ECLI:NL:RBNNE:2016:1459

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 januari 2016
Publicatiedatum
1 april 2016
Zaaknummer
C18/164225/PR RK 16-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 28 januari 2016 uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoeker, die als gemachtigde van Atlantis Crew Management Ltd optreedt, heeft op 5 januari 2016 een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. P.G. Wijtsma, rechter in de afdeling bestuursrecht. Dit verzoek is ingediend naar aanleiding van een oproeping waarin melding werd gemaakt van de rechtsvragen die ter zitting behandeld zouden worden. Verzoeker was van mening dat deze melding de schijn van partijdigheid wekte en dat de rechter niet onpartijdig kon zijn.

De rechtbank heeft het verzoek tot wraking behandeld op 19 januari 2016, waarbij verzoeker niet aanwezig was. De rechter, mr. P.G. Wijtsma, heeft aangegeven niet in de wraking te berusten. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank stelt vast dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt verondersteld onpartijdig te zijn en dat het aan verzoeker is om bijzondere omstandigheden aan te tonen die deze veronderstelling kunnen weerleggen.

De rechtbank concludeert dat de voorafgaande melding van de rechter over de te behandelen kwesties geen ongebruikelijke gang van zaken is en niet impliceert dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. De rechtbank wijst het verzoek tot wraking af en bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak (zaaknummer LEE 15/4741) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
zaaknummer: C/18/164225 / PR RK 16-15

beslissing van de meervoudige kamer van 28 januari 2016

op het verzoek van
[naam] , te [woonplaats] , verzoeker
tot wraking van
mr. P.G. Wijtsma, rechter.

Procesverloop

Bij brief van 5 januari 2016 heeft verzoeker een verzoek ingediend tot wraking van
mr. P.G. Wijtsma, rechter in de afdeling bestuursrecht van deze rechtbank, in de procedure met zaaknummer LEE 15/4741, waarbij verzoeker als gemachtigde van partij Atlantis Crew Management Ltd is betrokken.
Bij brief van 14 januari 2016 heeft de rechter medegedeeld niet in de wraking te berusten.
Het verzoek is ter zitting van 19 januari 2016 door de wrakingskamer behandeld.
Verzoeker is, met kennisgeving, niet verschenen.
De rechter is verschenen.
De Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, andere partij in hoofdprocedure, is niet verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge art. 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 november 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BU5252) stelt de rechtbank voorop dat als maatstaf heeft te gelden dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt verondersteld onpartijdig te zijn en dat het aan verzoeker is om aannemelijk te maken dat zich bijzondere omstandigheden voordoen die een uitzondering op deze veronderstelling rechtvaardigen.
3. De procedure LEE 15/4741 betreft een verzoek, ingediend door verzoeker in zijn hoedanigheid van gemachtigde, tot het treffen van een voorlopige voorziening. Bij brief van 18 december 2015 heeft de rechtbank aan verzoeker medegedeeld dat het verzoek op 13 januari 2016 behandeld zal worden door de rechter in zijn hoedanigheid als voorzieningenrechter. Aan de standaardtekst van deze uitnodigingsbrief is de volgende alinea, met onderstreping, toegevoegd:
‘Ter zitting zal onder meer aan de orde worden gesteld welke stukken inmiddels aan Atlantis Crew Management Ltd (Atlantis) zijn verstrekt in het kader van bezwaar- en beroepsprocedures over de mededeling van het SVB aan werknemers van Atlantis dat de Nederlandse socialezekerheidswetgeving op hen van toepassing is vanaf het moment dat zij voor Atlantis werkzaamheden zijn gaan verrichten. In het bijzonder speelt de vraag of verklaringen en andere stukken in niet-geanonimiseerde vorm aan Atlantis zijn overgelegd in de zaak van de werknemer waarop die stukken betrekking hebben. Indien daarvan sprake is, is de vraag wat Atlantis in die situatie met haar verzoek om een voorlopige voorziening wil bereiken; welk belangen zijn met haar verzoek dan gediend?’
4. Verzoeker baseert zijn verzoek op het hierboven aangehaalde toegevoegde gedeelte, in het bijzonder op de laatste zin. Verzoeker stelt dat hij deze passage niet anders kan zien dan alsof het vonnis al klaar ligt. Uit de passage blijkt bovendien, aldus verzoeker, dat de rechter het verzoek op grond van de Wet Openbaarheid van Bestuur waarmee de procedure een aanvang heeft genomen, niet goed heeft gelezen.
5.1.
De rechtbank overweegt dat de rechter voorafgaand aan de behandeling ter zitting partijen heeft gemeld dat bepaalde kwesties in ieder geval aan de orde zullen komen. Anders dan verzoeker veronderstelt, is dit geen ongebruikelijke gang van zaken. Het doel is, blijkens de toelichting van mr. Wijtsma, om partijen de gelegenheid te geven zich goed voor te bereiden op de genoemde punten, opdat zij hun standpunten ter zitting zo goed mogelijk kunnen onderbouwen.
5.2.
Naar aanleiding van de opmerking van verzoeker dat door een dergelijke voorafgaande melding de indruk bestaat dat er bij de rechter onvoldoende inzicht aanwezig is in de aard van de zaak, overweegt de rechtbank dat partijen ter zitting uiteen kunnen zetten wat naar hun mening een juiste beoordeling van de zaak zou zijn.
5.3.
Het aankondigen van vragen die ter zitting aan de orde zullen worden gesteld impliceert dan ook niet dat de rechter niet onpartijdig of vooringenomen zou zijn. Ook in de onderhavige zaak kan dit niet afgeleid worden uit de hierboven aangehaalde alinea. Juist in een spoedprocedure is het van belang dat partijen hun standpunt zonder oponthoud adequaat kunnen toelichten. Dat dit door de rechter wordt bevorderd, kan niet aangemerkt worden als een blijk van vooringenomenheid.
6. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat niet aannemelijk is geworden dat er zich in de procedure LEE 15/4741 feiten of omstandigheden hebben voorgedaan waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou hebben kunnen geleden.

Beslissing

De rechtbank:
  • wijst het verzoek af;
  • bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak (met zaaknummer LEE 15/4741) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
  • beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker,
aan de rechter en aan de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank.
Aldus gegeven door mr. P.J. Duinkerken, voorzitter, mr. M. Griffioen en mr. R.L. Vucsán, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.A. Hulst als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.