een reactie op mijn brief van 21 september jl. trof ik daarbij nog niet aan. Wel ontving ik afgelopen donderdag een brief van [E] met daarin een uitnodiging voor een gesprek op dinsdag 27 september a.s. van 10.00 tot 11.00 uur. Gezien het karakter van de brieven, de lopende briefwisseling en de voorgeschiedenis zou het accepteren van voormelde uitnodiging kunnen betekenen dat ik stilzwijgend zou instemmen met het verbetertraject. Daarvan is geen sprake zoals ik in mijn brief van 21 september jl. duidelijk heb weergegeven. Ook heb ik nog geen verklaring ontvangen voor het feit dat ik opnieuw overgeplaatst wordt. Mocht het u vanmiddag nog lukken om te reageren op mijn brief van 21 september jl. en mij de agenda en gespreksonderwerpen te sturen ter voorbereiding dan ziet u mij morgenochtend. Zo niet dan veronderstel ik dat het gesprek later plaats vindt deze week. Dat geeft u de gelegenheid te reageren op mijn brief van 21 september jl. zodat ik weet met welke intentie dit gesprek wordt gevoerd en wat de gespreksonderwerpen zijn. (….)."
2.7
Het op 27 september 2016 geplande gesprek heeft geen doorgang gevonden.
2.8
Bij brief van 27 september 2016 heeft Meriant [A] onder meer het volgende meegedeeld:
"Uit uw brief van 21 september 2016 maak ik op dat u weigert deel te nemen aan het verbetertraject. Zoals al eerder aangegeven zal opnieuw worden verzocht om ontbinding van uw arbeidsovereenkomst als u weigert deel te nemen aan het verbetertraject. Aanstaande maandag zal een eerste gesprek met u plaatsvinden in het kader van het hiervoor bedoelde verbetertraject. Als u dan nog steeds niet meewerkt aan het verbetertraject zal een verzoekschrift strekkende tot ontbinding van uw arbeidsovereenkomst worden ingediend bij de rechtbank. Zoals u weet is besloten om u over te plaatsen naar de locatie BerkenStede te Wolvega. Hiervoor is gekozen omdat u dan met een spreekwoordelijke "schone lei" kunt beginnen. Op deze locatie zijn immers geen cliënten en medewerkers aanwezig die destijds klachten hebben geuit over uw functioneren.
Tot slot nodig ik u uit met deze brief dat u aanstaande maandag, 3 oktober 2016, om 9.00 uur verwacht wordt op locatie BerkenStede te Wolvega (….). Om 9.00 uur zal op deze locatie een gesprek met u plaatsvinden op de kamer van [E] waaraan niet alleen [E] (clusterhoofd) maar ook [B] (P&O adviseur) zal deelnemen. In dat gesprek zal desgewenst nader kunnen worden ingegaan op de inhoud van deze brief. Tevens zal in dit gesprek alle informatie worden verstrekt die nodig is om uw werkzaamheden te kunnen verrichten. Na afloop van dit gesprek zal een tweede gesprek plaatsvinden. Dit tweede gesprek zal plaatsvinden in het kader van het verbetertraject. Indien u aan dit tweede gesprek niet deelneemt zal dit als een definitieve weigering van u worden gezien om deel te nemen aan het verbetertraject."
2.9
Tijdens het gesprek op 3 oktober 2016 heeft [A] er mee ingestemd dat zij haar reguliere werkzaamheden hervat op de locatie BerkenStede. [A] heeft daarnaast aangegeven, met verwijzing naar haar brief van 21 september 2016, dat zij echter niet instemt met een vervolg op het eerdere verbetertraject. [A] heeft dit Meriant bij brief van 7 oktober 2016 nog eens laten weten. In deze brief heeft
[A] voorts aangegeven dat zij niet heeft geweigerd om deel te nemen aan het gesprek op 3 oktober 2016 in het kader van het verbetertraject (de kantonrechter begrijpt: het tweede gesprek als bedoeld in de onder 2.8 genoemde brief van Meriant van
27 september 2016).
