ECLI:NL:RBNNE:2016:2296

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 maart 2016
Publicatiedatum
13 mei 2016
Zaaknummer
4803278 VV EXPL 16-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van concurrentiebeding in kort geding tussen werknemer en werkgever

In deze zaak heeft [A], een werknemer bij Uitzendmarkt, een kort geding aangespannen om schorsing van een concurrentiebeding te vorderen. [A] was werkzaam als sales-intercedent en had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Na beëindiging van haar dienstverband verzocht zij om ontheffing van het concurrentiebeding, dat haar verbood om binnen een straal van 100 kilometer van Groningen in dienst te treden bij concurrenten. Uitzendmarkt weigerde dit, met als argument dat het concurrentiebeding noodzakelijk was ter bescherming van hun bedrijfsbelangen. De kantonrechter heeft op 8 maart 2016 geoordeeld dat Uitzendmarkt onvoldoende zwaarwegende belangen heeft aangetoond die de handhaving van het concurrentiebeding rechtvaardigen. De kantonrechter heeft de vordering van [A] tot schorsing van het concurrentiebeding toegewezen, omdat het beding onbillijk zou zijn in verhouding tot de belangen van Uitzendmarkt. Tevens is Uitzendmarkt veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de strenge eisen die de wet stelt aan de motivering van concurrentiebedingen in tijdelijke arbeidsovereenkomsten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 4803278 VV EXPL 16-16
Vonnis in kort geding d.d. 8 maart 2016
inzake
[A] ,
wonende [woonplaats] , [adres] ,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie, hierna [A] te noemen,
gemachtigde mr. F.Y. van der Pol, advocaat te Vries,
tegen
de besloten met vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Uitzendmarkt,
statutair gevestigd te (3361 BP) Sliedrecht, Kerkstraat 10,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie hierna Uitzendmarkt te noemen,
gemachtigde mr. H. van de Griend, werkzaam bij Verius Juristen en Business Consultants.
PROCESGANG
Op de in de inleidende dagvaarding genoemde gronden heeft [A] (zakelijk weergegeven) -bij wijze van voorlopige voorziening- gevorderd:
Primair:
1. de werking van de boeteclausule te vernietigen op straffe van een dwangsom;
2. Uitzendmarkt te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding ten bedrage van € 69,35 bruto voor iedere dag dat [A] vanaf 4 januari 2016 geen inkomsten uit werk heeft;
3. Uitzendmarkt te veroordelen tot betaling van het misgelopen salaris over de maand januari 2016 zijnde € 2.150,00.
Subsidiair:
4. Uitzendmarkt BV te veroordelen tot vernietiging van het concurrentiebeding;
5. Uitzendmarkt te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding ten bedrage van € 69,35 bruto voor iedere dag dat [A] vanaf 4 januari 2016 geen inkomsten uit werk heeft;
6. Uitzendmarkt te veroordelen tot betaling van het misgelopen salaris over de maand januari 2016 zijnde € 2.150,00.
Meer subsidiair:
7. Gedeeltelijke vernietiging van het concurrentiebeding, waarbij het beding zodanig wordt begrenst in afstand en in tijd dat [A] per direct in kan gaan op het werkaanbod te Stadskanaal;
8. veroordeling van Uitzendmarkt tot betaling van een schadevergoeding gelijk aan het brutosalaris dat [A] misloopt vanaf 4 januari 2016;
9. Uitzendmarkt te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding bestaande uit het salaris ten bedrage van € 1.997,00 bruto per maand tot aan het moment dat [A] bij een arbeidsbemiddelingsbureau een baan kan aanvaarden enkel in de resterende branches, te weten horeca en gezondheid;
10. Uitzendmarkt te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Uitzendmarkt heeft een conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie ingediend. Zij heeft gevorderd -bij wijze van voorlopige voorziening- [A] :
- te verbieden, op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom, welke [A] verbeurt ten behoeve van Uitzendmarkt, bij JIJ Uitzendbureau (inhoudende alle BV’s van JIJ Uitzendbureau) in dienst te treden, binnen twee jaar (gerekend vanaf einde dienstverband) en binnen een straal van 100 kilometer gerekend vanaf de stad Groningen, alsook [A] te verbieden in dienst te treden bij andere concurrenten van Uitzendmarkt onder de voorwaarden zoals gesteld in het concurrentiebeding. Met uitzondering van de door Uitzendmarkt reeds gegeven versoepeling zoals gesteld in het schrijven van Uitzendmarkt d.d. 16 december 2015 (zie productie 5 behorend bij dagvaarding);
- te bepalen dat [A] na betekening van het vonnis een onmiddellijk opeisbare dwangsom (van € 10.000,-- per overtreding, te vermeerderen met € 1.000,-- voor iedere dag of een gedeelte van een dag, dat de overtreding voortduurt), althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, verbeurt voor iedere dag of een gedeelte van een dag dat [A] in gebreke is geheel of ten dele aan het in dezen te wijzen vonnis als vermeld onder 1 van dit petitum te voldoen, alsmede voor iedere dag of een gedeelte van een dag dat dit verzuim voortduurt;
- met veroordeling van [A] in de kosten van het geding, alsmede in de wettelijke rente over de kosten, voor zover deze niet zijn voldaan binnen veertien dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis.
De mondelinge behandeling is gehouden op 16 februari 2016. Partijen zijn ter zitting verschenen (Uitzendmarkt vertegenwoordigd door haar Rayonmanager, [B] ) waar zij hun wederzijdse standpunten (nader) uiteen hebben gezet, [A] mede aan de hand van de door haar gemachtigde opgestelde pleitaantekeningen.
Van het verhandelde is door de griffier aantekening gehouden.
Ter zitting heeft [A] haar vordering
gewijzigdin die zin dat zij de kantonrechter verzoekt om over te gaan tot schorsing van het concurrentiebeding in plaats van vernietiging.
Nadat partijen er niet in waren geslaagd een minnelijke schikking te bereiken is de behandeling gesloten en uitspraak bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
In conventie en reconventie

