ECLI:NL:RBNNE:2016:1363

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 maart 2016
Publicatiedatum
30 maart 2016
Zaaknummer
LEE 14/5053
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering onverschuldigde WAO-uitkering na niet gemelde arbeid in sauna

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 29 maart 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een WAO-uitkering ontving, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder). Eiseres heeft verzuimd om te melden dat zij arbeid verrichtte in de sauna waarvan haar echtgenoot eigenaar is. Verweerder heeft daarop het aantal gewerkte uren van eiseres geschat en heeft besloten tot terugvordering van een onverschuldigde WAO-uitkering van € 55.367,28 over de periode van 1 april 2007 tot en met 31 maart 2012.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden door haar werkzaamheden niet te melden. Verweerder heeft op basis van de beschikbare informatie en getuigenverklaringen het aantal gewerkte uren geschat op gemiddeld 26,5 uur per week. Eiseres heeft tegen de besluiten van verweerder bezwaar gemaakt, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder op een redelijke wijze de inkomsten heeft geschat, gezien het ontbreken van controleerbare gegevens van eiseres.

De rechtbank heeft de beroepen van eiseres ongegrond verklaard en geoordeeld dat de besluiten van verweerder de rechterlijke toets kunnen doorstaan. Eiseres heeft geen bewijs geleverd dat de schatting van het aantal gewerkte uren onjuist is. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 14/5053 en LEE 15/645

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 maart 2016 in de zaken tussen

[naam eiseres] , te Drachten, eiseres
(gemachtigde: mr. U. van Ophoven),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: P.J. Langius).

