ECLI:NL:RBNNE:2016:3274

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 juli 2016
Publicatiedatum
11 juli 2016
Zaaknummer
LEE 16-2473
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake evenementenvergunning en geluidsontheffing voor festival Welcome to the Village te Leeuwarden

Op 8 juli 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een evenementenvergunning en geluidsontheffing voor het festival Welcome to the Village, dat gepland stond van 15 tot en met 17 juli 2016 in het recreatiegebied De Groene Ster te Leeuwarden. De Stichting Groene Ster Duurzaam! en de burgemeester van Leeuwarden waren betrokken als verzoekers, terwijl het college van burgemeester en wethouders als verweerder optrad. De verzoekers maakten bezwaar tegen de geluidsontheffing, met name tegen de geluidgrenswaarden en de referentiepunten waar deze waarden gemeten moesten worden. De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB) heeft advies uitgebracht over deze bezwaren.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de geluidsontheffing onvoldoende onderbouwd was, maar dat de herindeling van het festivalterrein en de aanpassing van de referentiepunten grotendeels tegemoetkwamen aan de bezwaren van de StAB. Hierdoor was er volgens de voorzieningenrechter onvoldoende grond om het festival niet door te laten gaan. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken van de omwonenden om de geluidsontheffing te schorsen afgewezen, maar heeft wel bepaald dat de geluidsontheffing in bezwaar niet in stand kan blijven. De voorzieningenrechter heeft de gemeente opgedragen om de situering van de podia, tenten en referentiepunten aan te passen en de monitoring van de geluidsbelasting te waarborgen.

De uitspraak benadrukt het belang van een goede afweging tussen de belangen van de festivalorganisatoren en de omwonenden, en de noodzaak van adequate monitoring en handhaving van de geluidgrenswaarden tijdens het evenement. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de gemeente het griffierecht aan de verzoekers moet vergoeden, aangezien hun verzoek is toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Leeuwarden
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 16/2473

uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 juli 2016 in de zaak tussen

Stichting Groene Ster Duurzaam!, te Leeuwarden,

[verzoeker 1], te Leeuwarden,
(gemachtigde: [verzoeker 2] ),
tezamen verzoekers
en

de burgemeester van de gemeente Leeuwarden,

het college van burgemeester en wethouders, verweerders
(gemachtigde: mr. R.T. Offringa).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Stichting Welcome to the Village, te Leeuwarden, vergunninghouder (gemachtigde: mr. I. van der Meer).

Procesverloop

Bij besluit van 14 juni 2016 heeft de burgemeester aan vergunninghouder een evenementenvergunning verleend ten behoeve van het evenement Welcome to the Village te Leeuwarden.
Bij besluit van dezelfde datum heeft het college van burgemeester en wethouders aan vergunninghouder een geluidsontheffing verleend ten behoeve van het genoemde evenement.
Verzoekers hebben tegen beide besluiten bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB) heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 1 juli 2016.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juli 2016. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde en P.C. Bos. Namens verweerder is genoemde gemachtigde verschenen, bijgestaan door S. Spoelstra en J.H. Stieber. Namens vergunninghouder is B.I. Pander verschenen, bijgestaan door genoemde gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet
2. De in geding zijnde evenementenvergunning en geluidsontheffing zijn verleend ten behoeve van het festival Welcome to the Village op 15 tot en met 17 juli 2016 in het recreatiegebied De Groene Ster te Leeuwarden. [verzoeker 1] is woonachtig op het adres [adres] te Leeuwarden in de omgeving van het recreatiegebied De Groene Ster. De Stichting Groene Ster Duurzaam! behartigt de belangen van recreanten die het gebied bezoeken en van omwonenden van het gebied.