1.De feiten

1.1
[A] , is op 5 mei 2014 krachtens arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van 6 maanden bij Uitzendmarkt in dienst getreden als sales-intercedent. Dit dienstverband is aansluitend verlengd voor de duur van 6 maanden. Vervolgens is ook dit dienstverband op 5 mei 2015 verlengd voor de duur van 6 maanden. Haar brutosalaris bedroeg laatstelijk € 1.997,00 te vermeerderen met 8 % vakantietoeslag.
1.2
In artikel 12 van de schriftelijke arbeidsovereenkomst van 5 mei 2015 is een concurrentiebeding opgenomen. Hierin is het navolgende bepaald:
Werknemer zal gedurende de arbeidsovereenkomst alsmede gedurende een periode van
twee jaar na het eindigen van de dienstbetrekking zonder voorafgaande schriftelijke
toestemming van Werkgever.
- geen activiteiten ondernemen welke gelijk of gelijksoortig zijn aan de activiteiten van de Werkgever en/of aan Werkgever gelieerde ondernemingen;
en/of
- niet direct of indirect werkzaam zijn, op welke wijze en in welke vorm dan ook, hetzij op eigen naam hetzij door middel van en/of in samenwerking met, dan wel in
dienstbetrekking, bij andere natuurlijke of rechtspersonen die gelijke of gelijksoortige activiteiten verrichten als Werkgever en aan Werkgever gelieerde ondernemingen.
Onder dit verbod is mede begrepen het al dan niet op eigen naam verwerven of bezitten van
aandelen in gelijke of gelijksoortige ondernemingen als die van Werkgever en/of aan
Werkgever gelieerde ondernemingen, anders dan op de beurs officieel genoteerde fondsen.
Het hierboven omschreven verbod geldt uitsluitend binnen een straal van 100 km vanaf de
laatste standplaats van Werknemer,
Werkgever heeft een belang bij het opnemen van het concurrentiebeding in verband met
zwaarwichtige bedrijfs- en/of dienstbelangen, die onderstaand nader zullen worden
toegelicht.
In de functie van sales intercedent beslaan de werkzaamheden van Werknemer voornamelijk uit:
• contact met klanten, relaties, leveranciers