2.1
Naar aanleiding hiervan heeft Meriant [A] bij brief van
13 oktober 2016, voor zover van belang, laten weten dat Meriant de kantonrechter (opnieuw) zal verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden.

3.Het verzoek

3.1
Meriant verzoekt de arbeidsovereenkomst met [A] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, BW in verbinding met primair artikel 7:669 lid 3, onderdeel e BW (verwijtbaar handelen of nalaten), subsidiair artikel 7:669 lid 3, onderdeel g BW (verstoorde arbeidsverhouding). Aan dit verzoek legt Meriant -samengevat weergegeven- ten grondslag dat [A] weigert om deel te nemen aan het overeengekomen verbetertraject. Dit kan worden aangemerkt als verwijtbaar handelen of nalaten. Bovendien heeft Meriant door de weigerachtige houding van [A] het vertrouwen in een vruchtbare samenwerking met haar volledig verloren.

4.Het verweer

4.1
[A] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Daartoe is namens haar -samengevat weergegeven- het volgende aangevoerd. Als zodanig verzet [A] zich niet tegen het volgen van een verbetertraject, als zou blijken dat sprake is van disfunctioneren. Hiervan is echter geen sprake. De overplaatsing van [A] van locatie Coornhert State naar locatie
Anna Schotanus, in april 2015, hield verband met de slechte verstandhouding tussen
[A] en haar toenmalige leidinggevende op de locatie Coornhert State, [F] . [A] heeft ingestemd met de overplaatsing. Pas na de overplaatsing bleek dat zij een verbetertraject moest volgen. Hiermee heeft zij echter nooit ingestemd. Maar om haar dienstverband niet in gevaar te brengen, heeft [A] aanvankelijk meegewerkt aan het verbetertraject.
Enkel om die reden heeft zij in juli 2015 haar handtekening "voor gezien" (van het verbetertraject) geplaatst en enkele reflectieverslagen geschreven, zoals Meriant dat van haar verlangde. Een gedwongen meewerken aan een verbetertraject is vanzelfsprekend iets geheel anders dan een instemming met een dergelijk traject. Overigens voldoet het verbetertraject niet aan de hier aan te stellen eisen. In het kader van een verbetertraject dient de werkgever aan de hand van concreet geformuleerde doelen het voortouw te nemen om de werknemer beter te laten te functioneren. Meriant heeft echter [A] opgedragen om reflectieverslagen te schrijven over door haar zelf gekozen onderwerpen, zonder hierbij aan [A] instructies te geven of aan te geven welke concrete doelen bereikt moesten worden. Van belang is verder dat [A] al vanaf september 2015 geen arbeid verricht voor Meriant en dat het door Meriant gestelde disfunctioneren van [A] is gebaseerd op haar functioneren van ruim een jaar geleden. Gelet op dit tijdsverloop zou [A] in de gelegenheid moeten worden gesteld om te laten zien dat zij haar functie naar behoren vervult, alvorens zij zou moeten meewerken aan een verbetertraject wegens beweerdelijk disfunctioneren. Te meer nu Meriant zelf heeft aangegeven dat
[A] is overgeplaatst naar BerkenStede om haar in de gelegenheid te stellen met een schone lei te beginnen. Een ontbinding van het dienstverband ligt thans daarom niet in de rede. Mocht echter besloten worden tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, dan dient Meriant terzake van deze ontbinding een transitievergoeding van circa € 63.000,00 te voldoen aan [A] . Daarnaast heeft [A] recht op een billijke vergoeding van € 180.000,00. Meriant heeft namelijk ernstig verwijtbaar gehandeld jegens [A] door tweemaal te verzoeken om ontbinding van het dienstverband zonder dat de aan deze verzoeken ten grondslag gelegde, aan het adres van [A] gemaakte verwijten, zijn onderbouwd. Door deze handelwijze van Meriant is de arbeidsverhouding verstoord. De verstoring van de arbeidsverhouding is met andere woorden door Meriant gecreëerd. Dit rechtvaardigt de toekenning van een billijke vergoeding als gevorderd.