3. Verzoekers verzoeken de voorzieningenrechter de bestreden besluiten te schorsen en de burgemeester en het college op te dragen een nieuwe vergunning en geluidsontheffing af te geven waarbij een aantal voorwaarden wordt opgelegd. De voorzieningenrechter stelt vast dat ter zitting is gebleken dat het verzoek feitelijk alleen ziet op de geluidsontheffing zodat de beoordeling tot dit besluit beperkt kan worden. Dit betekent dat in de navolgende overwegingen het college van burgemeester en wethouders als verweerder zal worden aangemerkt.
4. In de geluidsontheffing heeft verweerder voor het ten gehore brengen van muziek gedurende het festival voor de dag-, avond- en nachtperiode geluidgrenswaarden opgelegd die gelden op een vijftal referentiepunten voor de in de ontheffing weergegeven periodes. Deze referentiepunten zijn in het beleid opgenomen middels een daarbij gevoegde luchtfoto waarop de punten zijn weergegeven.
4.1.
De geluidsontheffing is verleend op basis van de "Beleidsregel geluid bij evenementen in de open lucht in de gemeente Leeuwarden" van maart 2015 (hierna: het beleid). Het uitgangspunt van het beleid is dat geen onduldbare overlast ontstaat in de woningen van omwonenden. Met het beleid beoogt verweerder vrijwel dezelfde bescherming te bieden als de landelijk als richtlijn aanvaarde Nota "Evenementen met een luidruchtig karkater" van de Regionale Milieu-inspectie Limburg (hierna: de Nota). Het beleid houdt in dat de organisator van het festival het volume van de verschillende podia/tenten zodanig dient aan te passen dat de geluidsdruk op de referentiepunten de vastgestelde geluidgrenswaarden niet overschrijdt.
4.2.
De vraag die beantwoord dient te worden, is of dit beleid kan dienen als onderbouwing van de bestreden ontheffing. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter laat met name de feitelijke onderbouwing van het beleid te wensen over. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat officiële overdrachtsberekeningen ontbreken, zodat niet beoordeeld kan worden of de referentiepunten goed gekozen zijn en een afdoende beschermende ring rond het festival vormen. Ook is onvoldoende bepaald of bij de, voor een evenement zoals het onderhavige, gangbare bronvermogens aan de geluidgrenswaarden op de vastgestelde referentiepunten feitelijk zal kunnen worden voldaan. Nader onderzoek in de bezwaarfase zal duidelijkheid moeten verschaffen ten aanzien van deze vragen.
4.3.
Eveneens dient beoordeeld te worden of de in het beleid gekozen geluid-grenswaarden op de referentiepunten acceptabel zijn. Anders dan door verzoekers is gesteld is naar het oordeel van de voorzieningenrechter door verweerder voor de vaststelling van de geluidgrenswaarden in hoge mate aangesloten bij de Nota. De voorzieningenrechter stelt vast dat dit niet geldt voor de drie referentiepunten (1-3) waarvoor in het beleid een geluidgrenswaarde van 55 dB(A) geldt voor de nachtperiode. Nu in de ontheffing ten aanzien van deze referentiepunten voor de nachtperiode niet wordt aangesloten bij het beleid, maar ten gunste van verzoekers wordt afgeweken van het beleid, is het beleid op dit punt geen onderwerp van geschil. Ten aanzien van de in de geluidsontheffing opgenomen geluidgrenswaarden die aansluiten bij de Nota is het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dat deze niet kennelijk onredelijk geacht kunnen worden.
4.4.