ondersteuning van beleidsbepalende / strategische werkzaamheden

werkzaamheden met vertrouwelijke softwaresystemen
Werknemer zal door het uitoefenen van bovengenoemde functie over relevante kennis en
vertrouwelijke informatie beschikken die zeer waardevol is voor een concurrerende
onderneming. Zo zal Werknemer inzicht hebben in:
• offertes/ marges / inkoopprijzen
• marketing- / verkoopstrategieën
• klantenbestand en/of kennis van de klant
• leveranciers
• kennis van een bepaald systeem o.i.d.
• contractvoorwaarden
• nieuw te ontwikkelen producten /diensten
Gezien de vertrouwelijkheid van deze informatie en specifieke kennis, evenals de relevantie
hiervan voor haar organisatie, is het voor Werkgever van groot belang dat werknemer
gebonden is aan het in dit beding opgenomen verbod.
1.3
In september 2015 heeft [A] zich ziek gemeld wegens een conflict met (één van) haar twee collega’s.
1.4
Uitzendmarkt heeft besloten de arbeidsovereenkomst met [A] per 4 november 2015 niet meer te verlengen.
1.5
Op 7 december 2015 heeft [A] een baan aangeboden gekregen bij JIJ Uitzendbureau, waar zij met ingang van 4 januari 2016 kon starten.
1.6
Bij e-mail van 8 december 2015 heeft [A] aan Uitzendmarkt verzocht om ontheffing van het concurrentiebeding.
1.7
Op 16 december 2015 heeft Uitzendmarkt aan [A] medegedeeld dat zij [A] tegemoet wil komen door het concurrentiebeding te beperken, inhoudende dat het [A] nog slechts niet is toegestaan actief werkzaam te zijn voor de arbeidsbemiddeling in de branches: logistiek, productie, groenvoorziening, bouw, afbouw, administratief personeel, schoonmaak en techniek.
1.8
In verband met het standpunt van Uitzendmarkt met betrekking tot het concurrentiebeding heeft [A] de indiensttreding bij JIJ Uitzendbureau uitgesteld.

2.Het geschil

2.1
In essentie zijn partijen verdeeld over het antwoord op de vraag of er gronden zijn om het concurrentiebeding te schorsen en voorts of [A] aanspraak kan maken op een schadevergoeding naar billijkheid.
2.2
Waar nodig zal hierna nader op de stellingen van partijen worden ingegaan.

