1.8.Ordina heeft recent interesse getoond in (het in gebruik nemen van) de tool.
2. In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder het belastbare inkomen van eiser
op het juiste bedrag heeft vastgesteld. Meer in het bijzonder gaat het om de vraag of
de tool op de balans van [onderneming] dient te worden geactiveerd tegen de waarde in het
economisch verkeer of tegen de historische kostprijs, welke waarde vervolgens dient als
basis voor de berekening van de jaarlijkse afschrijving. Niet in geschil is dat de
aanschaffings- of voortbrengingskosten (exclusief eigen arbeid) in totaal maximaal € 5.000
hebben bedragen.
3. Ter zitting heeft eiser zijn standpunt met betrekking tot de willekeurig afschrijvingen
laten vallen en vervangen door de stelling dat sprake moet zijn van een inhaalafschrijving
over het jaar 2011 van € 50.000 en een normale afschrijving over het jaar 2012 van € 50.000
zodat per saldo over het jaar 2012 een bedrag van € 100.000 aan afschrijving ten laste van
het resultaat moet worden gebracht. Dit is verder niet in geschil, daar verweerder ter zitting
heeft verklaard eiser hierin te volgen, als de rechtbank van oordeel is dat de tool bij inbreng
in de onderneming mag worden geactiveerd tegen de waarde in het economisch verkeer
door eiser berekend op een bedrag van € 250.000.
4. Eiser stelt dat hij de tool uit pure liefhebberij heeft ontwikkeld en dat [bedrijf] daarbij niet betrokken is geweest. De tool is dan ook niet ontstaan in het kader van een economische activiteit in het maatschappelijk verkeer, aldus eiser. De tool maakt het eenvoudiger om programma's voor een mainframe te ontwikkelen. Daarom heeft eiser de tool aan [bedrijf] en zijn collega's ter beschikking gesteld. Volgens eiser heeft hij daarvoor nooit enige vergoeding ontvangen. Eiser stelt verder dat hij - toen hij nog in loondienst was - wel heeft overwogen de tool te gaan exploiteren, maar dat hij dat uiteindelijk niet heeft gedaan. Ter zitting heeft eiser verklaard dat zijn collega's hem voor gek verklaarden als hij de tool niet ging exploiteren omdat hij daarmee volgens hen miljonair had kunnen worden. Eiser stelt dat hij pas in 2011 - in het zicht van zijn pensioen - is gestart met de exploitatie van de tool. In dat kader heeft hij de tool ingebracht in SamWare en is hij gaan adverteren op zijn website. Volgens eiser is pas op dat moment de belastingplicht in de winstsfeer aangevangen. Conform de hoofdregel heeft hij de tool daarom op dat moment op de balans van SamWare geactiveerd tegen de waarde in het economisch verkeer.
5. Verweerder voert aan dat eiser de tool niet in de hobbymatige sfeer heeft ontwikkeld. Voor de ontwikkeling was het gebruik van het mainframe van [bedrijf] noodzakelijk. Het is onwaarschijnlijk dat [bedrijf] eiser toestemming heeft gegeven voor het gebruik van het mainframe voor diens hobby, aldus verweerder. Verder was duidelijk dat de tool voor mainframegebruikers grote voordelen zou opleveren. Daarbij heeft eiser tijdens zijn dienstverband bij [bedrijf] ook overwogen om de tool te gaan exploiteren. Volgens verweerder is daarmee sprake van een nog niet gerealiseerde opbrengst van arbeid in de zin van artikel 22 van de Wet op de Inkomstenbelasting 1964 (Wet IB 1964). Eiser dient de tool dan ook op de balans van [onderneming] te activeren tegen de historische kostprijs, aldus verweerder. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft verweerder verwezen naar een uitspraak van de Hoge Raad van 9 maart 1994 (ECLI:NL:HR:1994:ZC5615). 6. De rechtbank is van oordeel dat bij de totstandkoming van de tool de te realiseren opbrengsten behoren tot de bron 'andere inkomsten uit arbeid' in de zin van artikel 22, eerste lid, letter b van de Wet IB 1964. Wat ook zij van de overwegingen van eiser om de tool (voorlopig) niet te exploiteren maar 'om niet' ter beschikking te stellen aan zijn (voormalig) werkgever en collega's. De redelijke verwachting van voordeel (zie onder meer de onder 4. bedoelde opmerkingen van collegae) en de innerlijke overweging om de tool te gaan exploiteren, acht de rechtbank gelet op de omvang van de arbeid en de professionaliteit van de tool daarvoor voldoende. Dat de realisatie van de voordelen nog achterwege is gebleven, doet daar niet aan af. Realisatie van het voordeel is immers naar het oordeel van de rechtbank geen bronvereiste. De waarde van de tool is daarom aan te merken als de nog niet gerealiseerde opbrengst van arbeid in de zin van artikel 22 van de Wet IB 1964. Het vorenstaande houdt in dat bij de invoering van de Wet op de Inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) de tool is gaan behoren tot het vermogen van een werkzaamheid als bedoeld in artikel 3.94 van de Wet IB 2001.
Dit leidt er toe dat op basis van onderdeel M, ten tweede, van de Invoeringswet Inkomstenbelasting 2001 de tool op de openingsbalans van de werkzaamheid te boek moet worden gesteld voor de aanschaffings- of voortbrengingskosten van € 5.000 (zie 2.)
7. De rechtbank overweegt dat vanaf 1 januari 2001 de werkzaamheid in de zin van artikel 3.94 wet IB 2001 bestaat uit de onderhavige tool. Niet gesteld, of anderszins is de rechtbank gebleken dat vóór het moment van inbreng in [onderneming] niet langer is voldaan aan de voorwaarden voor het bestaan van een werkzaamheid, zodat sprake is of zou moeten zijn geweest van sfeerovergang met afrekening. De rechtbank is daarom van oordeel dat de werkzaamheid voortduurde tot op het moment van inbreng in de onderneming.
8. Verder is de rechtbank van oordeel dat het ter beschikking stellen van de tool aan de onderneming van eiser, waardoor de tool tot zijn ondernemingsvermogen is gaan behoren geen invloed heeft op de boekwaarde van de tool. De tool mag immers onbelast worden doorgeschoven naar de onderneming op basis van artikel 3.99 Wet IB 2001 (vgl. Hoge Raad 15 mei 2016, nr. 15/02667, ECLI:NL:HR:2016:831). Dit houdt in dat de tool op de balans van de onderneming te boek blijft gesteld voor de aanschaffings- of voortbrengingskosten, te weten € 5.000. 9. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder de afschrijving tot een bedrag van € 100.000 terecht heeft gecorrigeerd. Bij het vaststellen van het inkomen uit werk en woning is per saldo rekening gehouden met een afschrijvingsbedrag van € 5.000. Dit is verder tussen partijen niet in geschil.
10. Op grond van het al het voorgaande, is het beroep ongegrond.
11. Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Eiser heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de beschikking belastingrente.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.