3.2.Bij besluit van 15 januari 2015 heeft verweerder het bezwaar tegen het besluit van 21 november 2014 ongegrond verklaard. Hierbij heeft verweerder erop gewezen dat hij op grond van artikel 57 van de WAO verplicht is het bedrag van € 26.478,57 dat eiseres over de periode van 1 april 2012 tot en met 30 juni 2014 teveel aan uitkering heeft ontvangen, terug te vorderen. Volgens verweerder is er geen dringende reden aanwezig om geheel of gedeeltelijk van de terugvordering af te zien.
4. Ingevolge artikel 44, eerste lid, van de WAO wordt indien degene, die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, inkomen geniet doordat hij arbeid is gaan verrichten, die arbeid gedurende een aaneengesloten tijdvak van vijf jaar niet aangemerkt als arbeid als bedoeld in artikel 18, vijfde lid, en wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet ingetrokken of herzien, doch wordt de uitkering: a. niet uitbetaald indien het inkomen zodanig is, dat als die arbeid wel de in artikel 18, vijfde lid, bedoelde arbeid zou zijn, niet langer sprake zou zijn van een arbeidsongeschiktheid van ten minste 15%; of b. indien het bepaalde onder a niet van toepassing is, uitbetaald tot een bedrag ter grootte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, zoals deze zou zijn vastgesteld, indien die arbeid wel de in artikel 18, vijfde lid, bedoelde arbeid zou zijn. Na afloop van het in de aanhef genoemde tijdvak wordt de arbeid aangemerkt als arbeid als bedoeld in artikel 18, vijfde lid.
5. Ingevolge artikel 80, eerste lid, van de WAO, voor zover van belang, zijn degene, die de wachttijd, bedoeld in artikel 19 doormaakt, dan wel aanspraak maakt op of in het genot is van een arbeidsongeschiktheidsuitkering, diens wettelijke vertegenwoordiger alsmede de instelling aan welke ingevolge artikel 54 de arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt uitbetaald, verplicht aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, op zijn verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten of omstandigheden, waarvan het hun redelijkerwijs duidelijk is, dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op of de hoogte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering of het bedrag, dat daarvan wordt uitbetaald.
6. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiseres werkzaamheden heeft verricht bij [naam sauna] . Dat geldt evenzeer voor de aard van de door haar verrichte werkzaamheden. Zo heeft eiseres onder meer verklaard: “Ik loop door het bedrijf, bespreek lopende zaken met de manager, hoofd administratie van [naam sauna] , [naam manager] . Ik praat met de hoofden van de 7 verschillende afdelingen/disciplines en met het personeel. In dit bedrijf moet je er boven op zitten, ik controleer dan ook, corrigeer, stuur persoonlijk aan, maar ook via de e-mail. Ik hou een oogje in het zeil en noteer onregelmatigheden in een notitieboekje die ik bij me heb. Ook als ik zelf gebruik maak van de sauna noteer ik onregelmatigheden, dingen die me niet aanstaan”. Voorts heeft zij verklaard: “Vanaf juni 2005 leid ik de vergaderingen van het teamoverleg management. Bij het werkoverleg van de verschillende disciplines ben ik wel aanwezig maar deze worden geleid door de hoofden/managers van de verschillende disciplines. Mijn werkzaamheden bestaan uit het aansturen van de hoofden van de verschillende disciplines, mijn controles op het bedrijf, het leiden van de vergaderingen teamoverleg, corrigeren wat nodig is. Ik heb geen uitvoerende taken, dat doen de managers/hoofden.” Ook heeft eiseres verklaard: “Natuurlijk zijn mijn echtgenoot en ik thuis ook met het bedrijf bezig. We bespreken de dagelijkse gang van zaken. Het bedrijf laat je nu eenmaal niet los wanneer je thuis bent.”
Voorts is niet in geschil dat eiseres bij verweerder geen opgave van haar werkzaamheden heeft gedaan. Ook heeft eiseres geen administratie bijgehouden van de door haar verrichte werkzaamheden en de tijd die zij daaraan heeft besteed.
7. Op grond van vaste jurisprudentie (ECLI:NL:CRVB:2014:3913) geldt in het geval waarin achteraf de omvang van de inkomsten niet meer kan worden bepaald aan de hand van betrouwbare schriftelijke gegevens, dat verweerder de inkomsten op een redelijke wijze mag schatten. De betrokkene heeft dan de mogelijkheid om de juistheid van de op basis van deze schatting vastgestelde bedragen te weerleggen met ondubbelzinnige, concrete en verifieerbare inkomensgegevens. Een redelijke verdeling van de bewijslast met betrekking tot de omvang van de feitelijk genoten inkomsten uit arbeid brengt in die situatie met zich mee dat het risico dat de relevante gegevens onbewezen blijven, bij de uitkeringsontvanger worden gelegd.
8. De rechtbank stelt vast dat eiseres de door verweerder toegekende loonwaarde van haar werkzaamheden niet bestrijdt. Enkel in geschil is het aantal uren dat eiseres wekelijks werkzaam was in de periode tussen 1 april 2007 en 1 juli 2014.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, gelet op het ontbreken van controleerbare en/of verifieerbare gegevens, het aantal uren dat eiseres arbeid heeft verricht mogen schatten. Verweerder heeft het aantal uren geschat op basis van de verklaringen van eiseres en de verklaringen die getuigen [namen getuigen] in het kader van het onderzoek door verweerder hebben afgelegd. Gelet op deze verklaringen en ook gelet op de verklaringen van eiseres en de getuigen [namen getuigen plus 1] ter zitting van de rechtbank acht de rechtbank het niet onredelijk dat verweerder het aantal door eiseres gewerkte uren op 26,5 uur per week heeft geschat. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de verschillende verklaringen, in samenhang bezien met de overige gedingstukken, blijkt dat eiseres zo goed als dagelijks gedurende een wisselend aantal uren bij de sauna aanwezig was en in feite de algehele leiding had. Gelet op haar positie in het bedrijf is de rechtbank van oordeel dat de enkele aanwezigheid van eiseres bij de sauna aangemerkt dient te worden als het verrichten van arbeid en dat aan die arbeid een loonwaarde kan worden toegekend. Dat geldt evenzeer voor de door eiseres als privé gekwalificeerde bezoeken aan de sauna op woensdag en in het weekend. Te meer nu uit de verklaringen van eiseres blijkt dat zij tijdens die privébezoeken notities maakte van onregelmatigheden die zij aantrof. Verweerder heeft bij de schatting van het aantal uren dat eiseres bij de sauna werkzaam is geweest ook kunnen betrekken dat eiseres blijkens haar verklaring thuis bezig was met het bedrijf en met haar echtgenoot “de dagelijkse gang van zaken” besprak. Dat, zoals eiseres ter zitting heeft verklaard, zij enkel met haar echtgenoot over het werk sprak zoals anderen dat ook doen na een dag werken, wordt, gelet op de positie van eiseres als leidinggevende en die van haar echtgenoot als eigenaar van het bedrijf, niet gevolgd.
10. Voor zover eiseres heeft gesteld dat verweerder het onderzoek naar haar werkzaamheden bij [naam sauna] niet zorgvuldig heeft verricht, overweegt de rechtbank als volgt.