ECLI:NL:RBNNE:2016:1407

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 maart 2016
Publicatiedatum
30 maart 2016
Zaaknummer
C/18/165211 / JE RK 16-136
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van ouderschap en gezag

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 10 maart 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van de minderjarige [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te Smallingerland. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat er zorgen zijn over de opvoedsituatie van de minderjarige. De ouders, [naam 1] (de moeder) en [naam 2] (de vader), hebben een problematische relatie gekenmerkt door huiselijk geweld en onveilige situaties voor de minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader, die geen gezag heeft, niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, maar als informant. De moeder heeft bezwaar gemaakt tegen de ondertoezichtstelling, stellende dat de situatie inmiddels is verbeterd en dat er geen zorgen meer zijn over de minderjarige.

De kinderrechter heeft echter geconcludeerd dat er nog steeds een ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige bestaat door de spanningen en conflicten tussen de ouders. Ondanks de verbeteringen in de communicatie tussen de ouders, is er een patroon van aantrekken en afstoten dat de stabiliteit van de opvoedsituatie in gevaar brengt. De kinderrechter heeft daarom besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen van Jeugdbescherming Noord voor de duur van twaalf maanden, met als doel de situatie te stabiliseren en de ouders te begeleiden in hun omgang met elkaar en met de minderjarige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaakgegevens : C/18/165211 / JE RK 16-136
datum uitspraak: 10 maart 2016

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad,

gevestigd te Groningen.
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te Smallingerland, hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam 1] , hierna te noemen de moeder,

wonende te De Wilp.
De kinderrechter merkt als informant aan:

[naam 2] , hierna te noemen de vader,

wonende te De Wilp.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 17 februari 2016, ingekomen bij de griffie op 18 februari 2016;
- een faxbrief van de raadsman van de man van 4 maart 2016, ingekomen bij de griffie op 4 maart 2016;
- een brief van de Raad van 22 februari 2016, ingekomen bij de griffie op 23 februari 2016;
- een faxbrief van mr. U. van Ophoven, namens mr. Kamp-Wiggers, van 24 februari 2016, ingekomen bij de griffie op 24 februari 2016.
Op 1 maart 2016 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. C. Kamp-Wiggers,
- de vader, bijgestaan door mr. P.T. Huisman,
- mevrouw [naam 3] , namens de Raad,
- mevrouw. [naam 4] , namens Jeugdbescherming Noord, hierna te noemen de GI,