In het beleid is in aanvulling op de Nota voor evenementen in de open lucht de geluidsnorm dB(C) ingevoerd. Voor de Groene Ster geldt op basis van het beleid dat referentiepunten worden vastgesteld waarop de geluidgrenswaarden van toepassing zijn. Omdat de referentiepunten op grotere afstand tot de bron liggen dan de meetpunten in de binnenstad, is het stellen van een dB(C) norm op deze referentiepunten volgens verweerder niet hanteerbaar. In het beleid is daarom de keuze gemaakt om wel met deze norm rekening te houden, maar dan door te bepalen dat ter plaatse van de regietorens (Front of house) het dB(C) niveau niet meer dan 15 dB hoger mag zijn dan het daar ter plaatse gemeten dB(A) niveau. Met betrekking tot deze beleidskeuze heeft de StAB geadviseerd. Volgens de StAB is de keerzijde van het toepassen van de C-weging dat het verschil tussen een meting in dB(A) en in dB(C) gaat oplopen bij het toenemen van de afstand. Deze toename van het verschil is afhankelijk van verschillende factoren. De invloed van deze factoren is voor laagfrequent geluid slecht te voorspellen. Ook is een C-meting extra gevoelig voor stoorgeluid. De StAB kan zich daarom vinden in de stelling van verweerder dat een geluidsnorm in dB(C) op de referentiepunten en woningen moeilijk hanteerbaar is. De StAB concludeert dat het bewaken van het verschil tussen een meting met een A-weging en een C-weging op het evenemententerrein nabij de regietoren een goed en hanteerbaar alternatief is. Een verschilwaarde bij de regietoren biedt volgens de StAB indirect ook bescherming voor de woningen. Met inachtneming van het advies van de StAB acht de voorzieningen-rechter de keuze van verweerder om de verschilwaarde bij de regietoren te meten geen kennelijk onredelijke beleidskeuze en een goede aanvulling op de Nota die niet in deze bescherming voorziet. Bij deze keuze is voldoende rekening gehouden met de belangen van omwonenden en de belangen van de organisator van het festival.
4.5.
In het beleid is voorts vastgelegd dat bij de meting en beoordeling van de geluidbelasting de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999 (hierna: de Handleiding) wordt gehanteerd. Dit betekent met betrekking tot de vaststelling van de geveldemping van woningen dat deze plaatsvindt middels een meting met gesloten ramen. Deze keuze heeft een grote invloed op de hoogte van de geluidsbelasting binnenshuis. De voorzieningenrechter stelt vast dat de Handleiding in situaties als de onderhavige uit gaat van metingen met gesloten ramen. De voorzieningenrechter acht het op voorhand niet een kennelijk onredelijke keuze van verweerder om deze systematiek te volgen. In dat kader is de voorzieningenrechter van oordeel dat het houden van evenementen met muziek in en om bewoonde gebieden praktisch onmogelijk wordt als gemeten moet worden met open ramen en dat van omwonenden verlangd kan worden dat zij gedurende12 dagen per jaar minder mogelijkheden hebben om hun woning te ventileren.
4.6.
Ter zitting is door verweerder erkend dat de toepassing van een toeslag van 10 dB(A) in verband met muziekgeluid conform de Handleiding niet in het beleid is opgenomen. Daarbij heeft verweerder toegelicht dat toepassing van de toeslag er ook toe zou leiden dat het heel moeilijk wordt om in de open lucht dergelijke evenementen te organiseren. De voorzieningenrechter overweegt dat het beleid volledig is toegespitst op evenementen met een hoge mate van geluidhinder en als uitgangspunt heeft of sprake is van onduldbare geluidhinder. De mate van hinder van het (muziek)geluid is daarmee reeds verdisconteerd in de in het beleid aanbevolen geluidgrenswaarden. Gelet hierop is door verzoekers onvoldoende onderbouwd dat de toeslag van 10 dB(A) toegepast zou moeten worden. Verzoekers hebben in dat kader geen rapport overgelegd waaruit blijkt dat het niet toepassen van de toeslag leidt tot onduldbare hinder.
4.7.
Ten aanzien van de in het beleid gekozen referentiepunten stelt de voorzieningen-rechter vast dat onbesproken kan worden gelaten of de referentiepunten in het beleid goed gekozen zijn omdat partijen het (zoals onder 5.1 zal worden besproken), met betrekking tot de onderhavige ontheffing, eens zijn geworden over de locaties van deze referentiepunten.
