ECLI:NL:RBNNE:2016:373

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 februari 2016
Publicatiedatum
3 februari 2016
Zaaknummer
18.212866-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor bedreiging van een politicus via sociale media door verdachte

Op 3 februari 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging van een politicus via Facebook. De zaak, geregistreerd onder parketnummer 18-212866-15, betreft een incident dat plaatsvond op 10 september 2015, waarbij de verdachte een bericht plaatste met de tekst "[naam politicus] je moet n kopschot hebben" en een afbeelding van een vuurwapen. De officier van justitie stelde dat de bedreiging wettig en overtuigend bewezen was, aangezien de bedreigde politicus, [naam politicus], door een beveiligingsambtenaar op de hoogte was gesteld van het bericht. De officier van justitie betoogde dat de inhoud van het bericht de vrijheid van meningsuiting te buiten ging.

De verdachte erkende het plaatsen van het bericht, maar stelde dat hij geen eerdere interactie met [naam politicus] had en dat hij niet de intentie had om de politicus te bedreigen. De politierechter moest beoordelen of de bedreiging van dien aard was dat bij de politicus redelijke vrees kon ontstaan voor zijn leven. De rechter concludeerde dat, hoewel de verdachte het bericht had geplaatst, er geen bewijs was dat de politicus de verdachte kende of dat er enige reden was voor de politicus om vrees te hebben voor de uitvoering van de bedreiging. De rechter verwees naar eerdere jurisprudentie die stelt dat er een samenstel van omstandigheden moet zijn om redelijke vrees aan te tonen.

Uiteindelijk oordeelde de politierechter dat er geen sprake was van een bewezen bedreiging en sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten. De uitspraak werd gedaan door mr. L.W. Janssen, politierechter, en de zaak werd behandeld op 3 februari 2016.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18-212866-15
vonnis van de politierechter d.d. 3 februari 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
20 januari 2016. De verdachte is verschenen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Buma.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 september 2015 te [pleegplaats 1] , gemeente Delfzijl en/of te
[pleegplaats 2] , in ieder geval in Nederland, [naam politicus] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een facebookbericht geplaatst met daarin de tekst " [naam politicus] je moet n kopschot hebben" en/of daarbij een foto geplaatst van een vuurwapen.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, nu verdachte
heeft bekend dat hij een facebookbericht heeft geplaatst met daarin de tekst " [naam politicus] je moet n kopschot hebben" en daarbij een foto geplaatst van een vuurwapen. Uit het proces-verbaal van aangifte d.d. 23 september 2015 blijkt dat [naam politicus] door [persoon] , werkzaam als beveiligingsambtenaar bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal, daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging. Ook kan uit de bewoordingen in de tekst in redelijkheid worden afgeleid dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan voor het misdrijf waarmee gedreigd werd. De officier van justitie is van oordeel dat het door verdachte op Facebook geplaatste bericht de vrijheid van meningsuiting te buiten gaat.
Standpunt van de verdachte
De verdachte heeft erkend dat hij het facebookbericht met daarin de tekst en de foto heeft geplaatst. Verdachte kan zich niet herinneren of hij met het plaatsen van het bericht op Facebook heeft gereageerd op iets wat hem niet aanstond of dat hij uit onvrede het bericht op Facebook heeft geplaatst. Verdachte heeft echter nog nooit iets met [naam politicus] te maken gehad en [naam politicus] heeft ook niets van hem te vrezen.
Beoordeling
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dient de volgende vraag te worden gesteld. Is sprake van een bedreiging die van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen?
Verdachte heeft het ten laste gelegde plaatsen van het bericht voorzien van een foto van een vuurwapen erkend. Desondanks dient te worden beoordeeld of een strafbare bedreiging kan worden bewezen.
Op de facebookpagina genaamd “ [naam] ” is een bericht geplaatst met de tekst “ [naam politicus] je moet n kopschot hebben” met daarbij geplaatst een afbeelding van een zwart vuurwapen dat in een rechterhand wordt vastgehouden. [naam politicus] is van dit bericht met afbeelding in kennis gesteld door aangever [persoon] , die hiervan weer op de hoogte is gebracht door een daartoe ingesteld team “Bedreigde Politici” van de politie, eenheid Den Haag, dat kennelijk onder meer tot taak heeft bedreigingen in de (sociale) media ter kennis van de betreffende politici te brengen. Verdachte heeft erkend het in de tenlastelegging genoemde facebookbericht te hebben geplaatst. Hoewel het bericht van verdachte niet op een aan [naam politicus] zelf toebehorende facebookpagina is geplaatst, is de politierechter van oordeel dat dit bericht kan worden aangemerkt als een afdoende middel om [naam politicus] , namens wie aangifte is gedaan door een beveiligingsambtenaar bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal, daadwerkelijk te kunnen bedreigen. [naam politicus] is een landelijk bekende politicus, van wie uit algemene media bekend is dat tussen hem en (voornamelijk) de fractievoorzitter van de [politieke partij] scherpe politieke debatten zijn gevoerd. Het zal voor [naam politicus] onmiskenbaar zijn geweest dat hij, [naam politicus] , degene is voor wie het betreffende bericht op Facebook was bedoeld.
Ten aanzien van de vraag of bij [naam politicus] de redelijke vrees kon ontstaan dat aan de bedreiging uitvoering kon worden gegeven overweegt de politierechter als volgt.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij sinds januari 2015 arbeidsongeschikt is en dat hij sindsdien op aanraden van zijn partner zich meer bezig is gaan houden met sociale media. Hij heeft echter geen eerder contact of andere bemoeienis gehad met [naam politicus] en zegt ook niet meer te weten, waarop hij met het facebookbericht heeft gereageerd.
Uit de aangifte blijkt evenmin dat [naam politicus] op enigerlei wijze bekend is met de persoon van verdachte of dat blijkt van een reden, waarom de tekst van het facebookbericht bij [naam politicus] in het bijzonder de redelijke vrees kon doen ontstaan dat verdachte de genoemde bedreiging zou kunnen uitvoeren.
Nu uit de jurisprudentie (zie bijvoorbeeld het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 16 mei 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:1393) volgt dat uit een samenstel van omstandigheden dient te blijken van de redelijke vrees dat de verdachte tot uitvoering van het geuite dreigement kon overgaan en nu daarvan naar het oordeel van de politierechter in het onderhavige geval geen sprake is, dient verdachte van het hem ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
DE UITSPRAAK VAN DE POLITIERECHTER LUIDT:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Janssen, politierechter, bijgestaan door
F. Schoonhoven, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op
3 februari 2016.