De feiten

Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[de minderjarige] woont bij de moeder.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verzocht voor de duur van twaalf maanden.
Standpunt van de Raad
[de minderjarige] groeit op in een omgeving waarin veel zorgen zijn over de spanningen en de strijd in de communicatie tussen de ouders. De ouders bieden [de minderjarige] onvoldoende stabiliteit, bescherming en veiligheid.
Er is meerdere malen sprake geweest van huiselijk geweld (duwen, trekken, vastpakken) waar [de minderjarige] direct dan wel indirect mee wordt geconfronteerd. De vader en de moeder denken anders over hun relatie en zenden hierin ook verwarrende signalen naar elkaar. De ouders zoeken elkaar op, trekken elkaar aan, botsen vervolgens en stoten elkaar weer af. De ouders zijn onvoldoende in staat om consequent weerstand aan elkaar te bieden en afstand van elkaar te nemen. Hierdoor wordt [de minderjarige] steeds weer in een onveilige situatie gebracht en is er sprake van een terugkerend patroon van voor hem onveilige incidenten. Doordat ouders in een klein dorp wonen, zijn er veel derden betrokken in de strijd. Dit komt niet ten goede aan het contact tussen ouders.
Beide ouders kampen met persoonlijke problematiek waaraan zij individueel zullen moeten werken. Bij de moeder is ADHD vastgesteld, ze heeft moeite met het verwerken van prikkels en kan impulsief reageren. Door gebruik van medicatie is dit sterk verminderd.
De moeder heeft moeite met het aangeven van grenzen en heeft een laag gevoel van eigenwaarde. De vader heeft een IQ van 58. Hij is beïnvloedbaar en naïef en heeft moeite overzicht te houden.
Er is in principe een goed contact met de hulpverleningen. Vader heeft op dit moment nog verplichte begeleiding vanuit de reclassering. De moeder heeft begeleiding van maatschappelijk werk, maar wil daar mee stoppen. Dat maakt de situatie minder stabiel. Daarnaast is het de ouders ondanks de huidige hulpverlening niet gelukt om tot structurele verbeteringen ter komen. De ouders zijn onvoldoende in staat om samen de juiste keuzes te maken voor [de minderjarige] en het contact tussen hen zodanig vorm te geven dat er niet langer sprake is van conflicten en spanningen tussen hen.
De indruk bestaat dat de hulpverleners moeite hebben onpartijdig te blijven in de strijd tussen de ouders waardoor het organiseren van een zorgoverleg niet langer bijdraagt aan een oplossing van de problemen. Het is in vrijwillig kader dan ook niet langer mogelijk om goede afspraken te maken en de belangen van [de minderjarige] voorop te stellen, waardoor betrokkenheid van hulpverlening in een gedwongen kader thans noodzakelijk is om de ontwikkelingsbedreiging af te wenden.
Ter onderbouwing van en in aanvulling op het rapport van de Raad is ter zitting het volgende naar voren gebracht.
De zorgen die er zijn richten zich op de wijze waarop de ouders met elkaar omgaan en hun onderlinge relatie, die gekenmerkt wordt door veel strijd en fysiek en verbaal geweld. Zij laten een patroon zien van elkaar aantrekken en afstoten, waarbij moeder onvoldoende weerbaar lijkt te zijn en vader snel boos is en agressief kan worden. Er zijn overigens geen zorgen over [de minderjarige] zelf of over de opvoeding door moeder.
Er is al lange tijd hulp ingezet, maar dit heeft tot op heden onvoldoende opgeleverd. Het is belangrijk dat de ouders de bestaande patronen doorbreken en anders met elkaar leren omgaan in het belang van hun zoon. In dat kader acht de Raad het zorgelijk dat de vader ter zitting aangeeft niet mee te willen werken aan de hulpverlening. Daarnaast vraagt de Raad zich af wat er gebeurt wanneer de vader de volgende stap zal zetten in de omgang, terwijl ouders nog helemaal niet hebben nagedacht over hoe in de toekomst invulling moet worden gegeven aan de omgang. Een ondertoezichtstelling heeft wel degelijk toegevoegde waarde, waarbij de ouders deze maatregel niet moeten zien als een straf, maar als een kans om te proberen te voorkomen dat [de minderjarige] in een spanningsveld tussen de ouders terecht komt en in zijn ontwikkeling wordt bedreigd.
Vader is overigens op een later moment opnieuw getest, waaruit naar voren kwam dat hij een IQ heeft van 68.

Het standpunt van de belanghebbende

Standpunt van de moeder

De moeder is het niet eens met de verzochte ondertoezichtstelling. De grond voor een ondertoezichtstelling ontbreekt. De Raad baseert het verzoek op de wijze waarop de ouders met elkaar omgaan en dat dit niet in het belang van [de minderjarige] zou zijn. Zorgen over [de minderjarige] zelf en moeder als opvoerder zijn er niet. Echter nu de ouders momenteel goed met elkaar omgaan, de rust is weergekeerd en van spanningen en/of fysiek en verbaal geweld geen sprake meer is, ontbreekt een grond voor de ondertoezichtstelling. Kortom er is sprake van een achterhaalde situatie en een ondertoezichtstelling is dan ook overbodig. Verder kan er ook in het vrijwillig kader aan de door de Raad gestelde doelen worden gewerkt en daarbij komt dat dit al gebeurt. Zo is moeder onder behandeling bij Interpsy.
Voorts merkt moeder op dat de relatie tussen haar en vader weer redelijk is; zij denkt nog na over het voortzetten van de relatie. Verder vindt zij dat de omgang tussen vader en [de minderjarige] goed verloopt. Er is geen vaste regeling, maar het lukt ouders om dit in onderling overleg te regelen. Moeder heeft nog niet nagedacht over hoe de omgang er in de toekomst uit moet komen te zien. Er is op dit moment geen sprake meer van de situatie zoals die wordt geschetst in het rapport van de Raad. Moeder ontkent overigens dat [de minderjarige] ooit getuige is geweest van geweld tussen de ouders.