5. Vervolgens moet vastgesteld worden dat verweerder en vergunninghouder ter zitting een gewijzigde indeling van het evenemententerrein hebben gepresenteerd. Deze nieuwe indeling is ingetekend op een luchtfoto (De Groene Ster e.o., 29-6-2016) die ter zitting is overgelegd en door de voorzieningenrechter als gedingstuk A29 aan het dossier is toegevoegd. De wijziging betreft de situering van de verschillende podia en tenten op het evenemententerrein. Deze situering is zodanig gewijzigd dat de podia en tenten in oostelijke richting zijn verschoven. Ter zitting hebben verzoekers te kennen gegeven zich te kunnen vinden in deze wijziging. Verder zijn partijen ter zitting overeengekomen dat het podium dat uiterst rechts op de luchtfoto is weergegeven omgedraaid zal worden en naar het westen zal worden verschoven tot aan de oever/het strand. De voorzieningenrechter stelt vast dat, zoals ter zitting met partijen is besproken, de hiervoor besproken wijzigingen van de indeling van het evenemententerrein vast staan en dat verdere aanpassingen niet aan de orde kunnen zijn.
5.1.
Ter zitting zijn partijen het verder eens geworden over de vaststelling van een extra referentiepunt. In de reactie op het StAB-advies heeft verweerder te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen het vaststellen van een referentiepunt ter plaatse van Alddiel 9. Ter zitting zijn partijen voorts overeengekomen dat referentiepunt 3 in zuidelijke richting verschoven zal worden zodat deze niet wordt afgeschermd.
5.2.
De onder 5 en 5.1 beschreven wijzigingen van de geluidsontheffing hebben tot gevolg dat de geluidsontheffing in bezwaar niet in stand zal kunnen blijven.
5.3.
In reactie op de nieuwe indeling van het evenemententerrein hebben verzoekers ter zitting aangegeven dat het nu wenselijk is dat een extra referentiepunt wordt vastgesteld tussen de bestaande referentiepunten 4 en 5. De voorzieningenrechter stelt vast dat dit verzoek is ingegeven door de te behartigen belangen van de inwoners van Tytsjerk. De voorzieningenrechter acht de toevoeging van een extra referentiepunt op deze locatie evenwel vooralsnog niet noodzakelijk. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de afstand van het evenemententerrein tot Tytsjerk ruim twee kilometer bedraagt en dat de twee in de ontheffing opgenomen referentiepunten (4 en 5) voldoende bescherming bieden aan de inwoners van Tytsjerk.
5.4.
Ook de wens van verzoekers dat een extra referentiepunt wordt vastgelegd tussen de in de ontheffing opgenomen referentiepunten 1 en 5 volgt de voorzieningenrechter niet. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voegt een extra referentiepunt op de gewenste locatie weinig toe aan de handhavingsmogelijkheden op het terrein. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat tussen het terrein en het te beschermen Gytsjerk een autoweg gelegen is, dat het tussenliggende gebied niet enkel water betreft maar grotendeels ook land en dat de afstand van het evenemententerrein tot Gytsjerk ongeveer drie kilometer bedraagt.
5.5.
De voorzieningenrechter acht het vervolgens aannemelijk dat in de nieuw gekozen indeling van het evenemententerrein, die verweerder en vergunninghouder overeen zijn gekomen, aan de overwegingen van de StAB tegemoet is gekomen. In de nieuwe indeling zijn de afstanden tussen de referentiepunten 1, 2, 3 en de podia en tenten aanmerkelijk vergroot. Ook is de richting van de podia gewijzigd zodat de geluidsemissie meer gericht is op de referentiepunten 4 en 5. Het podium Bonte Bok vormt hierop een uitzondering, maar dit podium is naar het oosten verschoven en daarmee achter bosschages gesitueerd. De voorzieningenrechter acht het met deze indeling dan ook aannemelijk dat op de referentiepunten 1, 2 en 3 gemakkelijker aan de geluidgrenswaarden zal kunnen worden voldaan. Gelet op deze conclusie is het daarom ook minder geïndiceerd om in navolging van het StAB-advies in het kader van dit verzoek om voorlopige voorziening, voor referentiepunt 1 een lagere norm vast te stellen in verband met eventuele afschermende werking. Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat die afschermende werking weliswaar ook geldt voor de huizen achter referentiepunt 1 maar niet voor de huizen die tussen referentiepunt 1 en 2 zijn gesitueerd. Verweerder kan dit in het onderzoek ter nadere onderbouwing van zijn beleid in de bezwaarfase meenemen.