Procesverloop

Bij besluit van 12 juni 2014 heeft verweerder aan eiseres medegedeeld dat haar uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) vanaf 1 april 2007 wordt uitbetaald naar de arbeidsongeschiktheidsklasse 55-65%. Daarnaast heeft verweerder aangegeven dat de over de periode van 1 april 2007 tot en met 31 maart 2012 onverschuldigde WAO-uitkering ten bedrage van € 55.367,28 van haar wordt teruggevorderd. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 2 juli 2014 heeft verweerder aan eiseres medegedeeld dat haar WAO-uitkering met ingang van 1 juli 2014 wordt omgezet in een voorschotbetaling. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 2 september 2014 heeft verweerder aan eiseres medegedeeld dat haar WAO-uitkering vanaf 1 april 2012 wordt verlaagd en dat deze wordt gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van 55-65%. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 22 oktober 2014 heeft verweerder bovenstaande bezwaren ongegrond verklaard.
Bij besluit van 21 november 2014 is over de periode van 1 april 2012 tot en met 30 juni 2014 € 26.478,57 teruggevorderd. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 15 januari 2015 is het bezwaar tegen het besluit van 21 november 2014 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de besluiten van 22 oktober 2014 en 15 januari 2015 beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2015. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting zijn getuigen gehoord. Het onderzoek ter zitting is geschorst teneinde nog twee getuigen te kunnen horen.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 30 november 2015. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De getuigen zijn gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft het verzoek van eiseres om behandeling achter gesloten deuren afgewezen. De rechtbank acht in de door eiseres aangevoerde argumenten onvoldoende redenen aanwezig om een uitzondering toe te laten op het beginsel dat een zitting openbaar is.
2. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2.1.
Bij besluit van 26 juli 2000 heeft verweerder eiseres met ingang van 8 augustus 2000 een WAO-uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 55-65%. Bij besluit van 25 januari 2006 heeft verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 26 mei 2005 vastgesteld op 80-100%.
2.2.
Bij besluit van 12 juni 2014 heeft verweerder aan eiseres medegedeeld dat de door haar verrichte arbeid bij [naam sauna] leidt tot herziening van de mate van arbeidsongeschiktheid. Hierbij heeft verweerder aangegeven dat eiseres ingedeeld blijft in de klasse van 80-100%, maar dat zij vanaf 1 april 2007 ingedeeld zou moeten zijn in de arbeidsongeschiktheidsklasse 55-65% en dat hierbij een uitkering van 42% hoort. Verweerder heeft aangegeven dat eiseres over de periode 1 april 2007 tot en met 31 maart 2012 een bedrag van € 55.367,28 aan onverschuldigd bruto WAO-uitkering heeft ontvangen en dat dit wordt teruggevorderd. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
2.3.
Bij besluit van 2 juli 2014 heeft verweerder aan eiseres medegedeeld dat haar WAO-uitkering met ingang van 1 juli 2014 wordt omgezet in een voorschotregeling. Hiertoe heeft verweerder overwogen dat de WAO-uitkering vanaf 1 april 2012 waarschijnlijk lager wordt.
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
2.4.
Bij besluit van 2 september 2014 heeft verweerder aan eiseres medegedeeld dat haar WAO-uitkering vanaf 1 april 2012 wordt verlaagd. Hiertoe heeft verweerder overwogen dat de uitkering is gebaseerd op een arbeidsongeschiktheidspercentage van 55-65%. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
2.5.
Bij besluit van 21 november 2014 heeft verweerder over de periode van 1 april 2012 tot en met 30 juni 2014 € 26.478,57 van eiseres teruggevorderd. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
3.1.
Bij besluit van 22 oktober 2014 heeft verweerder de bezwaren tegen de besluiten van 12 juni 2014, 2 juli 2014 en 2 september 2014 ongegrond verklaard. Verweerder heeft zich op het volgende standpunt gesteld.
Eiseres heeft de inlichtingenplicht geschonden door werkzaamheden in de sauna te verrichten zonder dit aan verweerder te melden. Omdat eiseres geen administratie van haar werkzaamheden heeft, is na onderzoek een schatting gemaakt van de omvang van haar werkzaamheden. Verweerder acht het redelijk de werkweek van eiseres te bepalen op gemiddeld 26,5 uur per week. Als loonwaarde is een uurloon van € 10,55 gekozen.