3.De beoordeling

3.1
Naar het oordeel van de kantonrechter hebben partijen voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang hebben bij de over en weer gevraagde voorzieningen, zodat zij in zoverre ontvankelijk zijn in hun vorderingen.
3.2
In dit kort geding moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, beoordeeld worden of de vorderingen in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing nu al gerechtvaardigd is. De kantonrechter overweegt daarover als volgt.
3.3
De kantonrechter stelt voorop dat onder de nieuwe wet werk en zekerheid (WWZ) met ingang van 1 januari 2015 een concurrentiebeding in beginsel alleen geldig is wanneer er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
In arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd kan op grond van artikel 653 lid 2 BW (nieuw) slechts een concurrentiebeding worden opgenomen "
indien uit de bij dat beding opgenomen schriftelijke motivering van de werkgever blijkt dat het beding noodzakelijk is wegens zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen".
3.4
[A] stelt zich op het standpunt dat onvoldoende duidelijk is wat die zwaarwegende belangen zijn die Uitzendmarkt wenst te beschermen. De motivering, die Uitzendmarkt daartoe in het schriftelijk arbeidscontract heeft opgenomen, is volgens [A] onvoldoende specifiek. Verder betwist zij dat zij beschikte over exclusieve kennis of geheime bedrijfskennis; de financiële kennis was bovendien was openbaar en standaard. Uitzendmarkt heeft daartegenover aangevoerd dat [A] , gezien haar functie, inzicht had in haar financiële gegevens, contractvoorwaarden, offertes en tarieven. Uitzendmarkt stelt dan ook dat zij een zwaarwegend belang heeft bij de bescherming van deze concurrentie gevoelige gegevens door het concurrentiebeding.
3.5
De kantonrechter overweegt ter zake het volgende.
Bij de totstandkoming van de WWZ heeft de wetgever in de nieuwe bepaling 7:653 BW de criteria voor een rechtsgeldig overeen te komen (non-)concurrentiebeding welbewust aangescherpt en voor de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zelfs nadrukkelijk in zijn algemeenheid verboden en slechts beperkt tot die gevallen waarin bij schriftelijk overeengekomen beding door de werkgever is gemotiveerd dat en waarom zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen haar tot een dergelijke maatregel nopen.
3.6
De kantonrechter constateert dat het concurrentiebeding tussen partijen schriftelijk is overeengekomen en wat betreft motiveringsplicht met de in rechtsoverweging 1.2 geciteerde omschrijving op zichzelf genomen aan de formele vereisten voldoet.
3.7
De door de wetgever verlangde motiveringsplicht vergt ook een inhoudelijke beoordeling daarvan, in die zin dat moet worden beoordeeld of het concurrentiebeding ook noodzakelijk is "wegens zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen".
De wetgever heeft evenwel nauwelijks aanknopingspunten gegeven voor een nadere invulling van dit criterium. Gegeven het door de wetgever gekozen uitgangspunt dat een concurrentiebeding in een tijdelijke arbeidsovereenkomst "
nietgeldig is, tenzij..", moet worden aangenomen dat het een zware toets betreft. In de parlementaire geschiedenis wordt aangegeven dat sprake moet zijn van een werknemer die
specifiekewerkzaamheden verricht of in een
specifiekefunctie werkzaam is ("hele specifieke kennis of bedrijfsinformatie die de werknemer op zal doen, waarbij de werkgever onevenredig wordt benadeeld als de werknemer overstapt naar de concurrent" Kamerstukken I 2013/14, 33818, C, p.104) en dat dit per geval "een
specifiekeafweging en motivering" vergt.
3.8
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter voorshands van oordeel dat Uitzendmarkt haar zwaarwegende bedrijfsbelangen onvoldoende heeft geconcretiseerd. Uitzendmarkt heeft weliswaar in artikel 12 een opsomming gegeven, van bedrijfsgegevens waarin [A] volgens Uitzendmarkt tijdens haar dienstverband inzicht zal verwerven, maar de kantonrechter acht deze opsomming te algemeen en onvoldoende specifiek. Niet gesteld is om welke concrete "commercieel gevoelige, vertrouwelijke bedrijfsinformatie" het nu precies gaat, waarmee dèze werknemer - [A] - het bedrijfsdebiet van Uitzendmarkt daadwerkelijk in gevaar kan brengen, zodat het daarop gerichte concurrentbeding absoluut noodzakelijk is. Met andere woorden: niet duidelijk is gemaakt waarom in de door de wetgever bedoelde specifieke zin het bedrijfsdebiet van Uitzendmarkt word aangetast.
