ECLI:NL:RBNNE:2016:4013

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 april 2016
Publicatiedatum
1 september 2016
Zaaknummer
C/18/166159/FA RK 16-0916
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van een voorwaardelijke machtiging in het kader van de Bopz

In deze beschikking van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, op 13 april 2016, werd een verzoek behandeld van de officier van justitie tot omzetting van een voorwaardelijke machtiging. Betrokkene, die in het FPC dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen verblijft, had eerder een voorwaardelijke machtiging gekregen die geldig was tot 28 september 2016. De rechtbank moest oordelen over de rechtmatigheid van de beslissing van de geneesheer-directeur om betrokkene op te nemen in een psychiatrisch ziekenhuis, omdat hij niet voldeed aan de voorwaarden van de machtiging.

De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene zich niet aan de voorwaarden in het behandelingsplan heeft gehouden en dat er sprake was van gevaarlijk gedrag. Dit werd onderbouwd door politiemutaties die bedreigend gedrag van betrokkene documenteerden. De rechtbank oordeelde dat de beslissing van de geneesheer-directeur om betrokkene op te nemen gerechtvaardigd was, gezien de omstandigheden en het gevaar dat hij voor anderen vormde. De rechtbank wees het bezwaar van betrokkene af en besloot dat de voorwaardelijke machtiging als voorlopige machtiging zou worden voortgezet tot 16 september 2016.

De rechtbank benadrukte dat de opname noodzakelijk was om het gevaar af te wenden en dat er geen aanleiding was om de opname met onmiddellijke ingang op te heffen. De beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter D.W.J. Vinkes, en tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Groningen
Zaak-/rekestnr.: C/18/166159 / FA RK 16-916

Beschikking van de enkelvoudige kamer van 13 april 2016,

van de rechtbank Noord-Nederland naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek rechterlijke beslissing omzetting machtiging ten aanzien van:

[naam 1] ,

geboren op [geboortedatum] ,
wonende te [plaats] ,
thans verblijvende in het FPC dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen,
hierna te noemen: betrokkene.

Procesverloop

Op 31 maart 2016 heeft de officier van justitie het verzoek ingediend. Bij het verzoek is overgelegd:
  • het verzoek van de advocaat van betrokkene aan de officier van justitie van 17 maart 2016,
  • een afschrift van het besluit van de geneesheer-directeur tot omzetting van de voorwaardelijke machtiging van 11 maart 2016.
De rechtbank heeft op 7 april 2016 de volgende personen gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door mr. L.S. Wachters,
  • [naam 3] , psychiater/geneesheer-directeur.
Ter zitting legt de raadsvrouw een brief d.d. 23 maart 2016 opgesteld door betrokkene en gericht aan de heer [naam 3] alsmede pleitaantekeningen over.
Na het verhoor zijn ter griffie politiemutaties ontvangen. Gemachtigde heeft hierop gereageerd op 11 april 2016.

Verzoek

Het verzoek strekt ertoe dat de rechtbank een beslissing dient te nemen op de door de geneesheer-directeur genomen beslissing van 11 maart 2016.