De enkele stelling dat het aantal gewerkte uren niet juist is geschat kan niet leiden tot aanpassing van de geschatte omvang van de werkzaamheden van eiseres nu eiseres dit onvoldoende heeft onderbouwd. Gelet hierop is verweerder van mening dat hij heeft kunnen besluiten tot uitbetaling van de uitkering naar een lagere klasse (55-65%) vanaf 1 april 2007, terugvordering van de teveel betaalde uitkering over de periode van 1 april 2007 tot en met 31 maart 2012 tot een bedrag van € 55.367,28, verstrekking van een uitkering op voorschotbasis per 2 juli 2014 en vaststelling van de uitkering naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 55-65% per 1 april 2012.
3.2.
Bij besluit van 15 januari 2015 heeft verweerder het bezwaar tegen het besluit van 21 november 2014 ongegrond verklaard. Hierbij heeft verweerder erop gewezen dat hij op grond van artikel 57 van de WAO verplicht is het bedrag van € 26.478,57 dat eiseres over de periode van 1 april 2012 tot en met 30 juni 2014 teveel aan uitkering heeft ontvangen, terug te vorderen. Volgens verweerder is er geen dringende reden aanwezig om geheel of gedeeltelijk van de terugvordering af te zien.
4. Ingevolge artikel 44, eerste lid, van de WAO wordt indien degene, die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, inkomen geniet doordat hij arbeid is gaan verrichten, die arbeid gedurende een aaneengesloten tijdvak van vijf jaar niet aangemerkt als arbeid als bedoeld in artikel 18, vijfde lid, en wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet ingetrokken of herzien, doch wordt de uitkering: a. niet uitbetaald indien het inkomen zodanig is, dat als die arbeid wel de in artikel 18, vijfde lid, bedoelde arbeid zou zijn, niet langer sprake zou zijn van een arbeidsongeschiktheid van ten minste 15%; of b. indien het bepaalde onder a niet van toepassing is, uitbetaald tot een bedrag ter grootte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, zoals deze zou zijn vastgesteld, indien die arbeid wel de in artikel 18, vijfde lid, bedoelde arbeid zou zijn. Na afloop van het in de aanhef genoemde tijdvak wordt de arbeid aangemerkt als arbeid als bedoeld in artikel 18, vijfde lid.
5. Ingevolge artikel 80, eerste lid, van de WAO, voor zover van belang, zijn degene, die de wachttijd, bedoeld in artikel 19 doormaakt, dan wel aanspraak maakt op of in het genot is van een arbeidsongeschiktheidsuitkering, diens wettelijke vertegenwoordiger alsmede de instelling aan welke ingevolge artikel 54 de arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt uitbetaald, verplicht aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, op zijn verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten of omstandigheden, waarvan het hun redelijkerwijs duidelijk is, dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op of de hoogte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering of het bedrag, dat daarvan wordt uitbetaald.
6. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiseres werkzaamheden heeft verricht bij [naam sauna] . Dat geldt evenzeer voor de aard van de door haar verrichte werkzaamheden. Zo heeft eiseres onder meer verklaard: “Ik loop door het bedrijf, bespreek lopende zaken met de manager, hoofd administratie van [naam sauna] , [naam manager] . Ik praat met de hoofden van de 7 verschillende afdelingen/disciplines en met het personeel. In dit bedrijf moet je er boven op zitten, ik controleer dan ook, corrigeer, stuur persoonlijk aan, maar ook via de e-mail. Ik hou een oogje in het zeil en noteer onregelmatigheden in een notitieboekje die ik bij me heb. Ook als ik zelf gebruik maak van de sauna noteer ik onregelmatigheden, dingen die me niet aanstaan”. Voorts heeft zij verklaard: “Vanaf juni 2005 leid ik de vergaderingen van het teamoverleg management. Bij het werkoverleg van de verschillende disciplines ben ik wel aanwezig maar deze worden geleid door de hoofden/managers van de verschillende disciplines. Mijn werkzaamheden bestaan uit het aansturen van de hoofden van de verschillende disciplines, mijn controles op het bedrijf, het leiden van de vergaderingen teamoverleg, corrigeren wat nodig is. Ik heb geen uitvoerende taken, dat doen de managers/hoofden.” Ook heeft eiseres verklaard: “Natuurlijk zijn mijn echtgenoot en ik thuis ook met het bedrijf bezig. We bespreken de dagelijkse gang van zaken. Het bedrijf laat je nu eenmaal niet los wanneer je thuis bent.”
Voorts is niet in geschil dat eiseres bij verweerder geen opgave van haar werkzaamheden heeft gedaan. Ook heeft eiseres geen administratie bijgehouden van de door haar verrichte werkzaamheden en de tijd die zij daaraan heeft besteed.
7. Op grond van vaste jurisprudentie (ECLI:NL:CRVB:2014:3913) geldt in het geval waarin achteraf de omvang van de inkomsten niet meer kan worden bepaald aan de hand van betrouwbare schriftelijke gegevens, dat verweerder de inkomsten op een redelijke wijze mag schatten. De betrokkene heeft dan de mogelijkheid om de juistheid van de op basis van deze schatting vastgestelde bedragen te weerleggen met ondubbelzinnige, concrete en verifieerbare inkomensgegevens.