Dat [A] op de hoogte is van de prijzen en contractvoorwaarden acht de kantonrechter in het licht van het onder 3.7 genoemde uitgangspunt onvoldoende. Dit houdt in dat het concurrentiebeding, waarop Uitzendmarkt zich beroept, naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet voldoet aan het noodzakelijkheidsvereiste.
3.9
Veronderstellenderwijs evenwel dat Uitzendmarkt wel aan haar motiveringsplicht heeft voldaan, is de kantonrechter uit hoofde van het bepaalde in artikel 7:653 lid 3 sub b BW bevoegd om het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk te vernietigen wanneer de werknemer daardoor onbillijk wordt benadeeld in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever. Bij die belangenafweging zal het spanningsveld tussen het aan de werknemer toekomende grondrecht op vrijheid van arbeidskeuze enerzijds en de rechtmatige bescherming van de werkgever van zijn bedrijfsbelangen aan de concrete casuïstiek moeten worden getoetst. De verzwaarde toets bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd dient daarbij in het nadeel van de werkgever te worden uitgelegd.
De kantonrechter is voorshands van oordeel dat in de gegeven omstandigheden aanleiding bestaat om aan te nemen dat [A] door het concurrentiebeding onbillijk wordt benadeeld.
De kantonrechter neemt daarbij in aanmerking dat [A] een jonge, net afgestudeerde werknemer is, die aan het begin van haar carrière staat en voor wie het, na haar afstuderen, de eerste baan betrof. Door de keuze van Uitzendmarkt voor een tijdelijk contract, was voorts nog slechts sprake van een betrekkelijk onervaren werknemer en een kort dienstverband. Niet gebleken is van een grootse investering van Uitzendmarkt in [A] op het gebied van training en scholing. Integendeel, onbetwist is dat werknemer voor haar indiensttreding al specifiek in arbeidsbemiddeling was geschoold en tijdens haar dienstverband bij Uitzendmarkt "zich alles zelf eigen heeft gemaakt".
Bij handhaving van het concurrentiebeding zal het voor [A] lastig zijn om ander werk te vinden, nu zij bij geen enkel uitzendbureau binnen 100 kilometer in dienst kan treden terwijl haar studie -Retail Management, gediplomeerd Uitzendmedewerker SEU (Stichting Examens Uitzendbranche)- juist daar op is gericht.
3.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is het zeer waarschijnlijk dat de bodemrechter, aan wie het onderhavige geschil wordt voorgelegd, zal oordelen dat [A] niet aan het concurrentiebeding kan worden gehouden. De gewijzigde primaire vordering van [A] - schorsing van het concurrentiebeding- zal derhalve worden toegewezen.
3.11
Naast de vordering tot schorsing heeft [A] verzocht om Uitzendmarkt te veroordelen om ter zake van schadevergoeding een bedrag van € 69,35 bruto per dag aan haar te betalen nu zij in januari 2016 niet aan haar nieuwe baan heeft kunnen beginnen.
3.12
Naar het oordeel van de kantonrechter dient voormelde vordering te worden afgewezen. Indien [A] bedoeld heeft artikel 7:653 lid 5 BW aan haar vordering ten grondslag te leggen overweegt de kantonrechter dat het in dat artikel gaat om gevallen waarin het concurrentiebeding in stand blijft. Deze situatie doet zich hier evenwel niet voor, aangezien het beding niet zal worden gehandhaafd, maar geschorst. Indien [A] bedoeld heeft onrechtmatig handelen zijdens Uitzendmarkt aan haar vordering ten grondslag te leggen overweegt de kantonrechter dat zij daartoe onvoldoende heeft gesteld. Het enkele feit dat Uitzendmarkt [A] wenste te houden aan het contractuele beding kan zonder nadere toelichting van [A] , welke toelichting ontbreekt, niet als onrechtmatig worden aangemerkt.
3.13
Gelet op de uitkomst van de procedure in conventie zal de door Uitzendmarkt ingestelde vordering in reconventie worden afgewezen.
3.14
Uitzendmarkt zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten.
BESLISSING IN KORT GEDING
De kantonrechter:
In conventie
schorst het concurrentiebeding zoals opgenomen in de arbeidsovereenkomst tussen partijen;
veroordeelt Uitzendmarkt tevens in de kosten van het geding, aan de zijde van [A] tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 223,00 aan griffierecht, € 101,82 aan explootkosten en € 400,00 voor salaris van de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
ontzegt het meer of anders gevorderde.
In reconventie
wijst af de vorderingen;
veroordeelt Uitzendmarkt in de kosten van de procedure aan de zijde van [A] tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 200,00 aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Oostdijk, kantonrechter, en op 8 maart 2016 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: TvdB