Feiten

Deze rechtbank, locatie Assen, heeft bij beschikking van 29 oktober 2015 een voorwaardelijke machtiging verleend voor de duur van één jaar, te weten tot en met 28 september 2016, onder de voorwaarden welke in het behandelingsplan aan betrokkene zijn gesteld.
In het behandelingsplan d.d. 17 augustus 2015 staat – voor zover relevant – het volgende:
“1. Hoofddoel van de behandeling:
Het verminderen van het recidiverisico zodat u weer stabiel kunt functioneren binnen de maatschappij en geen delicten meer pleegt.
2. Subdoelen:
  • Het verkrijgen van een (proef)woning via Lentis-AFPN
  • Het vinden van passend werk en/of zinvolle dagbesteding
  • Het opbouwen van een passend sociaal netwerk
3. Therapeutische middelen en behandelactiviteiten die worden toegepast ten einde buiten het ziekenhuis het gevaar af te wenden:
  • Afspraken met de casemanagers van AFPN/ForFACT
  • Het toelaten van huisbezoeken zodra u een woning heeft
  • Minimaal eenmaal per jaar een afspraak met de hoofdbehandelaar (psychiater en/of verpleegkundig specialist) van AFPN/ForFACT
4. Uitvoeringsafspraken:
  • Het verschijnen op afspraken met casemanager en hoofdbehandelaar van AFPN/ ForFACT
  • Het toelaten van huisbezoeken door medewerkers van AFPN/ForFACT
  • De casemanager en/of hoofdbehandelaar bepalen de frequentie van de afspraken die u met hen heeft
  • Zodra u een woning via Lentis-AFPN is toegewezen, betaalt u de bijbehorende huur een jaar vooruit door dit over te maken op de rekening van Lentis
  • U mag pas contact opnemen met zoon en/of ex-partner als daar expliciet overleg over is geweest en toestemming voor is vanuit de Duitse jeugdzorg met de hulpverleners van AFPN
5. De wijze van toezicht waardoor het gevaar buiten de kliniek wordt afgewend:
- Toezicht hierop wordt gehouden door voornamelijk de casemanager, maar ook andere teamleden van AFPN/ForFACT”
Op 11 maart 2016 heeft de geneesheer-directeur op grond van artikel 14d, eerste lid, van de wet Bopz, besloten betrokkene te doen opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis wegens het niet naleven van de gestelde voorwaarden.
Betrokkene is op 16 maart 2016 opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis.

