Dat geldt ook voor de andere twee ontslaggronden, die met elkaar samenhangen.
De werknemer en zijn collega hebben erkend dat zij onmiddellijk na het ongeval de toedracht daarvan hebben gefingeerd op een wijze zoals in rechtsoverweging 2.4 is omschreven. Deze toedracht is ook in het arbeidsongevallenformulier opgenomen.
Dat was in strijd met de waarheid en dus onjuist.
Toch acht de kantonrechter dit op zich zelf verwijtbaar handelen onvoldoende om een ontslag op staande voet te rechtvaardigen. Redengevend daarvoor is dat de werknemer heeft aangevoerd in een opwelling te hebben gehandeld en eigener beweging de juiste toedracht aan zijn leidinggevende -die wegens ziekte niet aanwezig was tijdens het ongeval, op de eerste dag na diens terugkeer- heeft gemeld.
Als reden voor de in scene gezette toedracht heeft de werknemer ten overstaan van de Arbeidsinspecteur verklaard:
We hebben in eerste instantie een andere verklaring over het ongeval gegeven om de Gamma te beschermen. We hadden net een veiligheidsaward behaald, dat Outstanding Safety wordt genoemd, en toen gebeurde dit ongeval.
De collega van de werknemer heeft een vergelijkbare verklaring afgelegd:
We hebben het verhaal verdraaid vanwege het veiligheidscertificaat dat we enkele weken daarvoor hadden gekregen. Dat was erg belangrijk voor de winkel.
Ook hieruit blijkt dat de werknemers niet in eigen belang hebben gehandeld (de collega van de werknemer -het slachtoffer- zelfs tot schade van zijn eigen gezondheid), maar handelden in het belang van hun vestiging. Dat dit een gezochte uitvlucht zou zijn, zoals de werkgever stelt, is de kantonrechter niet gebleken. Het moge zo zijn dat de collega van de werknemer heeft verklaard dat hij "
ookbang was op zijn donder te krijgen" omdat zij -vrij vertaald- iets deden wat formeel niet mocht maar soms wel plaatsvond, maar de angst voor persoonlijke consequenties kan daarmee hooguit als medebepalend worden aangemerkt. Voorts is gesteld noch gebleken dat de werkgever door deze tijdelijk "aangepaste waarheid" in haar bedrijfsbelang is geschaad.
De werkgever heeft nog tot in detail alle elementen van de verklaringen van de werknemer en zijn collega uitgemeten, maar de kantonrechter acht de vraag of er wel of geen (impliciete) opdracht tot reparatie van de verlichting is gegeven, waarom er geen sjorbanden om de Sitabak waren aangebracht en of en hoe lang de Tl-verlichting al defect was niet van doorslaggevend belang voor de beoordeling van de op dit punt gestelde dringende reden. Wèl van belang acht de kantonrechter de vraag of de werknemer bekend was met de veiligheidsinstructies van de werkgever en of het liften van een persoon in een Sitabox met de vorkheftruck in het filiaal -kenbaar voor de leiding- vaker voorkwam. Op deze cruciale punten heeft de werknemer naar het oordeel van de kantonrechter, blijkens de stukken, steeds naar waarheid geantwoord. Dat de werknemer daarmee stelselmatig de verantwoordelijkheid van zijn daden "zonder gène" bij anderen heeft gelegd, is de kantonrechter niet gebleken en kan dan ook niet bijdragen aan de gestelde vertrouwensbreuk.