Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure
4042876/ VO VERZ 15-454 (wat betreft [C] ).
mr. R.L. Vucsán en mr. S.B. van Baalen.
Mr. Faber-Siermann heeft haar standpunt schriftelijk toegelicht en is niet ter zitting verschenen.
2.Beoordeling
Dat wrakingsverzoek is door de rechtbank op 27 januari 2016 ontvangen.
Ingevolge artikel 37, eerste lid, Rv wordt het verzoek gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
Kamerstukken II1999/00, 26 855, nr. 3, p. 66) staat dienaangaande dat een wrakingsverzoek kan worden ingediend in elke stand van het geding, dus ook nog na afloop van de behandeling. Het is namelijk zeer wel mogelijk dat dan pas feiten of omstandigheden blijken waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uit de toelichting volgt dat de mogelijkheid om na afloop van de behandeling een wrakingsverzoek in te dienen in beginsel niet geboden hoeft te worden indien terstond tijdens de zitting zich dergelijke feiten of omstandigheden voordoen.
3.De beslissing
mr. Faber-Siermann, aan [B] , aan [C] , aan mr. E.Tj. van Dalen, aan de Stichting Sprank en aan Werktheater Môi.