6. In de geluidsontheffing heeft verweerder de geluidgrenswaarden die gelden tijdens het evenement vastgelegd. Deze normen gaan minder ver dan op grond van het beleid mogelijk is. Verweerder heeft er voor gekozen om de geluidgrenswaarde op de referentie-punten 1, 2 en 3 in de nachtperiode te beperken tot 50 dB(A). Met deze beperking sluit verweerder aan bij de normen die in de Nota zijn opgenomen. Met inachtneming van het feit dat het vaststellen van geluidgrenswaarden een discretionaire bevoegdheid van verweerder betreft en dat hiervoor wettelijk gezien geen regels zijn gegeven en dat verweerder hiermee heeft aangesloten bij de Nota, heeft verweerder naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter tot deze geluidgrenswaarden kunnen komen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat verweerder zich ervan bewust is dat de vaststelling van deze geluidgrenswaarden een zekere mate van overlast in de omgeving kan veroorzaken en dit bij de afweging van het maatschappelijke belang om een festival te houden tegen de belangen van omwonenden heeft meegewogen.
7. Het ten gehore brengen van muziek is in de geluidsontheffing gebonden aan eindtijden. Voor de zondag (een dag waarop een werkdag volgt) geldt voor de geluid-grenswaarde van 75 dB(A) de eindtijd 23:00 uur en voor vrijdag en zaterdag (dagen waarop een vrije dag volgt) geldt voor deze geluidgrenswaarde de eindtijd 24:00 uur. Voor de vergunde nachtperiode van 0:00 uur tot 03:00 uur geldt een geluidgrenswaarde van 50 dB(A). Ter zitting hebben verzoekers erkend dat met name de verlenging van de eindtijd voor de geluidgrenswaarde van 75 dB(A) tot 24:00 uur ongewenst is. Daartoe is aangevoerd dat er omwonenden zijn die ook in het weekend werkzaam zijn en dus een eindtijd voor de geluidgrenswaarde van 75 dB(A) van 23:00 uur gepast zou zijn. Vastgesteld moet worden dat verweerder bij het bepalen van de genoemde eindtijden in de geluidsontheffing niet is afgeweken van zijn beleid. Bij een vergelijking van het beleid op dit punt met de Nota blijkt dat de Nota de ruimte geeft om voor dagen waarop een vrije dag volgt het tijdstip waarop de normstelling voor de nachtperiode ingaat met één of twee uur te verschuiven naar respectievelijk 24:00 en 01:00 uur. Dit betekent dat het beleid stringenter geformuleerd is als het gaat om de eindtijd van de avondperiode waarvoor de geluidgrenswaarde van
75 dB(A) geldt. Ook de vaststelling van de genoemde eindtijden is een discretionaire bevoegdheid van verweerder. De voorzieningenrechter acht, rekening houdend met de maatschappelijke belangen en de belangen van omwonenden, de door verweerder in de geluidsontheffing opgenomen eindtijden niet kennelijk onredelijk.
8. Van belang is ook of de duur van de dag- en avondperiode waarin de geluidgrenswaarde van 75 dB(A) geldt acceptabel is. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de geluidsontheffing op dit punt een forse belasting voor omwonenden geeft met name gezien het meerdaagse karakter van het evenement. Gezien evenwel de maximaal toelaatbare geluidsbelasting en de beperkte frequentie waarmee dit soort evenementen gehouden wordt, is deze duur niet op voorhand zodanig onacceptabel dat daarop zou moeten worden ingegrepen door de voorzieningenrechter.