5.De beoordeling

5.1
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen dient te worden ontbonden. In geval van ontbinding dient de kantonrechter te beoordelen of
[A] in aanmerking komt voor een transitievergoeding en of zij daarnaast recht heeft op een billijke vergoeding.
5.2
Met betrekking tot de primaire ontbindingsgrond overweegt de kantonrechter als volgt. In de beschikking van 2 september 2016 heeft het gerechtshof geoordeeld dat
[A] met betrekking tot de uitvoering van het verbetertraject niet zodanig verwijtbaar heeft gehandeld dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van
artikel 7:669 lid 3, onderdeel e BW is gerechtvaardigd (rechtsoverweging 5.5). Verder is niet in geschil dat [A] vanaf september 2015 tot heden geen werkzaamheden heeft verricht voor Meriant, ook niet in het kader van het verbetertraject. [A] heeft overigens gesteld dat zij destijds wel heeft ingestemd met een overplaatsing naar de locatie Anna Schotanus, maar niet tevens met het volgen van een verbetertraject en dat zij alleen maar een aanvang heeft gemaakt met dit traject om haar dienstverband bij Meriant niet op het spel te zetten. Meriant heeft dit echter uitdrukkelijk betwist en gesteld dat
[A] niet alleen heeft ingestemd met de overplaatsing naar de locatie Anna Schotanus, maar ook met het volgen van een verbetertraject op deze locatie.
Wat hier verder ook van zij, naar het oordeel van de kantonrechter was het Meriant in ieder geval duidelijk dat het verbetertraject dat [A] volgens Meriant zou moeten volgen op de locatie Anna Schotanus (en ook daadwerkelijk heeft gevolgd tussen juli en september 2015) bij haar van meet af aan op veel weerstand stuitte. In de beschikking van
2 september 2016 heeft het gerechtshof voorts overwogen, ter onderbouwing van de datum per welke het dienstverband door Meriant hersteld moet worden (1 oktober 2016), dat partijen tijd gegeven moet worden om zich na het wijzen van de beschikking voor te bereiden op de nieuwe situatie. Hierbij heeft het gerechtshof tevens betrokken dat
[A] tijdens de mondelinge behandeling bij het gerechtshof (op 13 juli 2016) voor het eerst concreet heeft aangeboden om daadwerkelijk weer aan het werk te gaan (rechtsoverweging 5.8). Desalniettemin heeft Meriant al bij brief van 14 september 2016, de eerste brief van Meriant aan [A] na de beschikking van het gerechtshof, gedreigd opnieuw een ontbindingsverzoek in te dienen en aan te sturen op een beëindiging van het dienstverband indien [A] niet direct vanaf het herstel van het dienstverband, dus per 1 oktober 2016, het volgen van het verbetertraject (maar dan op een andere locatie, namelijk locatie BerkenStede) voortzet. Tenslotte heeft [A] in haar brief van 7 oktober 2016 aan Meriant laten weten dat zij tijdens de bijeenkomst op
3 oktober 2016 niet heeft geweigerd om deel te nemen aan een gesprek over het verbetertraject. De kantonrechter leidt hieruit af dat [A] het volgen van een verbetertraject als zodanig niet zonder meer afwijst.
5.3
Naar het oordeel van de kantonrechter is Meriant als werkgever vanzelfsprekend bevoegd om aan [A] instructies te geven tot verbetering van haar functioneren. In dat kader mag Meriant van [A] verlangen, zonodig tegen haar zin, om deel te nemen aan een verbetertraject. Dit is door [A] ook niet bestreden. De wijze waarop Meriant thans onverkort wenst vast te houden aan het eerder aangegeven verbetertraject en van [A] verlangt dat zij dit verbetertraject zonder mitsen en maren voortzet, na lange tijd van afwezigheid en een tevergeefs gestarte ontbindingsprocedure, brengt echter naar het oordeel van de kantonrechter met zich dat de afwerende houding van [A] , in reactie op de brief van Meriant van
14 september 2016, niet zonder meer opgevat kan worden als werkweigering die een ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. De primaire ontbindingsgrond slaagt dus niet.
5.4
Met betrekking tot de subsidiaire ontbindingsgrond overweegt de kantonrechter als volgt. Meriant heeft naar voren gebracht, ook tijdens de mondelinge behandeling, dat zij het vertrouwen in een vruchtbare samenwerking met [A] volledig is verloren. Desgevraagd heeft [A] tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij door Meriant 'kapot is gemaakt' en zich gekrenkt voelt. [A] heeft aangegeven dat zij op zich graag wil terugkeren bij Meriant, maar niet de ogen kan sluiten voor het feit dat inmiddels sprake is (geweest) van meerdere procedures met betrekking tot haar dienstverband bij Meriant en de beëindiging hiervan. De kantonrechter leidt hier uit dat ook [A] van mening is dat in de toekomst een vruchtbare samenwerking met Meriant niet meer valt te verwachten. Partijen zijn het er dus over eens dat hun arbeidsverhouding zodanig is verstoord dat van Meriant, die om ontbinding verzoekt, in redelijkheid niet gevergd kan worden het dienstverband met [A] voort te zetten. De kantonrechter zal de arbeidsovereenkomst daarom ontbinden op grond van
artikel 7:669 lid 3, onderdeel g BW.
5.5
Meriant heeft verzocht de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 8, onderdeel b BW met onmiddellijke ingang te ontbinden, omdat [A] volgens Meriant ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door te weigeren het verbetertraject voort te zetten. De kantonrechter wijst dit verzoek af. Zoals hiervoor onder 5.3 is overwogen, is van werkweigering van [A] geen sprake. De kantonrechter zal bij het bepalen van de ontbindingsdatum daarom rekening houden met de tussen partijen geldende opzegtermijn. Meriant heeft onweersproken gesteld dat deze termijn vier maanden bedraagt. De arbeidsovereenkomst zal daarom, onder toepassing van artikel 7:671b lid 8, onderdeel a BW, worden ontbonden per 1 maart 2017.
5.6
Artikel 7:673 lid 8 BW bepaalt dat een werknemer geen recht heeft op een transitievergoeding indien het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Zoals hiervoor is overwogen, is hiervan in het onderhavige geval geen sprake, zodat [A] aanspraak heeft op een transitievergoeding.
5.7
Partijen verschillen van mening over de hoogte van de transitievergoeding.
[A] is van mening dat zij recht heeft op een vergoeding van circa € 63.000,00 omdat bij de berekening van de hoogte van de transitievergoeding rekening gehouden moet worden met de aan haar toekomende gebruikelijke toeslag wegens overuren/onregelmatige diensten, de zogenoemde onregelmatigheidstoeslag (OTR). Meriant bestrijdt dit en stelt dat [A] op basis van de per 1 oktober 2016 herstelde arbeidsovereenkomst tot op heden niet gerechtigd is tot deze toeslag en dat deze toeslag sowieso niet dient te worden meegenomen in de berekening van de transitievergoeding. Bij de berekening dient thans alleen rekening te worden gehouden met het maandloon, het vakantiegeld en de eindejaarsuitkering. Dit resulteert volgens Meriant in een vergoeding van bijna € 39.000,00, uitgaande van een ontbinding per 1 mei 2017. Dienaangaande overweegt de kantonrechter als volgt.
5.8
In het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding (hierna: het Besluit) zijn regels gegeven over de inhoud van het begrip loon in het kader van de berekening van de hoogte van (onder meer) de transitievergoeding. Ingevolge artikel 2 lid 1 van het Besluit, voor zover van belang, wordt onder loon verstaan het brutoloon. Ingevolge artikel 3 lid 1 van het Besluit, voor zover van belang, wordt dit loon voor de berekening van de hoogte van de transitievergoeding vermeerderd met:
de vakantiebijslag en de vaste eindejaarsuitkering;
de overeengekomen vaste looncomponenten;
de overeengekomen variabele looncomponenten.