Motivering

In de eerste volzin van artikel 14d, eerste lid, van de wet Bopz staat dat de geneesheer-directeur betrokkene doet opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis indien buiten de inrichting het gevaar niet langer kan worden afgewend door de naleving van de voorwaarden die zijn verbonden aan een voorwaardelijke machtiging. In de tweede volzin staat dat de geneesheer-directeur betrokkene kan doen opnemen wanneer hij niet aan de gestelde voorwaarden voldoet.
Op grond van artikel 14e, eerste lid, van de wet Bopz dient de rechtbank te oordelen over de beslissing van de geneesheer-directeur om betrokkene te doen opnemen.
In de jurisprudentie van de Hoge Raad is bepaald (o.a. HR 17 februari 2006, ECLI:NL:HR:
2006:AU7514) dat, wanneer een verzoek als bedoeld in art. 14e, eerste lid, van de wet Bopz aan de rechtbank wordt gedaan, anders dan de aanvangswoorden ‘met betrekking tot de beslissing van de geneesheer-directeur’ doen vermoeden, niet de beslissing van de geneesheer-directeur ter toetsing voorligt, maar dat het gaat om de in volle omvang te onderzoeken vraag of, beoordeeld naar de ten tijde van de beslissing van de rechter geldende omstandigheden, (een van) de in de eerste twee volzinnen van het eerste lid van artikel 14d genoemde gronden voor de vrijheidsbeneming, die een gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis met zich brengt, aanwezig zijn.
In de uitspraak van 17 oktober 2014 (ECLI:NL:HR:2014:2996) heeft de Hoge Raad het voorgaande genuanceerd. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat indien in het verzoek op grond van artikel 14e van de wet Bopz tevens een oordeel wordt gevraagd over de rechtmatigheid van de vrijheidsbeneming waartoe de geneesheer-directeur heeft besloten, de rechtbank ook dient te onderzoeken of de grond waarop dat besluit berust, bij het nemen daarvan bestond en of deze de onvrijwillige opneming kon rechtvaardigen.
Door betrokkene is ter zitting aangevoerd dat er geen gronden aanwezig waren om hem te doen opnemen. Hij heeft nooit afspraken geweigerd, er is geen situatie geweest dat hij niet op afspraken is verschenen en de door hem geuite suggestie dat de afspraken wat hem betreft niet nodig zijn is voor een opname onvoldoende. Evenmin was er sprake van gevaar. De in het besluit gestelde omstandigheden, welke zijn gebaseerd op politiemutaties, moeten in dit verband niet zo zwaar worden opgevat als ze worden gepresenteerd. Ook in de huidige situatie is er geen sprake van gevaar dat de opname rechtvaardigt. Bovendien zou, voor zover hiervan eventueel al sprake zou zijn, dit gevaar buiten de kliniek kunnen worden afgewend. Betrokkene is bereid hieraan mee te werken, eventueel met nadere voorwaarden. In zijn reactie van 11 april 2016 geeft betrokkene nogmaals aan dat de gestelde gebeurtenissen zoals vermeld in de politiemutaties naar zijn mening te zwaar worden opgevat. Ook vindt hij het vervelend dat hij niet meer in de gelegenheid is geweest om de heer [naam 2] , sociaal psychiatrisch verpleegkundige van het AFPN, te spreken, aangezien deze de gang van zaken met betrekking tot de afspraken kan bevestigen.
De geneesheer-directeur heeft ter zitting toegelicht dat de heer [naam 2] meerdere keren heeft getracht telefonisch contact te krijgen met betrokkene, maar dat dit niet is gelukt. Ook via e-mail is geen fysieke afspraak tot stand gekomen. Daarnaast is het de geneesheer-directeur gebleken, onder verwijzing naar door hem ontvangen politiemutaties, dat betrokkene bedreigend en intimiderend gedrag heeft vertoond, van zodanige aard dat de buren bang voor hem zijn geworden. Zo heeft betrokkene een buurman indringend aangesproken omdat de man en zijn vrouw Syrische vluchtelingen te gast hadden. Tevens heeft betrokkene een huisarts via de telefoon uitgescholden, om de enkele reden dat diens collega-huisarts gekleurd is, hetgeen eveneens als zeer bedreigend is ervaren. Betrokkene veroorzaakt vanuit zijn overtuigingen conflicten. De geneesheer-directeur relateert deze problematiek, en het gevaar, aan de autismespectrumstoornis en de persoonlijkheidsstoornis van betrokkene. Er zal daarom een autisme-deskundige worden ingeschakeld om nader te onderzoeken op welke wijze betrokkene het best begeleid en behandeld kan worden. Het doen herleven van de voorwaardelijke machtiging acht de geneesheer-directeur gelet op voornoemde omstandigheden thans (nog) niet aan de orde.
Gelet op de verkregen informatie stelt de rechtbank vast dat betrokkene zich niet aan de voorwaarden in het behandelingsplan heeft gehouden en dat er sprake was van gevaarvol gedrag. De rechtbank stelt hiertoe in de eerste plaats vast dat door betrokkene niet is bestreden dat er de afgelopen periode geen fysieke afspraken hebben plaatsgevonden met de AFPN. Daarnaast blijkt uit de politiemutaties dat de gedragingen van betrokkene wel degelijk als bedreigend zijn ervaren. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank een voorwaardelijke machtiging dan ook niet de meest geëigende maatregel. Het besluit tot omzetting van de voorwaardelijke machtiging was derhalve gerechtvaardigd.
De rechtbank ziet, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, ook thans geen aanleiding de opname met onmiddellijke ingang op te heffen. De rechtbank is van oordeel dat een voortzetting van de gedwongen opname gezien het voorgaande noodzakelijk is om het gevaar af te wenden.
Nu het gevaar de opname reeds rechtvaardigt ziet de rechtbank geen aanleiding de heer [naam 2] te verzoeken nadere informatie te verschaffen over het nakomen van de afspraken met de AFPN.
Het bezwaar van betrokkene zal worden afgewezen.
Uit artikel 14d, tweede lid, van de wet Bopz volgt dat opneming niet langer geschiedt dan zes maanden, derhalve tot 16 september 2016.

Beslissing

De rechtbank:
  • wijst het bezwaar van betrokkene af,
  • verstaat dat de voorwaardelijke machtiging zal worden voortgezet als voorlopige machtiging, tot 16 september 2016.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.W.J. Vinkes, rechter, in tegenwoordigheid van de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2016.
(
fn: RH)
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.