9. De vraag die tenslotte beantwoord dient te worden is of het reëel is om aan te nemen dat de in de geluidsontheffing opgenomen systematiek van handhaving toereikend is om te bewerkstelligen dat tijdens het evenement de geluidgrenswaarden niet worden overschreden. Ter zitting heeft verweerder de volgende toelichting gegeven op de wijze waarop de monitoring van de geluidsbelasting met klasse II geluidsmeters op de referentiepunten plaatsvindt. Tijdens de monitoring wordt met een interval van één minuut gemeten. Indien sprake is van een overschrijding op een referentiepunt dan wordt een signaal gegeven aan de organisatie en de toezichthouders. Beide kunnen de geluidsbelasting real time volgen. Ter zitting is gebleken dat de organisatie bij elke actieve Front of house heeft voorzien in een ‘babysitter’ die er op toeziet dat bij een overschrijding het volume direct wordt teruggebracht. Met deze wijze van monitoring is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voldoende gegarandeerd dat in het geval van overschrijding van de geluidgrenswaarden het volume naar beneden zal worden bijgesteld. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat deze wijze van monitoring aansluit bij de door het StAB geadviseerde wijze van meten.
De toezichthouders gaan bij een serieuze overschrijding ter plaatse van het referentiepunt kijken wat de oorzaak van de overschrijding is. De overschrijding kan het gevolg zijn van het volume van de muziek maar ook van andere factoren in de omgeving van het referentiepunt. Indien sprake blijkt te zijn van een structurele overschrijding dan gaan de toezichthouders met een klasse I geluidsmeter een meting van vijf minuten uitvoeren. Ten aanzien van het gehanteerde interval van vijf minuten voor het vaststellen van overtredingen is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter door verweerder voldoende aannemelijk gemaakt dat dit interval nodig is vanwege de grote afstanden waarop de referentiepunten gelegen zijn en de verstoringen die mede daardoor kunnen optreden. Ter zitting is besproken dat de geluidsmeters niet aan de gevels van gebouwen worden geplaatst om onzuiverheid in de meting te voorkomen maar op een zodanig afstand dat er geen sprake is van reflectie of afscherming door gebouwen.
10. Het betoog van verzoekers dat verweerder de gegevens van de monitoring real time via internet voor het publiek beschikbaar moet stellen, volgt de voorzieningenrechter niet. De vraag of een overschrijding heeft plaatsgevonden als in de monitoring een overschrijding wordt weergegeven is mede afhankelijk van de omgevingsfactoren waaronder de monitoring heeft plaatsgevonden. Het is noodzakelijk dat een nadere controle door een toezichthouder plaats vindt om vast te stellen of daadwerkelijk sprake is van een overschrijding dan wel een samenloop van omstandigheden. Het real time beschikbaar stellen van de monitoringsgegevens zou, zoals verweerder stelt, leiden tot onnodige discussie vanwege verschillende interpretaties van de gegevens. Daarmee geeft de voorzieningenrechter in het kader van deze procedure geen oordeel over de vraag of dergelijke gegevens bewaard moeten worden en eventueel na het evenement aan verzoekers beschikbaar moeten worden gesteld.
11. Gelet op het bovenstaande wijst de voorzieningenrechter het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het evenement wordt uitgevoerd zoals beschreven is in r.o. 5 en 5.1 ten aanzien van de situering van de podia, tenten en referentiepunten en in r.o. 9 ten aanzien van de monitoring, handhaving en de wijze van meten nabij de referentiepunten.
12. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
13. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter :
- treft de voorziening dat het evenement wordt uitgevoerd zoals beschreven is in r.o. 5 en 5.1 ten aanzien van de situering van de podia, tenten en referentiepunten en in r.o. 9 ten aanzien van de monitoring, handhaving en de wijze van meten nabij de referentiepunten;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 334,- aan verzoekers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.L. Vucsán, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Nolles, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2016.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.