In de Regeling looncomponenten en arbeidsduur (hierna: de Regeling) is aangegeven wat onder vaste looncomponenten en variabele looncomponenten moet worden verstaan. Volgens artikel 4 van de Regeling is een overwerkvergoeding een vaste looncomponent. Dit betekent dat de OTR betrokken dient te worden bij de berekening van de transitievergoeding. In bijlage 4 van haar verweerschrift heeft [A] uiteengezet dat zij tot mei 2015 een loon van (afgerond naar boven) € 2.623,00 bruto per maand (inclusief onder meer OTR) genoot. Zijdens Meriant is deze berekening als zodanig niet bestreden. De kantonrechter betrekt deze berekening derhalve bij de berekening van de hoogte van de transitievergoeding.
De transitievergoeding die Meriant aan [A] dient te voldoen, zal derhalve worden bepaald op een bedrag van € 63.000,00 bruto, zoals door [A] is gevorderd.
5.9
De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan [A] ten laste van Meriant een billijke vergoeding toe te kennen. In de ontbindingsprocedure geldt als uitgangspunt dat de werknemer bij een voldragen ontslaggrond uitsluitend aanspraak kan maken op de transitievergoeding ex artikel 7:673 BW. Op grond van artikel 7:671b lid 8, onderdeel c BW kan enkel in geval van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten aan de zijde van de werkgever een aanvullende billijke vergoeding worden toegekend. Het moet volgens de wetgever gaan om uitzonderlijke situaties waarin sprake is van 'werkelijk onrecht' (Kamerstukken II 2013/14, 33818, 4, p. 61). Gedacht kan worden aan discriminatie, seksuele intimidatie of het ernstig schenden van reïntegratieverplichtingen (Kamerstukken II 2013/14, 33818, 3, p. 34). Het doel van de billijke vergoeding is het compenseren van dit ernstig verwijtbaar handelen en tevens het voorkomen van soortgelijk gedrag in de toekomst (Kamerstukken II 2013/14, 33818, 3, p. 32). Er gaat aldus een zekere punitieve werking van de billijke vergoeding uit. Van een situatie waarin [A] gecompenseerd zou moeten worden voor door Meriant aan haar berokkend 'werkelijk onrecht' is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake. Uit het feit dat, net als in de procedure bij het gerechtshof (die leidde tot de beschikking van 2 september 2016), ook in de onderhavige procedure het door Meriant gedane beroep op werkweigering niet is gehonoreerd, volgt niet dat Meriant ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Hoogstens kan van Meriant gezegd worden dat zij, achteraf beschouwd, ten onrechte heeft aangenomen dat sprake is van werkweigering die in juridische zin een ontbinding rechtvaardigt. Deze aanname was echter niet geheel uit de lucht gegrepen, zoals [A] in feite suggereert. Zij heeft er naar het oordeel van de kantonrechter mede aan bijgedragen dat bij Meriant de indruk is ontstaan dat zij niet alleen had ingestemd met de overplaatsing naar de locatie Anna Schotanus, maar tevens met het daar volgen van een verbetertraject en voorts dat zij dat traject op een gegeven moment niet meer wilde voortzetten. Dat de hieraan door Meriant verbonden conclusie dat sprake is van werkweigering vervolgens door het gerechtshof en thans door de kantonrechter in de onderhavige procedure (wat betreft de situatie vanaf 1 oktober 2016) niet is gevolgd, betekent niet dat daarom geconcludeerd moet worden dat Meriant jegens [A] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
5.1
Gelet op de uitkomst van de zaak, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 maart 2017;
6.2
kent aan [A] alsdan een transitievergoeding toe ten bedrage van
€ 63.000,00 bruto;
6.3
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.4
verklaart de beslissingen onder 6.1 en 6.2 uitvoerbaar bij voorraad;
6.5
wijst af hetgeen overigens of anders is verzocht.
Aldus gegeven te Leeuwarden en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2016 door mr. T.K. Hoogslag, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
c467