Het standpunt van de informant

Standpunt van de vader

Allereerst verzoekt vader te worden aangemerkt als belanghebbende. Vader stelt dat er sprake is van family life tussen hem en [de minderjarige] en dat hij derhalve op grond van artikel 8 van het EVRM dient te worden aangemerkt als belanghebbende. Tevens verwijst vader in dat kader naar een uitspraak van het Hof Leeuwarden waarin een enkel biologische ouder niet aan de kant kan worden gezet.
Vader staat niet achter de verzochte ondertoezichtstelling. Hij sluit zich in dat kader aan bij het standpunt van de moeder en neemt deze over. Een ondertoezichtstelling heeft geen meerwaarde. In aanvulling hierop stelt vader dat hij niet mee zal werken aan de hulpverlening.

De beoordeling

Belanghebbende of informant
De vader verzoekt hem aan te merken als belanghebbende. De kinderrechter is van oordeel dat hij als informant kan worden aangemerkt. De kinderrechter overweegt hiertoe het volgende.
Op grond van artikel 2.3 van het procesreglementen Familie- en Jeugdrecht rechtbank (pagina 105) gelden als belanghebbenden:
  • de ouder(s) met gezag belast;
  • de stiefouder, zolang deze met de verzorgende ouder samenleeft, en de minderjarige tot zijn gezin behoort;
  • de minderjarige van 12 jaar en ouder;
  • de minderjarige jonger dan 12 jaar die in staat kan worden geacht toe en redelijke waardering van zijn belangen in geval van toepassing van hoofdstuk 6 van de Jeugdwet (gesloten jeugdhulp);
  • de perspectief biedende pleegouder of de pleegouder die de minderjarige een jaar of langer verzorgt en opvoedt.
De vader is niet met het gezag belast, noch woont hij samen met de verzorgende ouder, zodat hij niet valt onder de hiervoor genoemde personen die als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt.
Voorts heeft de kinderechter hierbij in aanmerking genomen de uitspraak van de Hoge Raad van 12 september 2014 (ECLI:NL:HR:2014:2665. Hieruit volgt dat de maatregel van ondertoezichtstelling ingrijpt in de rechtsbetrekking tussen de met het gezag beklede ouder(s) en de minderjarige en aldus rechtstreeks betrekking heeft op de uit het ouderlijk gezag voortvloeiende rechten en verplichtingen. De rechten en verplichtingen van de niet met het gezag beklede ouder worden daardoor niet rechtstreeks geraakt in de zin van artikel 798 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Hiermee strookt dat, wanneer een ondertoezichtstelling eenmaal van kracht is geworden, slechts de met het gezag beklede ouder(s) en de minderjarige zelf (mits twaalf jaar of ouder) tegen de door de met het toezicht belaste stichting gegeven aanwijzingen kunnen opkomen en - naast de stichtging- om opheffing van de maatregel kunnen vragen en dus niet de niet met het gezag beklede ouder.
Omdat vader wel betrokken is op de minderjarige, acht de kinderrechter het belangrijk dat de informatie namens vader ter zitting wordt vernomen. Vandaar dat vader als informant is aangemerkt.
Inhoudelijke beoordeling
Voor wat betreft de verzochte ondertoezichtstelling van [de minderjarige] overweegt de kinderrechter het volgende. Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is naar voren gekomen dat [de minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De bedreiging bestaat uit de spanningen en het geweld tussen de ouders waar [de minderjarige] aan wordt blootgesteld. Ter zitting is overigens door ouders ontkend dat hiervan nog sprake is en daarnaast zou [de minderjarige] nooit getuige zijn (geweest) van geweld tussen de ouders. Voorts is ter zitting door ouders naar voren gebracht dat er inmiddels geen ruzies en spanningen meer tussen hen zijn en dat zij aan hun relatie werken.
