Op 9 maart 2016 heeft de Meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoeker die zich benadeeld voelde in een bestuursrechtelijke procedure tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zuidhorn, met zaaknummer LEE 15 / 4068. De verzoeker had mr. E.M. Visser gewraakt, omdat hij meende dat er fouten waren gemaakt in de procedure en dat zijn onpartijdigheid in het geding was.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de verzoeker geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die zouden wijzen op een vooringenomenheid van mr. Visser. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeerde dat de door verzoeker aangevoerde gronden niet voldoende waren om aan te nemen dat mr. Visser niet onpartijdig zou zijn.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat, gezien het misbruik van het wrakingsmiddel door verzoeker, een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling zal worden genomen. De rechtbank heeft de hoofdzaak voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en de betrokken partijen zijn onverwijld op de hoogte gesteld van deze uitspraak.