Een redelijke verdeling van de bewijslast met betrekking tot de omvang van de feitelijk genoten inkomsten uit arbeid brengt in die situatie met zich mee dat het risico dat de relevante gegevens onbewezen blijven, bij de uitkeringsontvanger worden gelegd.
8. De rechtbank stelt vast dat eiseres de door verweerder toegekende loonwaarde van haar werkzaamheden niet bestrijdt. Enkel in geschil is het aantal uren dat eiseres wekelijks werkzaam was in de periode tussen 1 april 2007 en 1 juli 2014.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, gelet op het ontbreken van controleerbare en/of verifieerbare gegevens, het aantal uren dat eiseres arbeid heeft verricht mogen schatten. Verweerder heeft het aantal uren geschat op basis van de verklaringen van eiseres en de verklaringen die getuigen [namen getuigen] in het kader van het onderzoek door verweerder hebben afgelegd. Gelet op deze verklaringen en ook gelet op de verklaringen van eiseres en de getuigen [namen getuigen plus 1] ter zitting van de rechtbank acht de rechtbank het niet onredelijk dat verweerder het aantal door eiseres gewerkte uren op 26,5 uur per week heeft geschat. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de verschillende verklaringen, in samenhang bezien met de overige gedingstukken, blijkt dat eiseres zo goed als dagelijks gedurende een wisselend aantal uren bij de sauna aanwezig was en in feite de algehele leiding had. Gelet op haar positie in het bedrijf is de rechtbank van oordeel dat de enkele aanwezigheid van eiseres bij de sauna aangemerkt dient te worden als het verrichten van arbeid en dat aan die arbeid een loonwaarde kan worden toegekend. Dat geldt evenzeer voor de door eiseres als privé gekwalificeerde bezoeken aan de sauna op woensdag en in het weekend. Te meer nu uit de verklaringen van eiseres blijkt dat zij tijdens die privébezoeken notities maakte van onregelmatigheden die zij aantrof. Verweerder heeft bij de schatting van het aantal uren dat eiseres bij de sauna werkzaam is geweest ook kunnen betrekken dat eiseres blijkens haar verklaring thuis bezig was met het bedrijf en met haar echtgenoot “de dagelijkse gang van zaken” besprak. Dat, zoals eiseres ter zitting heeft verklaard, zij enkel met haar echtgenoot over het werk sprak zoals anderen dat ook doen na een dag werken, wordt, gelet op de positie van eiseres als leidinggevende en die van haar echtgenoot als eigenaar van het bedrijf, niet gevolgd.
10. Voor zover eiseres heeft gesteld dat verweerder het onderzoek naar haar werkzaamheden bij [naam sauna] niet zorgvuldig heeft verricht, overweegt de rechtbank als volgt.
10.1.
De rechtbank is uit het dossier niet gebleken dat, zoals door eiseres wordt verondersteld, verweerder selectief is geweest bij zijn keuze voor bepaalde getuigen. De rechtbank overweegt dat verweerder diverse personen heeft benaderd om als getuige te worden gehoord, maar dat niet iedereen wilde meewerken, hetgeen zich lijkt te verklaren door de positie van de gevraagde getuigen, te weten of zij nog werkzaam zijn voor de sauna of niet. [naam 1 getuige] , nog werkzaam bij de sauna, heeft ter zitting verklaard dat zij is gevraagd door verweerder om een verklaring af te leggen. Zij heeft aangegeven dat zij tegenover verweerder geen verklaring wilde afleggen, omdat zij niet betrokken wilde worden bij volgens haar een privézaak van eiseres met verweerder.
10.2.
Voorts overweegt de rechtbank dat, voor zover al zou moeten worden gezegd dat verweerder heeft gedraald met het nemen van beslissingen naar aanleiding van het onderzoek, dit voor rekening en risico van eiseres komt nu zij zelf geen opgave heeft gedaan van haar werkzaamheden.
10.3.
Met betrekking tot de door enkele ex-medewerkers van de sauna aan verweerder verstrekte notulen van onder meer teamoverleggen en managementvergaderingen is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet heeft onderbouwd dat het verstrekken van die notulen verboden was dan wel dat die notulen uit het archief van het bedrijf zijn ontvreemd. In ieder geval is de rechtbank niet gebleken dat de notulen door verweerder zijn verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht dat dit gebruik in het geval van eiseres als ontoelaatbaar moet worden geacht.
11. Gelet op het voorgaande kunnen de bestreden besluiten de rechterlijke toets doorstaan.
12. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.J.C. ten Hoopen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
29 maart 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.