Gelet op het voorgaande lijkt er op dit moment een situatie te bestaan waarin de ouders toenadering zoeken, overwegen hun relatie weer op te pakken en gezamenlijk optrekken tegen de Raad en de hulpverlening in het kader van de verzochte ondertoezichtstelling. Echter gezien het patroon in de afgelopen periode acht de kinderrechter het allerminst uitgesloten dat er ook weer een periode van afstoten komt, waardoor de afspraken slecht worden nagekomen. De kinderrechter neemt hierbij onder andere in aanmerking hetgeen in het kader van het onderzoek door de Raad naar voren is gebracht door mevrouw [naam 5], casemanager vanuit het Centrum voor Jeugd en Gezin, mevrouw [naam 6], reclasseringswerker van de vader en mevrouw [naam 7], maatschappelijk werkster vanuit Spinn. Zo geeft mevrouw [naam 5] aan dat het de ouders keer op keer niet lukt om zich aan de gemaakte afspraken te houden, zij elkaar op blijven zoeken en dan conflicten hebben waarbij fysiek en verbaal geweld wordt gebruikt. De laatste escalatie was op 9 december 2015. Verder zijn ouders ambivalent over hun relatie. Zij laten een patroon zien van elkaar aantrekken en afstoten.
Mevrouw [naam 6] geeft aan dat vader impulsief kan handelen, zaken onhandig aanpakt en dan agressief kan overkomen. Hoewel er volgens mevrouw [naam 6] rust lijkt te zijn gekomen, vraagt zij zich echter af hoe stabiel deze situatie is. Daarnaast is mevrouw [naam 6] gebleken dat de ouders zich niet houden aan afspraken die zijn gemaakt omtrent de omgangsregeling tussen vader en [de minderjarige] . Ook mevrouw [naam 6] geeft aan dat beide ouders ambivalent zijn omtrent hun relatie.
Ook mevrouw [naam 7] maakt zich zorgen over de relatie tussen de ouders. Mevrouw [naam 7] werkt samen met moeder aan onder andere haar weerbaarheid. Hoewel moeder steeds beter haar grenzen kan aangeven is zij er nog niet. Hoewel de relatie is verbroken, zijn ouders nog wel samen en blijven ze elkaar opzoeken. Ook mevrouw [naam 7] schetst een beeld van ouders die gekenmerkt wordt door aantrekken en afstoten.
In de komende periode moet gewerkt worden aan het maken van duidelijke afspraken over de manier van communiceren tussen de ouders. Zij moeten leren om met elkaar samen te werken. Daarnaast moet er duidelijkheid komen over de toekomst en over de relatie van de ouders, waarbij afspraken over de contactmomenten tussen vader en [de minderjarige] moeten worden betrokken. Het is in het belang van iedereen en met name van [de minderjarige] dat er een duidelijke en gestructureerde omgangsregeling wordt afgesproken, waarbij ook naar de toekomst wordt gekeken. Uiteindelijk moet er een bestendige situatie worden gecreëerd waarin [de minderjarige] wordt opgevoed door beschikbare opvoeders en geen getuige is van ruzies tussen de ouders. Daarnaast moet [de minderjarige] op kunnen groeien in een veilige en stimulerende opvoedingsomgeving, waar sprake is van voldoende affectie, responsiviteit en aandacht. [de minderjarige] moet kunnen bouwen op het contact met voor hem belangrijke volwassenen. Voorts dient er zicht te komen op de pedagogische vaardigheden van de vader.
De kinderrechter is van oordeel dat het gelet op het voorgaande en onder de huidige omstandigheden belangrijk is dat een gezinsvoogd de regie gaat voeren. Verder dient er aandacht te zijn voor de weerbaarheid van moeder, zodat zij voor zichzelf duidelijk krijgt wat zij wil en hoe zij dit kan uitvoeren. Tevens dient vader te worden begeleid bij het accepteren van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] . Vader kan dominant en dwingend overkomen waarbij nuances verdwijnen. Hij zal responsiviteit en sensitiviteit dienen te tonen naar moeder.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
De kinderrechter zal daarom [de minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [de minderjarige] onder toezicht van Jeugdbescherming Noord, Groningen met ingang van
1 maart 2016 tot 1 maart 2017;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.R. Bosker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van J. Omta-Marinus als griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2016.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden